Het Boek. Jaargang 15
(1926)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stichting van de Librije in de Westerkerk te EnkhuizenIn het stedelijk archief van Enkhuizen bevinden zich onder de niet-gecatalogiseerde werken twee exemplaren van de catalogus van de boekerij der Westerkerk aldaar van het jaar 1693: ‘Index variorum, insignium Librorum, tam Historicorum, Medicorum, Juridicorum, quam Theologicorum, qui servantur in Bibliotheca Enchusana. Enchusae typis Henrici à Straalen, Anno 1693’, benevens twee handschriften, zooals uit schrift en onderteekening blijkt van de hand van K. van der Meer. Het eene is getiteld: ‘Staat van boeken, welke ten geschenke gegeven zijn aan de Bibliotheek te Enkhuizen’, en is gedateerd: 10 Maart 1854; het andere heet: ‘Oorsprong, Uitbreiding en tegenwoordige Staat der Bibliotheek, behoorende aan de Hervormde Gemeente te Enkhuizen’, en is gedateerd: Enkhuizen, 15 Maart 1854. De beide bovengemelde catalogi, A en B, waarvan aan het eene, B, het laatste blad, pagina's 17-18, ontbreekt, bezitten beide eenige aanteekeningen en data, die vrijwel met elkander correspondeeren, terwijl het volledige exemplaar, A, onder het sluitstuk op bladzijde 18 (een vruchtentrophee, waarboven een eenvoudige cartouche met linten versierd) nog de titels van een viertal werken heeft vermeld. De ‘Staat van Boeken’ of, zooals de binnentitel luidt: ‘Staat der boeken, welke nà den Jare 1600 ten geschenke zijn gegeven aan de Bibliotheek der Hervormde Gemeente te Enkhuizen’, bestaat uit een bruin-gevlekt, papieren omslag, waarin vier bladen zijn ingenaaid. Hiervan zijn drie bladen beschreven. Of het deze catalogi en ‘Staat’ zijn, waarvan D.A. Brinkerink heeft melding gemaakt in zijn artikel: ‘Geschiedenis der Boekerij in de Westerkerk te Enkhuizen.’ (Tijdschrift voor Boeken Bibliotheekwezen 1908) weet ik niet, maar acht ik niet onwaarschijnlijk, aangezien hij vrijwel alle mededeelingen, die K. van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Meer daarin aangaande schenkingen doet, in dat artikel heeft overgenomen. Maar hij heeft dan blijkbaar te weinig waarde gehecht aan de woorden ‘na den Jare 1600’ en aan de inhoud van dit geschrift, anders had hij (steunend op de kroniek van Enkhuizen van G. Brandt) zijn uitspraak: ‘De boekerij moet derhalve gesticht zijn vóór 1666,’ kunnen preciseeren door te schrijven: vóór 1625, daar in deze, ‘Staat’ schenkingen van 1627 en 1625 staan vermeld. Belangrijker echter dan deze drie boekjes is van de hand van dezelfde K. van der Meer het tweede geschrift: ‘Oorsprong enz. der Bibliotheek te Enkhuizen.’ Het bestaat uit een donkerbruin-gevlekt, papieren omslag, waarin zijn ingenaaid veertien bladen. De eigenlijke tekst, met duidelijke hand geschreven, loopt van pagina 3 tot onderaan pagina 25. Het geheel is, met éen der catalogi ingeplakt in een geelpapieren omslagje, dat, behalve de titel: ‘Index der Bibliotheek, behoorende aan de Hervormde Kerk der gemeente Enkhuizen’, nog vermeldt: Geschenk van den heer C.A. de Koningh. Deze was kaaskooper te Enkhuizen; en bovengemeld geschrift is door hem, waarschijnlijk bij zijn vertrek naar Baarn in 1889, aan de stad ten geschenke gegeven. Het geschrift nu van K. van der Meer, dat hier om zijn merkwaardigheid in zijn geheel volgt, luidt aldus: Eenige opgaven over den oorsprong, de uitbreiding en tegenwoordige Staat der Bibliotheek van de Hervormde Gemeente te Enkhuizen, geplaatst aan de St. Gomarus, of Westerkerk der voornoemde Stad. De voorschreven Bibliotheek is niet - gelijk men vroeger voorondersteld heeft, en thans nog beweeren wil - het eigendom der Stad Enkhuizen, maar van de aldaar in den Jare 1572 gevestigde Hervormde Gemeente. Dat zij het eigendom dier Gemeente is, kan niet ontkend worden, omdat bij onderzoek gebleken is, dat het regt van eigendom der Gemeente, kan bewezen worden, gelijk bij dezen geschiedt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1o. Oorsprong der BibliotheekDe Bibliotheek is haar oorsprong verschuldigd aan