Het Boek. Jaargang 12
(1923)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 355]
| |
Varia.F.J.H. Jenkinson.
| |
[pagina 356]
| |
Van zijn uitgebreide kennis is een groot deel met hem ten grave gegaan. Wel heeft hij er mild van uitgedeeld en vele bekende bibliografen, Proctor, Copinger, Sayle, Gaselee, heeft hij geholpen bij hun studiën; het werk van Bradshaw, zijn groote voorganger, heeft hij verzameld en uitgegeven. Maar zelf heeft hij slechts weinig geschreven. ‘I never wanted to write, I always wanted to know’, deze karakteristieke uitspraak vermeldt een opstel over hem in The Times (Sept. 22, 1923)Ga naar voetnoot1). Uit datzelfde goede artikel ben ik te weten gekomen, dat hij, behalve een bibliograaf van de bovenste plank, ook een verdienstelijk classicus en archaeoloog en een enthousiast entomoloog was, verder heel muzikaal, ‘a keen gardener, and in politics perhaps the most vehement patrician in the University’. Van al die gaven ben ik onkundig geweest, toen ik hem sprak; maar dat deze boeiende persoonlijkheid meer dan één zijde had, heb ik dadelijk gevoeld. Menschen zonder verrassingen, waar men onmiddellijk door, achter en in kijkt, ontmoet men dagelijks bij tientallen; de geestelijke élite is minder doorzichtig. Van zijn groote vriendelijkheid heb ik tot het eind van zijn leven de bewijzen mogen ondervinden. Het Library Syndicate te Cambridge heeft, dank zij zijn voorspraak, in September een 24 tal post-incunabelen voor mijn gebruik aan de Koninklijke Bibliotheek geleend. Een zeldzaam voorbeeld van liberaliteit voor wie weet, dat Engelsche bibliotheken slechts bij hooge uitzondering boeken buiten 't gebouw uitleenen. In zijn laatste brief, geschreven vóór hij terwille van een operatie naar 't ziekenhuis ging, verzocht hij me de lijst van de boeken zoo spoedig mogelijk te sturen; hijzelf wilde graag de zending in orde maken vóór zijn vertrek. Toen de boeken einde September in Cambridge terug kwamen, was Mr. Jenkinson al niet meer in leven. Een prachtig portret van Sargent, eigendom van de University Library, in 1915 geschilderd bij zijn 25 jarige ambtsvervulling, geeft zijn voorname persoonlijkheid ten volle weer. Ik blijf hem mij liefst herinneren, zooals ik hem in de bibliotheekzaal zag, de laatste morgen van mijn verblijf in Cambridge, een hooge, zwak-uitziende figuur, met jonge oogen in een levendig gezicht. We hadden al afscheid genomen, maar, ineens, daar stond hij weer, heel enthousiast, met een kostbare Nederlandsche incunabel, die ik vóór mijn vertrek toch vooral moest zien. Een oogenblik bleef hij nog bij me praten, toen, met zijn aardige, fijne glimlach: ‘Now I don't take leave again; we have said good-bye already, you can't do that twice’. Zoo ging hij weg. Ik beschouw het als een groot voorrecht, dat het lot me met deze aantrekkelijke figuur in aanraking heeft gebracht.
's-Gravenhage, Oct. '23. M.E. Kronenberg. | |
De bibliotheek van paus pius vii.De heer M.T. Darzi zendt ons een overdruk uit het tijdschrift La Romagna, waarin hij eene interessante mededeeling doet over ‘La Piana’. Hiermee wordt aangeduid de bibliotheek van paus Pius VII, uit het geslacht Chiaramonti van Cesena, eene stad in de Romagna niet ver van Rimini. Ondanks de lotwisselingen van zoovele schatten van kunst en wetenschap in den Napoleontischen tijd en daarna, is deze rijke collectie in de geboortestad zelve van den kunstzinnigen paus bewaard, en daar geplaatst als afzonderlijk geheel in een eigen vertrek van de bekende groote bibliotheek Malatesta. De heer Darzi beschrijft met ware liefde het mooie renaissance-gebouw, en vermeldt met ergernis de smakelooze veranderingen die dit heerlijke bouwwerk heeft ondergaan. Toch wint bij hem de waardeering | |
[pagina 357]
| |
voor wat behouden is, het van de ergernis. Hij schildert ons het geheel zooals het zou zijn als het weer in zijn vroegeren glans hersteld was, waarop hij ook het uitzicht opent. Hij deelt daarna heel wat mede over den inhoud van de bibliotheek, die een schat van boeken, ook incunabelen, en handschriften bevat. Wij zullen geene poging doen om uit zijne mededeelingen weer eene beperkte keus te geven. Maar wat is Italië toch rijk aan schatten van wetenschap en kunst. Zelfs in een klein stadje als Cesena vinden we hier als een betrekkelijk onbeduidend aanhangsel aan de beroemde bibliotheek, die in de reisboeken met enkele woorden vermeld staat, een schat van boeken en manuscripten die eene verzameling hier tot eene van eersten rang zou maken.
