| |
| |
| |
Aanteekeningen over het geslacht Nijhoff in zijne betrekkingen tot de boekenwereld
Reeds in de 18e eeuw dreven de leden der familie Nijhoff te Arnhem een boekhandel, die wel steeds de voornaamste der plaats was maar zich nooit boven het middelmatige van een toenmaals kleine provinciestad verhief en daarbuiten aan weinigen dan aan beroepgenooten bekend.
Met name worden vermeld Jacob Nijhoff, geb. 1723, werkzaam van 1733-1792 en Paulus Nijhoff, geb. 1756, zoon van Jacob en te Arnhem werkzaam van 1793-1839.
De eerste van het geslacht, die de oude firma ook buiten het gewest bekend en geëerd maakte was: Mr. Isaac Anne Nijhoff, geb. te Arnhem 26 Juli 1795, overl. te Arnhem 20 Juni 1863. Zoon van Paulus Nijhoff, boekhandelaar en diens tweede vrouw Maria Sophia Brouwer. In 1812 kwam hij in den boekhandel van zijn vader, in 1817 werd hij deelgenoot in de zaak. In hetzelfde jaar huwde hij met Martina Cornelia Houtkamp. Bekend zijn zijne verdiensten als geschiedkundige en archivaris. Daardoor werd hij in 1847 lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut en werd hem den 24en Mei 1850 door de Groningsche Universiteit honoris causa het doctoraat in het romeinsch en het hedendaagsch recht verleend.
Niettegenstaande zijne bijzondere neiging voor de beoefening der geschiedenis, behartigde hij vóór alles de zaken, waarvoor hij in de eerste plaats geroepen was te zorgen. De boekhandel van zijn vader had zich hoofdzakelijk bepaald tot het debiet, den kantoorboekhandel en eene kleine boekdrukkerij. Toen Isaac Anne in 1817 deelgenoot werd in de zaak begon hij meer zijn krachten te wijden aan de uitgeverij. Hij begon met de uitgave van door hem zelf geschreven schoolboekjes, gevolgd door zijne geschiedkundige werken. In 1831 trok Paulus zich uit den boekhandel terug en zette Isaac Anne de zaak onder zijn naam voort. Van 1833 tot 1860 zien we hem als wakker uitgever optreden, zoowel van zijn eigen ge-
| |
| |
| |
| |
schriften als die van anderen. Hetgeen zijne pers verliet draagt den stempel eener zorgvuldige behandeling. Geen blad of het was onder zijn oog geweest, en menigmaal had het werk door zijne bescheidene terechtwijzing gewonnen.
Eene afzonderlijke vermelding verdient hier de in 1837 begonnen uitgave van de ‘Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde’, nog heden het eenige tijdschrift dat geheel aan de studie der geschiedenis van ons land gewijd is.
Ofschoon de oude boekhandel als bijzaak werd uitgeoefend, werden toch twee belangrijke boekverkoopingen door hem gehouden, namelijk in 1851 die der bibliotheek van Mr. C.P.E. Robidé van der Aa en in 1861 die van Mr. G. van Hasselt.
In de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels’ nam hij een vooraanstaande plaats in. Bij het vijfentwintig jarig bestaan in 1842 hield hij de feestrede. In 1844 en opnieuw van 1848-1851 nam hij het voorzitterschap waar. In 1853 werd zijn oudste zoon Paulus deelgenoot in de zaak. Hijzelf onttrok zich echter niet aan de werkzaamheden van den boekhandel, doch hij bleef die tot aan zijn dood als zijn voornaamste werkkring beschouwen.
Als zijn voornaamste karaktertrekken noemen zijne biografen: onvermoeide arbeidzaamheid, gulheid en gastvrijheid, afkeer van alle femelarij, van geveinsdheid en vertooning.
Paulus Nijhoff, geb. te Arnhem 9 Augustus 1821, overl. te Arnhem 29 November 1867. Zoon van Isaac Anne Nijhoff en Martina Cornelia Houtkamp. In 1839 kwam hij in de zaak van zijn vader. Van 1842 tot 1846 was hij werkzaam in den Duitschen boekhandel van Joh. Müller te Amsterdam, daarna weer bij zijn vader, wiens deelgenoot hij in 1853 werd. In 1850 was hij gehuwd met Charlotte Abrahamina Carolina van Goor.
Evenals zijn vader was hij een ernstig beoefenaar van de geschiedenis van Gelderland. Hij volgde dezen in 1863 op als archivaris, na reeds eenige jaren daarvoor tot bibliothecaris der Arnhemsche bibliotheek benoemd te zijn. Als deelgenoot in de zaken zijns vaders, werkte en wedijverde hij met hem om door den handel niet alleen zijn eigen belang, maar ook dat der wetenschap te bevoordeelen en veelzijdig waren zijne mededeelingen aan geleerden en particulieren die zijn winkel bezochten.
Slechts vier jaren mocht hij zelfstandig de zaak besturen. Daardoor zijn de door hem bezorgde uitgaven niet talrijk. We noemen
| |
| |
hier alleen de ‘Kerkgeschiedenis van Nederland’ van Prof. Moll, een boek, dat nog zijne waarde behouden heeft.