wijlen den Heer Gerardus Jacobi Vesterman. Deze is de achtste der Predikanten geweest, die van den Jare 1566-1591 de heilige dienst bij de Hervormde Gemeente te Enkhuizen hebben waargenomen, lsmaede Rector der Latijnsche Scholen aldaar. Hij zal, naar alle waarschijnlijkheid te Enkhuizen geboren, en een neef geweest zijn van Jan Gerritsz Vesterman, die in de jaren 1556 en 1559 schepen, en gedurende de Jaren 1560, 1567 en 1570, als mede (volgens het oude Crimineelboek) ook in den Jare 1572 Burgemeester der stad Enkhuizen geweest isGa naar voetnoot1)). Uit een nog aanwezig zijnde Register der Lidmaten, welke van den 4 January 1573 tot den 5den April 1598 bij de Hervormde Gemeente te Enkhuizen zijn aangenomen (welk register door de eerste Predikant dier Gemeente Andries Dircksz geschreven is) is gebleken, dat Gerardus Vesterman op den vierde July des Jaars 1575 belijdenis des geloofs bij die gemeente heeft afgelegd; en uit de Notulen van den Kerkeraad dier gemeente blijkt, dat hij zeven Jaren daarna, door dezelve tot predikant beroepen en den 4den November des Jaars 1582, met oplegging der handen bevestigd is geworden. Voorschreven Predikant Vesterman, heeft bij zijn overlijden, hetwelk in den Jare 1590 of 1591 heeft plaats gehad, zijne Bibliotheek als een legaat, ten geschenke gegeven aan de Hervormde Gemeente te Enkhuizen. De dagteekening van zijn overlijden kan niet worden opgegeven, omdat van hetzelve geen aanteekening gevonden wordt in de notulen des Kerkenraads, en de registers van begravingen, welke vóor den Jare 1630 hebben plaats gehad, niet meer aanwezig zijn bij de Hervormde Gemeente te Enkhuizen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2o. Uitbreiding der BibliotheekDe Bibliotheek is, gedurende het tijdvak der 17e eeuw, aanmerkelijk uitgebreid en in waarde toegenomen. 1o. Door aankooping van vele belangrijke werken ten haren behoeve voor rekening der Hervormde Gemeente. 2o. Door een groot getal zeer kostbare boekgeschenken met welke zij van tijd tot tijd door vele geleerde en aanzienlijke ingezetenen der Stad Enkhuizen is begiftigd geworden. De nommers met welke deze geschenken in de CatalogusGa naar voetnoot2) staan aangeteekend, zijn opgegeven in de StaatGa naar voetnoot2), welke bij de voorschreven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Catalogus gevoegd is; gelijk mede op dezelve de namen der personen vermeld worden, van wien de geschenken afkomstig zijn. 3o. De Bibliotheek heeft echter hare grootste uitbreiding te danken aan Jacob Meynertsz Brouwer, die, in zijn nog alhier aanwezig zijnde Testament, hetwelk op den 19den December des Jaars 1652, ten overstaan van den Notaris Abraham Pijl, te Enkhuizen is verleden, alle de in folio gedrukte boeken, welke bij zijn overlijden, in zijne Bibliotheek zouden aanwezig zijn, aan de Gereformeerde Kerk ten behoeve harer Boekerij heeft gelegateerd, welk legaat bij zijn overlijden, hetwelk naar alle waarschijnlijkheid in de maand November des Jaars 1661 zal hebben plaats gehad aan Heeren Kerkemeesteren dier gemeente is ter hand gesteld. (Uit voorschreven Testament is mede gebleken, dat voornoemden Brouwer alle de overige boeken zijner Bibliotheek, benevens een som van Honderd guldens had gelegateerd aan den Weleerwaardige Heer Henricus Gerardi, Predikant bij de Hervormde Gemeente te Steenwijk) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3o. Uitgaven ten behoeve der BibliotheekDe uitgaven, welke voor rekening der Hervormde Gemeente, door Heeren Kerkmeesteren indertijd tot onderhouding en uitbreiding der Bibliotheek gedaan zijn en alhier worden opgegeven, vindt men aangeteekend in de registers der uitgaven ten behoeve der Hervormde Gemeente te Enkhuizen gedaan van den Jare 1597 tot den Jare 1695, wordende in voornoemde registers, van het laatstgenoemde Jaar af tot aan den Jare 1749 geene aanteekeningen gevonden van eenige uitgaven, welke ten behoeve der Bibliotheek gedaan zijn. Deze uitgaven zijn uit de voorschreven registers alhier letterlijk overgenomen, ten einde te doen zien welk een spelling algemeen in gebruik was in de 16e en 17e Eeuw. - Uit het onderzoek dier registers is gebleken dat tot uitbreiding en onderhouding der Bibliotheek gedaan zijn de navolgende uitgaven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit voorschreven uitgaven is alzoo gebleken: 1o. Dat deze Bibliotheek geenszins het eigendom der stad Enkhuizen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar zonder eenigen twijfel toebehoort aan de aldaar in den Jare 1572 gevestigde Hervormde Gemeente. 