Het Boek. Jaargang 13
(1924)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 63]
| |
Nog een Nederlandsche houtsnede van ± 1500 in een Hollandsche collectieTer aanvulling van de artikelen-reeks door P. Bonaventura Kruitwagen over Nederlandsche houtsneden van de XVe en XVIe eeuw zij hier nog een prentje gepubliceerd, (Afb. 1) dat in mijne uitgave bij Heitz niet meer kon opgenomen worden, daar ik het eerst later gevonden heb. Het wordt bewaard in het Bisschoppelijk Museum te Haarlem, en wel in portefeuille No. 3, waar het met twee andere prenten, waarmede het in geheel geen verband staat, op één vel is opgezet. Daar deze kleine houtsnede, zoo als zoo vele van dergelijke volksprentjes, met de hand op ruwe wijs gekleurd is, komen de lijnen niet zoo duidelijk en scherp uit, als dat bij een ongekleurd exemplaar het geval zou zijn; op vele plaatsen komt namelijk de kleur boven de omtreklijnen uit, waardoor deze vervaagd worden, hetwelk op de reproductie hinderlijker is dan op het origineele blaadje. Het is een voorstelling van den op zijn kruis zittenden, een oogenblik uitrustenden Christus; hij heeft de beenen lang uitgestrekt, zijn handen zijn nog door koorden samengebonden, die tusschen de beenen neerhangen (wat op de reproductie slechts met behulp van een vergrootglas kan waargenomen worden). Op het hoofd draagt hij de doornenkroon; naast hem op den grond liggen de drie groote spijkers en de hamer, waarmede hij straks zal gekruisigd worden; alles is gereed; zelfs de titulus INRI is reeds aan het hout gehecht. Boven Christus slingert hier een spreukband met het volgend slecht gesneden en gespelde rijmpje: O mēsche aēmerct myn swaer lyden
Wildt in die vrede [de] doot v̄bhdeGa naar voetnoot1)
Het prentje is ingelijst door een dubbelen rand van twee lijntjes; de afmetingen van den buitenrand zijn 87 × 62 mm. Om dezen gesneden rand loopt nog een breede verschillend gekleurde | |
[pagina 64]
| |
rand, de binnenste rood, de buitenste zwart; aan deze gekleurde randen beantwoorden dus geen lijnen van de houtsnede. De overige kleuren zijn groen (de grond, het kruis en de doornenkroon), geel (de plekjes grond, waar de hamer en de spijkers liggen), rood (de spreukband en de bloedvlekken), lichtbruin (het lichaam en het haar), vleeschkleur (de handen) en heel zwak geel het doek om de heupen. Als kunstwerk staat het prentje op geen hoog peil; het is ruw werk, al heeft de houtsnijder in het gezicht van Christus de uitdrukking van met geduld gedragen lijden weten te leggen. Zonder twijfel hebben wij hier met een Nederlandsch voortbrengsel van ± 1500 te doen; en zoover aan dergelijk zwak en misschien tweedehandsch werk de juiste plaats in verband met andere gewrochten kan toegewezen worden, lijkt mij de houtsnede nog het meest verwant te zijn met den zijn kruis dragenden Christus in Haarlem, door mij als No. 5 gepubliceerd, of het daarmede in een nauw verband staande prentje met de analoge voorstelling in LondenGa naar voetnoot1). Ook op deze beide houtsneden is de voorstelling door een overeenkomstig rijmpje op een spreukband verduidelijkt. Uit een en dezelfde reeks zijn echter het hier gereproduceerde prentje en de twee andere houtsneden waarschijnlijk niet; in ieder geval zijn de afmetingen verschillend, bij ons prentje 87 × 62, bij het Haarlemsch 90 × 72 en bij het Londonsche 107 × 75. Mogelijk zijn de op zijn kruis zittende en de zijn kruis dragende Christus de schamele resten van twee of drie verschillende reeksen van passie-voorstellingen, waarvan de eene naar de andere gecopieerd was. Met den door mij als No. 7 gepubliceerden, op het kruis zittenden Christus, in het Amsterdamsche prentenkabinet, (afb. 2), die met Conway's tweeden Leidschen houtsnijder en den Leidschen drukker Hugo Jansz. van Woerden in verband staat, heeft ons prentje slechts de voorstelling gemeen; van een afhankelijkheid of stijlverwantschap is hier niets te bespeuren; de uitbeelding zelf is nog al afwijkend. Op het Amsterdamsche prentje heeft Christus de knieën gebogen (de beenen niet lang uitgestrekt), de handen zijn voor de borst samengebonden en de figuur zelf zit rechtop, niet voorovergebogen, waardoor ze aan expressie wel iets inboet. Er bestaat nog een andere Nederlandsche houtsnede met den op zijn kruis zittenden Christus in de Bibliothèque Nationale te | |
[pagina *7]
| |
I. Zie bladz. 63
![]() II. Zie bladz. 64
| |
[pagina 65]
| |
Parijs, en wel in dezelfde richting als ons prentje, niet in spiegelbeeld, (Courboin 652, afbeelding Bouchot, pl. 164; afmetingen 79 × 52); en hierop komt eveneens een spreukband voor, echter met een ander rijmpje, dat op de reproductie slechts gedeeltelijk te ontcijferen is: Denck op mȳ bitter tode
So suldy....
De voorstelling zelf is in details weer afwijkend; Christus houdt op de Parijsche houtsnede geesel en roede in de handen. Het prentje is veel minder van kwaliteit dan ons houtsneedje. Bouchot decreteert: Gent 1480, en dateert het daarmede ongeveer 20 jaar te vroeg; hoe hij tot de localiseering Gent komt, verzwijgt hij helaas. Het prentje is (of was) ingeplakt in een klein handschrift in het Nederlandsch. De voorstelling van den op of bij zijn kruis zittenden Christus, zonder andere personen, komt niet vaak voor; meestal zijn nog de beulen afgebeeld, waarvan één bezig is, gaten in het kruis te boren, een krijgsknecht, die Christus een beker met edik aanbiedt en eenige toeschouwers, zooals op de houtsnede uit de zoogenaamde Passie van Delbecq-Schreiber (afb. bij Schreiber, Die Niederländsche Holzschnitt-Passion Delbecq-Schreiber. Strassburg 1908, Pl. 15).
M.D. Henkel |