vanden Penninghen daer in begrepen’. Ten gevolge daarvan hebben we ook van hem eene reeks uitgaven van drie bijeen behoorende boekjes, eveneens door Moes beschreven in de Amsterdamsche Boekdrukkers (dl. II). Het zijn: de Placcart, de Beeldenaer ofte Figuerboeck, en het Manuael ofte handt-boeck. Alle beschreven drukken zijn in quarto; het was dus eene verrassing, toen mij later, nu reeds eenige jaren geleden, een Beeldenaer in handen kwam van geheel ander formaat, een klein sedecimotje, 8 bij 10.5 centimeter. Het is een echt zakboekje in perkamentomslag met overslaande klep; de omvang wordt daardoor 8.5 bij 11.5 cm.
Vergelijking met de quarto-uitgaven toont een volkomen overeenstemming. Van een vijfhonderdtal munten is zoowel voorzijde als keerzijde in houtsnee afgebeeld; daarbij slechts in enkele regels de opgaaf van naam en waarde. Maar terwijl het quartoboek deze afbeeldingen geeft op een vijftigtal bladzijden, waarvan elke minstens zes, somtijds zelfs zeventien munten vertoont, heeft het kleine boekje dezelfde afbeeldingen op 212 bladzijden; één groot muntstuk eischt vaak een geheele bladzijde; van de kleinere kan de bladzijde er hoogstens vier bevatten. Zijn ook de Placcart en het Manuael in dit kleine formaat verschenen? Dit blijkt niet. Wel eindigt de Beeldenaer met dezelfde meedeeling die in de groote uitgaaf staat, dat namelijk de ‘Figuren hen refereren tot den Placcarte’, waarom ieder vermaand wordt ‘ghesamentlijck d'eene metten anderen te hebben’, maar misschien was toch alleen van den Beeldenaer een exemplaar voor dagelijksch gebruik in den zak noodig. In dit oude perkamentomslagje heeft stellig nooit meer gezeten dan er nu in zit.
Voor een inzicht in de werkzaamheid van een uitgever als Cornelis Claesz, is het zeker noodig ook
op deze muntboekjes te letten. Het is heel natuurlijk, dat daarvoor een uitsluitend privilegie gegeven werd aan één solieden uitgever, van wien dan ook kon geeischt worden dat hij goede houtsneden had, en de reeks volledig gaf. Vergelijken we de houtsneden met die van de oudere boekjes van Jan Ewoutsz, dan zien we, dat wel degelijk diens voorraad in handen van Cornelis Claesz. is overgegaan, en hieruit laat het zich misschien weer verklaren dat hem voor den druk van zulke boekjes al privilegie gegeven werd, voordat de nieuwe Placcart was uitgevaardigd. Was er geen nieuwe regeling gekomen, dan mogen we aannemen, dat Cornelis Claesz. de oude boekjes opnieuw in herdruk zou hebben gegeven.
C.P. Burger Jr.