2o. Dat men eerst in den Jare 1657 een aanvang gemaakt heeft, om, de op dien tijd aanwezig zijnde boeken (waarschijnlijk ter voorkoming van ontvreemding) met Koperen Kettingen, roeden en sloten te voorzien. N.B. In den Jare 1839 zijn deze Kettingen enz. van de boeken afgenomen, ingevolge een besluit van Heeren Kerkmeesteren (de) dato 12 December 1838, bij hetwelk tevens is bepaald geworden, dat aan daarbij belanghebbenden vrijheid en toegang zal worden verleend tot inzage en gebruikmaking van de werken der Bibliotheek, onder bepaling van daartoe aanvrage te doen bij en voldoend bewijs van ontvangst af te geven aan den Koster der Hervormde Gemeente alhier. 3o. Dat het hek tot afsluiting der Bibliotheek, uit ijzerdraad vervaardigd, aldaar geplaatst is geworden in den Jare 1693 en 4o. Dat in den Jare 1694 de Catalogus der Bibliotheek te Enkhuizen is gedruktGa naar voetnoot1) doch dat het getal der gedrukte Exemplaren van dezelve, in het register van Uitgaven niet is vermeld geworden. N.B. Deze Catalogus is in den Jare 1853, na eene vergelijking der aanwezige werken met dezelve, van vele drukfouten gezuiverd, en met een Appendix voorzien geworden. Van voorschreven Catalogus zijn thans slechts vier volledige Exemplaren tot afgifte in voorraad. In den Jare 1818 en alzoo 124 Jaren, nadat de Catalogus in druk was uitgegeven, zijn de boeken der Bibliotheek met nommers voorzien geworden. Voorts zijn op Bibliotheek eenige werken aanwezig, welke, van wege hare zeldzaamheid, in weinige Bibliotheken zullen gevonden worden, als mede twee handschriften, welke elders geheel onbekend zijn, om welke redenen derzelver titels alhier worden opgegeven. Zij zijn de volgende: 1o. De Passionael of Gulden Legende, niet alleen het winter, maar ook het Somerstuck; beide ‘Gheprent tot Antwerpen by Henrick Eckertsz van Hombergh, in het Jaer ons Heren 1516’, het eerste ‘op ten 25sten dach in Januario’, en het laatste op ten sesten dach in Meije'. Dit werk wordt op de Catalogus vermeld onder No. 330 in Folio. 2o. Den Wijngaert van Sinte Franciscus, vol schoonre Historien, Legenden ende deughdelijcke leeringen, alle menschen profijtelyck. ‘Gheprent tot Hantwerpen bij Henrick Eckertsz van Hombergh, in 't Jaer ons Heeren 1518 op den 12den dach van December (zie op de Catalogus No. 334 in Folio). 3o. Biblia Sacra des Ouden en Nieuwen Testaments, ofte de gantsche H. Schrift, vervattende het beschrevene woordt Godts, nae de Hebreeuwsche en de Grieksche Waerheyt getrouwelyck verduyschet, ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met verbeteringen ende annotatien van Emanuel Tremellius, Franciscus Junius, Theodorus Beza, ende Johannes Piscator, ende nu in onse Nederlandtsche tale overgheset door Abraham à Doreslaer, Bedienaer des H. Evangely.’ De Apochriphe boeken achter het nieuwe Testament geplaatst, zijn getitelt als volgt: ‘De Boecken, ghenaemt de Apocryphe, ofte een Aenhangsel des ouden Testaments, ghevoeght bij de Canons der oude Kercke, verrijkt met corte aenteekeningen, die allereerst in de Latijnsche tale sijn ghestelt door Franciscus Junius, ende nu in onse Nederlandtsche tale sijn overgheset, ende ghepast op onse gewone Bijbelsche Translatie, door Abraham van Doreslaer’. Deze Bijbel is met Privilegie voor acht Jaren gedrukt te Amstelredam bij Jan Evertsz Cloppenburgh in den Jare 1614, en gelijk vroeger is vermeld, in het volgend Jaar, ten behoeve der Bibliotheek gekocht voor ƒ 14. - Dezelve wordt op de Catalogus vermeld sub No. 336 in Folio. 