Het Boek. Jaargang 14
(1925)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 129]
| |
Een uitgave van Jan van den Dale, De Ure van der doot, van c. 1516Met groote zekerheid vermelden onze literatuurgeschiedenissen, dat de eerste uitgave van Jan van den Dale, De ure van der doot in 1543 te Leuven is verschenenGa naar voetnoot1). Zelfs Te Winkel, wiens bibliografische gegevens bijna altijd oorspronkelijk en hoogst betrouwbaar zijn, heeft in dit geval te veel op de overlevering vertrouwd. Toch was 't bestaan van een vroegere uitgave reeds lang bekend. Al jaren geleden had de Bibliotheca Belgica gewezen op een oudere editie, zonder jaartal ‘qui aura probablement été imprimée à Bruxelles par Th. vander Noot, au commencement du XVIe siècle’Ga naar voetnoot2) en die beschreven is door HainGa naar voetnoot3) onder no. *15850. Wel is het merkwaardig, dat de Bibliotheca Belgica in haar 2e serieGa naar voetnoot4), bij een recapitulatie van de uitgaven, deze vroegste editie geheel verzwijgt en die van 1543 als eerste vermeldt. Ondertusschen was R. FonckeGa naar voetnoot5) langs andere weg, zonder klaarblijkelijk iets van Hain *15850 te weten, tot de conclusie gekomen, dat de uitgave van 1543 niet de eerste kon zijn. Want reeds in 1532 vond hij 't boek vermeld in een inventaris te Mechelen en leidde daaruit af, dat 't verschijningsjaar ongetwijfeld op zijn minst tot c. 1530 moest teruggeschoven worden. Het wekt eenige verbazing, dat de samenstellers van de Bibliotheca Belgica zich rustig hebben neergelegd bij 't vermelden van | |
[pagina 130]
| |
I. Titelblad van Jan van den Dale, De ure van der doot. (Brussel, Thom. van der Noot, c. 1516).
| |
[pagina 131]
| |
Hain *15850 en klaarblijkelijk geen pogingen in 't werk hebben gesteld, een exemplaar van deze editio princeps te bemachtigen. Heel veel moeite zou hun dat niet gekost hebben. Bekend is, dat Hain zijn Repertorium hoofdzakelijk in München heeft samengesteld en zoo is er altijd groote kans, dat de beschrijvingen, door hem van een sterretje voorzien - en dus van hemzelf afkomstig -, naar boeken van de Münchensche bibliotheek zijn gemaaktGa naar voetnoot1). Bij navraag bleek me, dat dit ook deze keer het geval was. ![]() II. Jan van den Dale, De ure van der doot. (Brussel, Thom. van der Noot, c. 1516). Houtsnee op bl. 2a en op 27b.
De Bayerische Staatsbibliothek in München is zoo welwillend geweest het boek voor mijn gebruik aan de Kon. Bibliotheek alhier te leenen, waar ik er een beschrijving van heb gemaakt, die in het vervolgdeel van de Nederlandsche Bibliographie van 1500-1540 zal worden opgenomen. De veronderstelling van de Bibliotheca | |
[pagina 132]
| |
Belgica bleek juist te zijn. Het is zonder twijfel een druk van de bekende Thomas van der Noot te Brussel, die van c. 1508-c. 1518 veel belangrijk en aardig Nederlandsch werk gedrukt heeft. Zijn groote drukkersmerk met de geharnaste ridder, die uit 't water oprijst - Van der Noot woonde ‘in den zeeriddere’ -, staat aan 't slot. Het boekje is in 4o, heeft 32 bladen met de katernindeeling a6b4c6d4e6f6, is met de gewone gothische lettertype van Van der Noot gedrukt en heeft eenige genoeglijke houtsneden. Twee ervan en het titelblad worden hiernevens gereproduceerd. Het boekje is niet gedateerd, maar de staat, waarin twee van de houtsneden zich bevinden, stelde me in staat het jaar van uitgave te bepalen. Het drukkersmerk aan 't slot is minder gaaf dan in een uitgave van Maart 1514, door Nijhoff gereproduceerdGa naar voetnoot1); de spreuk is er uit verwijderd en in de bovenrand is, misschien daardoor, een tweede breuk ontstaan. Dus na Maart 1514 gedrukt. Daarentegen is de houtsnee op blad 1 verso, het