B. | |
Een ongelukkige catalogusfout en de nawerking daarvan.Onlangs verzocht de Conservator van het herbarium De Candolle mij inlichting en nadere beschrijving van een eenig exemplaar van een overigens onvindbaar belangrijk boek, dat zich volgens den Catalogus der Stedelijke Bibliotheek van Amsterdam hier moest bevinden. Het betrof de eerste uitgaaf van: Jac. Dalechamp, Historia generalis plantarum, Lyon 1554. 8o. Bij nazoeken bleek, dat onze Bibliotheek deze uitgaaf niet heeft, maar wel de groote, rijk geïllustreerde folio-uitgaaf van 1587-1586, die echter niet zoo buitengewoon zeldzaam is. Ik moest dus den vrager tot mijn spijt te leur stellen, maar wilde nu toch weten, of het hier een ernstig verlies van onze bibliotheek betrof, of een onjuiste of verkeerd begrepen beschrijving. De beide folio-deelen behooren tot het oudste bezit van de Stads-bibliotheek. Reeds in den eersten catalogus: ‘Catalogus Bibliothecae Amstelredamensis van 1612, indertijd door de zorg van Rogge herdrukt, vinden we aangegeven, dat in plut. Q als no. 23 en 24 stond: Jacobi Dalechampii Herbarius, I. Plantarum historia generalis duobus voll. Een jaartal is niet vermeld, maar het is natuurlijk de folio-uitgaaf geweest, die zoo beschreven werd. De beide banden zelf trouwens zijn ook uit dien tijd; het zijn de destijds gewone zware banden, leder op hout met geciseleerde hoeken en koperen sloten (de laatste niet meer aanwezig), en daar op met goudstempel: Herbarii Dalenchampi pars I (resp. pars II) Anno 1603. We behoeven niet al de latere catalogen te raadplegen; die van Cras van 1796 geeft nog evenzoo aan - maar nu met jaartal: Dalechampi (Jac.) Herbarius, sive Historia Generalis Plantarum. Lugd. 1587. 2 vol. In den catalogus van Tiele van 1856 is echter eene fout ingeslopen. We lezen: ‘(Jac. Dalechamp), Historia generalis plantarum, in libros XVIII digesta (cur. J. des Moulins). Lugd. Guil. Rovillius 1556-57. 2 vol. fol. Cum fig.’ Een eenvoudige jaartalfout, zooals men ziet, die bij de correctie niet is opgemerkt. De beschrijving zelve zou den deskundigen Conservator van het herbarium De Candolle geen oogenblik misleid hebben. Hij zou dadelijk hebben begrepen dat dit boek in 2 folio-deelen niet kon zijn de octavo-uitgaaf van 1554, maar dat het geen andere uitgaaf kan zijn dan die in twee folio-deelen van 1587 en 1586? Maar het geval wilde, dat de bibliotheek kort daarna nog een uitgaaf van het boek verkreeg. De bibliothecaris Lodeesen die bij het maken van een supplement op den catalogus van Tiele in 1861 deze nieuwe aanwinst, Lyon 1653, beschreef, sloeg er Pritzel's Thesaurus literaturae botanicae bij na, en vond daar dat de eerste uitgaaf van 1554 onvindbaar was, en daar hij tegelijk Tiele's beschrijving van een uitgaaf van 1556-1557 onder de oogen had, concludeerde hij wat al te gemakkelijk, dat zijne bibliotheek degelukkige bezitster was van dieonvindbare uitgaaf, en schreef deze noot: ‘Het origineel verscheen het eerst te Lyon, bij Gu. Rovillius in 1556-1557. Immers deze eerste uitgaaf die zelfs Pritzel niet heeft kunnen vinden, | |
[pagina 358]
| |
is in het bezit der Stadsbibliotheek (vermeld Catalogus afd. Natuurk. V, C. no. 15). In de latere uitgaaf van Pritzel werd deze noot overgenomen, en zoo zal nu voortaan ieder die historisch-bibliographische onderzoekingen doet op botanisch gebied, dit unicum zoeken in de Amsterdamsche bibliotheek, en bij vruchtelooze navraag den indru k krijgen dat dezeschat hier door gebrek aan zorg is zoekgeraakt. Een noodlottig gevolg van een jaartalfout, maar vooral van de onnauwkeurige werkwijze van Lodeesen, die de moeite niet heeft genomen dat uiterst merkwaardige boek, dat hij in zijne bibliotheek meende te ontdekken, eens even open te slaan, eer hij zijn nootje liet drukken. B. |
|