4o. Verklaringhe der Scheppenissen an u, mijn beminde Kinderen, unde Gebroeders, Liefhebberen Christi alleen verschreven.’ Dit zonderlinge werk van hetwelk, naar alle waarschijnlijkheid, zeer weinige Exemplaren meer zullen aanwezig zijn, is in margine voorzien met meer dan 500 gedrukte afbeeldingen van handen, hebbende ongelijksoortige vingerwijzingen en versieringen van verschillenden aart; als mede met meer dan dertig afbeeldingen, welke mede in margine gedrukt zijn. Deze hebben zeer veel overeenkomst met afbeeldingen van lichtstralen, welke uit een langwerpig rond voorwerp haar oorsprong ontleenen. Dit werk is gedrukt in Februario, Anno 1553. In hetzelve wordt geene opgave gevonden, noch van den naam noch van de woonplaats van den schrijver of drukker. 5o. De Argumenten deses teghenwoordighen Tractaets der Scheppenissen, namaels tot verklaringhe der Capittelen, door een Liefhebber der Waerheyt daerbij ghevoecht'. zonder opgave van het Jaar in hetwelk dit stuk gedrukt is geworden, en zonder naam en woonplaats van schrijver of drukker. 6o. Een seer schoon unde heerlyck Tractaet off onderwijs van Godes Gheest, Liefde, unde Stemme mit die Verlooren Mensche! Dit traktaat behelst een zamenspraak tusschen den verlooren mensche-vleyschelyck vernuft unde eyghen liefde en Godes Gheest. Hetzelve is gedrukt den 24 January 1553 doch mede zonder opgave van naam of woonplaats van den schrijver of drukker. 7o. Een leerlijck ūn̄ Christlijck ghespreck tusschen een Godtgheleert-Bibelsch gheleert unde Sophist Gheleert - waerin verhandelt wert het rechte verstant der waerheydt Christi, waermen die rechte Moeder der Heylliger Kercken oder der Gemeynten Gods soecken unde vinden sall | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- hoedanich sij toebereyt of waeran sij te kennen is - een Heerlyck Godtlyck glorioes bericht, met veele andere invallende Leeringhen, Vraghen unde Antwoorden, alle Liefhebberen der waerheyt seer profijtelyck om lesen.’ In dit stuk vindt men, na eene voorreden aan den Eersaemen Godtachtigen Leser, Tien Zamenspraken over godgeleerde onderwerpen van verschillende aart, gehouden tusschen de drie voorschreven personen: en het laatste gesprek wordt besloten met de volgende woorden: ‘Der beter kan, meerder heefft, namelyck: verder komē unde versochter is, der brenge bewijs voirt: 'K werd hem met lust van herten hooren unde navolghen.’ Dit stuk is mede uitgegeven zonder eene opgave van het Jaar waarin hetzelve gedrukt is, en zonder den naam van den schrijver of drukker. 8o. Een Traktaet, behelsende eene verklaring van 27 woorden, namelijk van de woorden Godt - Almachtig - Vader - Soon - Gheest - Hemel - Aerde - en zoo voorts. De zonderlinge titel van dit traktaat luidt als volgt: ‘Alle vaten sicht men Wtgheven wat sij inhebben. Alsoe moeten alle Natueren der Kruijden, Creatueren, unde Vruchten der Aerden van ghelijck haer vermoeghen unde aert nae voortbrenghen weer sij willen oder niet. Even is mij dit ten ghoede gheschiet. Nemet ter herten’. Dit traktaat is in de maand Januarij 1556 zonder opgave van naam of woonplaats van den schrijver of drukker uitgegeven. N.B. De onder No. 4, 5, 6, 7 en 8 vermelde werken zijn waarschijnlijk te Emden of in eenige andere plaats in Oost-Friesland gelegen afzonderlijk gedrukt en uitgegeven, en in later tijd bijeengebonden in een bruin lederen band, zooals zij thans op de Bibliotheek aanwezig zijn, en op de Catalogus op No. 331 in folio staan aangeteekendGa naar voetnoot1). 9o. Den Nederlandschen Bijekorff, waer ghij geschreven vint al hetgene dat nu uytgegaen is op den stilstant ofte vrede (seer nootsaeckelic om te lesen van alle liefhebberen des Vaderlants) waeruijt men den Spaenschen aert mach leeren kennen, omme altijt op sijn hoede te wesen; beghinnende in Mey 1607 ende noch en hebben wij het eijnde niet', enz.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beschermt ons, Heere!
‘In 't Jaer sesthien hondert en acht.
Iegelijck nae een goede vrede wacht.’