keizerlijk wapen, hier gaver dan op de reproductie bij NijhoffGa naar voetnoot2), gemaakt naar een boek van Nov. 1517. Dus vóór Nov. 1517 gedrukt. Zoo kom ik met vrij groote zekerheid tot c. 1516. In het Repertorium van Hain, die uitsluitend incunabelen beschrijft, hoort het bijgevolg niet thuis, gelijk ook Burger al heeft opgemerktGa naar voetnoot3). Het Münchensche exemplaar, tot nu toe het eenige, dat ik ken, vertoont nog een eigenaardigheid. Tusschen katernen a en b is hier een katern a van 4 bladen gebonden, die in een ander werk thuis hoort. Zelfde lettertype echter, en ook een strophisch Nederlandsch gedicht met de aanvangsregel: ‘God die Iedions vlies bedaude’. Na eenig zoeken is me gebleken, dat dit een fragment is van het gedicht zonder titel met een beschrijving der feesten ter eere van het Gulden Vlies, in Oct. 1516 te Brussel gevierd. Een compleet exemplaar van dit vers, 8 bladen groot, op 15 Nov. 1516 door Thomas van der Noot in Brussel gedrukt, bezit de Gentsche Universiteits-bibliotheek. Het is afkomstig uit de collectie MeulmanGa naar voetnoot4). Vergelijking van het Gentsche exemplaar met het Mün- | |
[pagina 133]
| |
chensche fragment heeft me geleerd, dat beide volkomen overeenstemmen in lettertype en bladindeeling, maar kleine verschillen in zetsel vertoonenGa naar voetnoot1). Ze zijn dus zonder twijfel van dezelfde drukker, maar behooren tot een verschillende oplaag. Toch zal ook het Münchensche exemplaar zeker in dezelfde tijd, dus einde 1516 of begin 1517 gedrukt zijn. Hain, die niet opgemerkt heeft, dat deze tweede katern a tot een ander werk behoorde, heeft het stuk voor een onderdeel van De ure van der doot aangezien en het kalmweg in zijn beschrijving gelascht. Vandaar dat hij tot een totaal van 36 in plaats van 32 bladen is gekomen. Het is natuurlijk de vraag, of dit fragment van de aanvang af samen is gebonden met De ure van der doot. De band, een tamelijk recente groen-zwarte kartonnen omslag, geeft daarover geen uitsluitsel. Maar zijn ze inderdaad van den beginne af aan bij ongeluk samen ingenaaid, dan ligt hierin nog een bevestiging van mijn dateering van De ure van der doot op c. 1516. Nu de eerste uitgave al zoo vroeg blijkt gedrukt te zijn, lijkt het mij hoogst waarschijnlijk, zoo niet zeker, dat Jan van den Dale, de Brusselsche rederijker, eerst De ure van der doot en daarna De Stove heeft geschreven. De ure van der doot liet hij in zijn eigen stad drukken; toen het tweede gedicht zou verschijnen, in 1528, was er in Brussel geen enkele drukkerij meer aan 't werk en heeft hij de bekende Antwerpsche drukker Willem Vorsterman in de arm genomen. Ik heb deze eerste uitgave van De ure van der doot slechts hier en daar vergeleken met latere en ben tot de ontdekking gekomen, dat er op vele plaatsen tekstverschilletjes zijn. Tot slot geef ik de eerste strophe, zooals ze in de oudste editie voorkomt: Vreeselijck verscrict / vol swaers ghescreys
Onuersien / soubijt / wreet eenlijck ghepeys.
Afgriselijck / horrible / straf / onghier
In droome / int schoonste des daechs voer sceys
Met gheruster hertten / den lesten dach des meys
Snel / als den blixem / claer sciet het vier
Lest quam mi so grouwelijck seer putertier
Dat mi qualijck mocht dencken van ghelijcken
| |
[pagina 134]
| |
In mijn studoor / en waende wat rusten scier
Om scerpen de sinnekens doer een vremt bestier
Dat ick waende gaen rethorijcken
Maer so den bloemkens haest haer cracht beswijcken
Doer stercken vorst besweeck mi memorie.
Der werelt bliscap es een cortte glorie.
's-Gravenhage, Jan. 1925. M.E. Kronenberg. ![]() III. Jan van den Dale, De ure van der doot. (Brussel, Thom. van der Noot, c. 1516). Houtsnee op bl. 6a.
|
|