Dit werk is tezamen gesteld uit eene verzameling van Tachtig stuks vlug en spotschriften, en bijeengebonden in 4o in een hoornen band. Het voornaamste gedeelte dezer spotschriften heeft betrekking op het Twaalfjarig Bestand, hetwelk den 9den April des Jaars 1609 te Antwerpen is gesloten tusschen den Koning van Spanje en de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Van deze verzameling, welke zeer zeldzaam in zóó volledigen Staat zal gevonden worden, heeft Ds. Adriaan Pars, Predikant bij de Hervormde Gemeente te Katwijk aan den Rijn, in het begin der achttiende Eeuw melding gemaakt in zijn Naamrol van de Batavische en Hollandsche Schrijvers, uitgegeven te Leyden in den Jare 1701 op bladzijde 323Ga naar voetnoot1). Tot een bewijs van de zonderlingheid der titels van sommige dezer Spotschriften, worden alhier, de volgende vier titels medegedeeld: 1o. Ghespraeke van Liefhebbers des ghemeynen Nuts, die gesocht werden in de Steden Opinio en Sapientia Humana, maer gevonden werden in het veracht dorpken Veritas. Ghemaeckt in den Jaere 1577 ende ghedruckt in 't laetste van December 1608.’ 2o. Ghetrouwen raedt ende goede waerschouwinge eens ouden ervaeren Schippers aen alle vrome Matroosen, ende trouwe liefhebbers der vereenichde Provintien.’ Een oudt Schipper van Monickendam,
Daer ons den vromen Heldt wtquam,
Die eerst den Spagniaert de Zee deedt ruymen,
Sprac, als volgt, nae Scheepscostuymen’, enz.
3o. Bulle oft Mandaet des Paus van Roomen aen de Gheestelijckheijt alom bevolen, om haer advijs te verneemen op het stuck van den vredehandel met de Hollantsche Ketters. Met oock de beschrijvinghe des Conciliums bij de Gheestelijcheijt daarover ghehouden. Elcx ordens bijsonderen raedt ende antwoorde.’ Becomen buijten andere afgheworpenen brieven/ aen sijn Heijlicheijt tot Roomen gesonden; / overgheset uijtten Latijnse is hij ghevonden; / soo op dicht ghestelt, dat alle man can sien. / Den drucker om ghelt en salt niet verbien.’ / Aen het lot van voorschreven titel leest men het volgende: ‘Sonder Costeri visitatie
Sonder Sijn Heijlicheijts approbatie,
Sonder Plebani agreatie,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sonder sijn Privelegie en gratie,
Ghedruckt buijten Roomen
Voor den tijdt voorleden en mochte comen.’
4o. Nieuwen Klarē Astrologenbril, tot verstercking van veel schemerende ooghen, die niet wel en connen sien die duystere Jesuijten Comeetsterre, onlangs verschenen in den Noord-Westen.’ Nae de Roomsche Indictie ghenaemt Lybertas. Wat haer operatie ofte wercking is, in desen tegenwoordighen vredehandel der Geunieerde Provintien met den Spaengiaert begonnen. Ghestelt in forme van Dialogus ofte 't Samensprekinghe tusschen twee Personagiën, d'eene ghenaemt Meest elcken Mensche, en d'andere Syn Ghebuyr’ In dicht ghestelt,
Maer nicht ghemelt.
Door een liefhebber der waerheyt ende Vaderlandtsche vrijheyt. ‘Proeft alle dingh, behoudt dat “best” is.
Oordeelt niet gheringh, voordat het “lest” is’
Voorschreven Bijenkorf wordt op de Catalogus vermeld op No. 29 in Quarto. 10o. Een Handschrift, zeer fraai geschreven door Fokke Elties Reson, een beroemd Wis- en Werktuigkundige te Enkhuizen, aldaar gheboren in den Jare 1621 en overleden in de maand Juny des Jaars 1679. Dit handschrift, hetwelk op de Catalogus staat aangeteekend als No. 338 in Folio, behelst eene opgave der voornaamste grondbeginselen der Wis- en Zeevaert en Sterrekunde, en is voorzien met vele uitgewerkte voorstellen over de Wiskunde, alsmede met eenige tabellen, bevattende verschillende berekeningen aangaande den loop van Zon, Maan en sterren. Dit werk is door het overlijden van voorschreven Reson onvolledig gebleven. 11o. Een Handschrift, vermeld op de Catalogus onder No. 337 in folio, en hebbende de volgende titel: ‘Liber sermonum totius anni, tum de dominicis, tum de festis ex orthodoxorum ac neotericorum voluminibus, diligenter congestus, Auctore Wilhelmo Fabro Enchusano Presbytero. Anno 1554.’ Dit handschrift bevat eene verzameling van Sermonen en Homilien, welke gedurende een Jaar door den schrijver gehouden zijn op de Hooge Feesten en op andere Heilige dagen, welke in de Roomsche Katholijke kerk gevierd worden. 12o. Chroniecq Tijtboeck en Geschietbibel van aenbegin der Werelt tot den Jare 1536, verlengt door Sebastiaan Franck. Uitgegeven in den Jare 1583, zonder opgave van den naam of woonplaats van den drukker (zie No. 117 in Folio der Catalogus). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13o. Biblia Polyglotta, gedrukt te Antwerpen in den Jare 1569, 5 deelen in Folio (No. 260). 14o. Bibliotheca Patrum, uitgegeven te Parijs, 12 deelen in Folio, in den Jare 1653, op de Catalogus vermeld onder No. 271. Voorts zijn nog op de Bibliotheek aanwezig: Geschiedeniskundige werken van Bor - Giucciardini - van Meerbeek - van Meteren - van Reyd - Reygersbergen - Winsemius en anderen, alle uitgegeven voor den Jare 1650, alsmede zeer oude uitgaven van de werken der Kerkvaders Ambrosius - Athanasius - Augustinus - Chrysosthomus - Hyronimus - Origenes enz. enz.
Enkhuizen, 15 Maart 1854. K. van der Meer
Tot zoover K. van der Meer. Wie was echter deze K. van der Meer? Klaas van der Meer werd geboren in 1794 en was boekhouder van de ‘Stads Bank van Leening’. Hij werd in een buitengewone vergadering van kerkvoogden de 21 Dec. 1815 aangesteld tot koster van de beide Hervormde Kerken, n.l. de Zuideren de Westerkerk. Hij vervulde dit ambt van 1 Jan. 1816 tot aan zijn dood in 1858. Aan wetenschappelijke aanleg ontbrak het hem niet en vooral 't kerkelijk gebeuren te Enkhuizen maakte hij tot voorwerp van onderzoek. Hij publiceerde: ‘Bijzonderheden over de kerkelijke registers te Enkhuizen’, en: ‘J. Hovius, predikant te Enkhuizen van 1652-1674’ (blz. 225-226 en 250-51, 7e Jaargang van ‘De Navorscher’. A'dam 1857) en talrijke papieren van zijn hand bevinden zich nog in 't kerkelijk archief. In 1838 legde van der Meer aan een: ‘Verzameling der handteekeningen van Hervormde predikanten te Enkhuizen’, met allerlei feiten en data omtrent deze predikanten daarbij vermeld tot aan 1850, welke verzameling eveneens in 't kerkarchief wordt bewaard. Zijn geschrift, hiervoor overgenomen, wil bewijzen, dat de bibliotheek der Westerkerk een kerkelijke- en geen stads-instelling is, waaraan te zijner tijd dus ook al werd getwijfeld. Geen wonder. De naam was ‘Bibliotheca Enchusana’, ‘des stadtsboekkamer’, volgens Brandt. Maar deze naam is, volgens mij, geen bewijs, dat de librije een bezit van de stad was; hij wil waarschijnlijk alleen zeggen, dat zij de eenige openbare boekerij was. Voor Brinkerink's opvattingen: ‘Deze is oorspronkelijk geweest een gemeenteinstelling’, en ‘Wij zijn genaderd tot den tijd, waarop na de staatsomwenteling van 1795 de boekerij, wellicht meer onbewust dan bewust, langzamerhand en zonder dat men er een bepaald | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaar voor kan aanwijzen, een kerkelijke instelling is geworden en gekomen onder het beheer van de Kerkvoogdij der Hervormde Gemeente’, zie ik nog geen reden. Brinkerink steunt deze meening op het vermoeden, dat Vesterman zijn boekerij aan de stad zou hebben gelegateerd. Waarom? Vesterman is slechts twee jaren in stadsfunctie geweest, als rector der latijnsche school, van 1585-1587. Waarom hij hiervoor bedankte is onbekend. Maar misschien bewijst dit bedanken wel, dat bij hem kerk boven school ging, de hervormde gemeente boven de stad. En dan vind ik het zeer logisch, dat deze predikant zijn boekerij bij zijn dood aan de kerk legateerde. Verder geeft van der Meer hier voor rekening van de Kerk de aankoop van vele boeken, en de betaling van het traliehek, de kettingen en sloten en kasten, en de schoonmaak. En wat de schenkingen betreft, behalve Vesterman heeft ook, zooals van der Meer bericht, Jacob Meynertsz Brouwer, testamentair al zijn boeken in folio aan de Gereformeerde Kerk ten behoeve van haar boekerij vermaakt. Tegenover deze uitgaven van de kerk staan drie stadsbetalingen. We vinden het bericht van 9 Oct. 1588: ‘In geresolveert, dat mijn heeren Burgemeesteren zullen coopen de boecken, die z. Gerrit Jacobsz, in zijn leven dienaer des goddl. woorts achtergelaten heeft.’ Dit wil dus waarschijnlijk zeggen dat de stad de boeken, die Vesterman niet aan de kerk had gelegateerd als ongeschikt, heeft aangekocht. En dit weerspreekt in elk geval het vermoeden van Brinkerink, dat Vesterman zijn boeken aan de stad zou hebben gelegateerd. Er volgt uit dit bericht iets anders: dat Vesterman in 1588 is gestorven, waarmee dus alle onzekerheid omtrent het jaar van zijn sterven is weggeruimd. Het tweede bericht van stadsbetaling voor de librije vinden we de 9e Juli 1641: ‘Het versoeck van den curateurs der bibliotheque binnen deser stede omme eenighe subsidie tot de verbeteringh van de librairie, is toegestaen ter summa van hondert vyftigh guldens, ofte meerder ter discretie van de Heeren Burghermeesteren.’ Terwijl het derde bericht van stadsbetaling is van 28 Juli 1646: ‘Den Heeren Curateurs van de Scholen binnen deser Stede is toegestaen uiterlijck een somma van twee hondert guldens ten laste van de Stadt tot copinge van eenige rare goede boecken uit d' auctie van de boecken van sal. Secretaris I.W. Codde te houden: omme daermede de bibliotheecq van de kercke te voorsien.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stadsregeering benoemde twee maal een bibliothecaris, zooals Brinkerink terecht opmerkte: 28 Dec. 1705 Johannes van Doreslaer (van 1703-1710 predikant te Enkhuizen) en 29 Dec. 1710 Mr. Johan Hagha (oud-burgemeester en raad) en Henricus Vos (van 1708-1712 predikant). Men ziet het, de zaken van kerk en school, van kerk en stad, ze loopen hier wel sterk door en in elkander. Brinkerink's conclusie: ‘Deze (boekerij) is oorspronkelijk geweest eene gemeente-instelling’, lijkt mij te positief. Ik geloof dat dit niet meer valt uit te maken. En ik zou niet graag willen beslissen, aan wie de librije in rechten toebehoort. Het tweede punt van belang is: de stichter. Vroeger hield men daarvoor Gerardus Vesterman. Brinkerink evenwel zegt: ‘De oorspronkelijke stichter is geweest niemand minder dan Dr. Barend of Bernard ten Broeke, in de geschiedenis algemeen bekend onder den naam Bernardus Paludanus. Het blijkt onwedersprekelijk uit 's mans eigen schriftelijke aanteekeningen op de titelbladen van het Eerste en van het Tweede Deel van het door hem op 78-jarigen leeftijd aan de boekerij geschonken en hier onder no. 163 folio te vinden: ‘Conradi Gesneri medici Tigurini Historiae animalium libri quinque.’ Deze opvatting, dat Paludanus de stichter der Librije zou zijn, lijkt mij onhoudbaar. Stellen wij Vesterman en Paludanus even tegenover elkander: Paludanus werd geboren 28 Oct. 1550 te Steenwijk, verwierf in 1580 te Padua den doctorsgraad in de philosophie en medicijnen. Na verschillende reizen door Europa, Azië en Afrika, werd hij stadsdokter te Zwolle en in Febr. 1586 door familieprotectie tijdelijk dokter te Enkhuizen, welke aanstelling in December van dat jaar nog voor een jaar werd gecontinueerd. Hij bleef tot zijn dood 3 April 1633 in Enkhuizen als stadsgeneesheer werkzaamGa naar voetnoot1). Vesterman zal waarschijnlijk te Enkhuizen zijn geboren; hij deed er in elk geval in 1575 zijn geloofsbelijdenis. In 1579 werd hij als student in de godgeleerdheid te Leiden ingeschreven en in 1582 tot predikant in Enkhuizen beroepen. Hij was vanaf '85 ook rector der latijnsche school en stierf in 1588. En in de verzameling-Moll vinden we nog het volgende over hem opgeteekend: ‘Als een geleerd kundig man was hij bij velen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bekend. In 1590 is hij hier overledenGa naar voetnoot1), nalatende eene uitbreidingGa naar voetnoot2) verzameling van boeken, waar onder vele kerkvaders, die hij aan de kerk vermaakte, waardoor den grondslag van de nog aanwezige boekerij in de Westerkerk gelegd werd, en 's mans nagedachtenis vereerd.’ Paludanus, de stadsgeneesheer, was een vreemdeling en pas in 1586 naar Enkhuizen gekomen, als tijdelijk functionaris, terwijl Vesterman, door familiebetrekkingen, en waarschijnlijk door geboorte Enkhuizer was, en predikant bij de gereformeerde gemeente; iemand dus die midden in het kerkelijk leven stond, bemind bij zijn gemeente en voor die gemeente voelend. Volgens mijn overtuiging was dus niet Paludanus, maar Vesterman de aangewezen persoon om het initiatief tot het stichten van een bibliotheek te nemen. Bovendien, toen Vesterman in 1588 stierf, was Dr. Ten Broeke pas twee jaar te Enkhuizen woonachtig en had misschien nog niet of nauwelijks een vaste aanstelling. En dit alles zou nog geen overwicht hebben, als ons van een schenking van Paludanus tusschen 1586 en 1588 iets was bekend. Maar de eerste gift van Paludanus komt pas in 1628, het gemelde no. 163. Voor het stichten eener librije lijkt mij echter meer en iets anders noodig dan drie deelen Historia Animalium, zelfs al wil men de werken, die blijkens inschrift ook aan Paludanus hebben behoord: ‘G. Gilbertus: De magnete, magneticisque corporibus et de magno magnete tellure’ (fol. 204) en ‘Cornelii Celsi: De medicina’ (fol. 205) erbij rekenen. Maar Gilbertus is pas in 1600 te Londen gedrukt en kan dus niet in 1588, voor Vesterman's nalatenschap kwam, aan de kerk zijn geschonken, en Celsus' werk was toch niet voldoende, om daarmee alleen een librije te stichten. Neen, het fundament voor een boekerij legt men veelmeer door zijn bibliotheek als éen geheel te vermaken, zooals Vesterman deed, en dan wel die werken, waarvoor een kerk dankbaar moest zijn, en waarvoor bij de geheele burgerij belangstelling bestond, want het legaat zal toch wel hoofdzakelijk uit theologische werken hebben bestaan; en de rest kocht de stad, zooals we zagen. Mijns inziens moeten we de schenking van Paludanus niet hooger aanslaan, dan alle andere, in die tijd gedaan, vandaar dat van der Meer er ook geen melding van maakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar wat staat er nu in de Historia Animalium? We vinden daar de volgende woorden: ‘Bernardus Paludanus à Steenwijk Reip: Enckhusanae senior medicus et huius Bibliothecae primus fundator dono dedit tria haec Gesneri opera’ (Vol. I. Tiguri 1551); en met kleine wijziging lezen we in dezelfde trant: ‘Bernardus Paludanus à Steenwijck Reip: Enckhusanae senior medicus et huius Bibliothecae primus fundator, tria haec volumina ei dono dedit aetatis a1 78’ (Vol. II. Tiguri 1558) terwijl Vol. III alleen de vermelding bevat: ‘Donatione Bernardi Paludani acquisivit Bibliotheca Enckhusana.’ En hieruit volgt dat Paludanus hiermee in geen geval de boekerij stichtte, maar deze werken aan een bestaande bibliotheek schonk. Of Paludanus dan niets aan de Librije heeft gedaan? Jazeker Volgens mijn meening heeft de zaak zich aldus toegedragen: Gerardus Jacobi Vesterman schonk bij zijn dood in 1588 zijn boekerij aan de jonge gereformeerde Gemeente. Deze had echter niet de finantiën om hiervoor een boekvertrek dadelijk in te richten, en begreep misschien ook niet onmiddellijk de belangrijkheid van dit legaat. Zoo werden deze werken misschien ergens opgestapeld, zonder veel gebruikt te worden. Paludanus echter, die als geleerde de groote waarde van een dergelijke verzameling begreep, wist misschien belangstelling voor de zaak te wekken, legde wellicht de nadruk op de voordeelen ook voor de stad, wanneer de kerk een gebouw voor haar boeken had, voor iedereen toegankelijk. Zoo bracht hij dus de stad er toe een gebouw daarvoor te stichten, dat ook, zooals nu nog, voor andere doeleinden kon worden gebezigd, en wist de gereformeerde gemeente zelf zoover te krijgen, dat zij de collectie, wellicht door hemzelf, liet ordenen, en als boekerij liet inrichten, reeds eenige jaren na Vesterman's dood. Paludanus komt dus de eer toe, de stichting van Vesterman, die misschien tot nu toe niet op de juiste waarde was geschat, tot haar volle recht te hebben doen komen. En dat hij later aan de boekerij, waarvoor hij natuurlijk sympathie had, eenige medische werken ter completeering schonk, is zeer begrijpelijk. Dat hij zichzelf dan later, misschien in de beteekenis van ‘de ware stichter’, primus fundator noemde, is een misplaatste, hoewel begrijpelijke hoovaardij des grooten mans, zichzelf aldus de eer gevende, die de vergeten Vesterman volgens rechten toekwam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar evenals iemands stiefvader nooit diens genitor zal worden, welke weldaden hij ook aan dat kind moge bewijzen, zoo zal men Paludanus nooit mogen beschouwen als de stichter van de Librije der Westerkerk te Enkhuizen, waarvan Vesterman door zijn legaat de grondslag legde.
Tenslotte een woord van dank aan de heeren D. Brouwer en B.A. Buningh te Enkhuizen, die mij bij mijn onderzoek met raad en daad terzijde stonden.
Soestdijk 1925. Joh. Theunisz. |
|