Mr. Lenting zegt van hem: ‘Paulus Nijhoff was eenvoudig, maar daarbij gezellig en vroolijk van aard. Zijne oprechtheid duldde geen huichelarij. Door zijne hulpvaardigheid verbond hij allen aan zich, die zich met hem in aanraking hadden gesteld.’
Den 1en Januari 1868 werd de zaak overgedaan aan P. Gouda Quint.
Martinus Nijhoff, geb. te Arnhem 26 Dec. 1826, overl. te 's-Gravenhage 24 Sept. 1894. Zoon van Mr. I.A. Nijhoff en Martina Cornelia Houtkamp.
In 1845, dus op 19 jarigen leeftijd kwam hij als leerling in de zaak van zijn vader en reeds spoedig besloot hij zich aan den ouden handel te wijden. In 1847 kwam hij bij Frederik Muller te Amsterdam, in 1851 bij A. Franck te Parijs. Den 1sten Januari 1853 vestigde hij zich als boekhandelaar te 's-Gravenhage op de Amsterdamsche Veerkade en reeds den 1sten Mei zond hij zijn eersten catalogus van oude boeken in het licht. In November hield hij zijn eerste auctie, in 1854 kocht hij het huis in de Raamstraat, waar de zaak gevestigd bleef tot 1877, toen ze verplaatst werd naar de Nobelstraat. Den 1sten Januari 1879 werd P.A.M. Boele van Hensbroek later zijn schoonzoon, zijn vennoot en in Oct. 1891 werd zijn tweede zoon Wouter in de zaak opgenomen.
De verdiensten van Martinus Nijhoff voor de boekenwereld zijn, zoowel bij vakgenooten als voor mannen der wetenschap, algemeen bekend. In het kort zijn het deze: het bekendmaken van de Nederlandsche wetenschap in het buitenland, het invoeren van buitenlandsche werken, welke voor Nederland van beteekenis waren, door zijn zorgvuldig bewerkte catalogi van oude boeken, de ontwikkelde tusschenpersoon te zijn tusschen de auteurs, ook van vroeger eeuwen en de geleerden en het nemen van het initiatief tot het uitgeven van oorspronkelijke wetenschappelijke werken. Vertaalde boeken heeft hij nooit uitgegeven.
Aan vele van zijne uitgaven had hij zelf een groot aandeel. Menigmaal was de uitgave zijn denkbeeld of werd de inhoud naar zijn raad geschikt, veranderd, verbeterd.
Van de ‘Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels’ was hij meermalen bestuurslid.
Martinus Nijhoff wordt ons door zijn biografen geschetst als een man uit één stuk, groot in liefde, ingehechtheid aan velen, onver
| |
| |
zoenlijk in zijn afkeer van enkelen, begiftigd met een geweldige energie, een onvermoeide werkkracht, voor zichzelven veeleischend, evenals voor anderen, altijd bereid elke nuttige zaak, van welken aard ook, elke persoon, die flink optrad, ruim te steunen, zedelijk en geldelijk. Hij verafschuwde het woord plicht tot overdrijven toe, doch heel zijn leven lang was hij in zijn hart, wat een elk plichtmatig noemt, dat is, dat hij deed wat gedaan moest worden.
Wouter Nijhoff, geb. te 's-Gravenhage 19 November 1866, Zoon van Martinus Nijhoff en Emma Johanna Henriëtte Cool.
Na het gymnasium doorloopen te hebben besloot hij direct zich aan den boekhandel te wijden. Van 1888 tot 1891 deed hij de noodige handelskennis op in de groote centra van den buitenlandschen boekhandel, nl. bij H. Welter te Parijs, B. Quaritch te Londen en Jos. Baer te Frankfurt.
Den 1en October 1891 kwam hij in de zaak van zijn vader. Aanvankelijk wijdde hij zich geheel aan het antiquariaat. De catalogi, die daarvan uitgingen werden sedert 1892 bijna uitsluitend door hem bewerkt. Toen in Februari 1906 P.A.M. Boele van Hensbroek de firma verliet, kwam ook de uitgeverij onder zijne leiding.
Voor Wouter Nijhoff is het jaar 1926 een gedenkwaardig jaar. Is het honderd jaar geleden dat de stichter der zaak geboren werd, de tegenwoordige leider bereikt bij het verschijnen van dit nummer zijn 60e jaar, hij is dan tevens 35 jaar zelfstandig boekhandelaar en 20 jaar de eenige hoofdbeheerder der firma.
Wouter Nijhoff heeft de zaak geheel volgens de bovenvermelde beginselen van zijn vader voortgezet, doch hij heeft ten volle in toepassing gebracht de woorden van Faust ‘Was du ererbt von deinen Vätem hast, Erwirb es um es zu besitzen.’. Wat wij van onze voorvaderen geërfd hebben, behoort eerst door de verdiensten van ons zelven tot ons eigen wezen. Er is nu wel haast geen plek op den aardbodem, waar wetenschappelijk gewerkt wordt, of de naam Nijhoff is er door antiquariaat en uitgaven bekend. Bij het 50-jarig feest der firma in 1903 verscheen de 316e catalogus van oude boeken, dit jaar de 525e.
Behalve in de vakken door zijn vader bij voorkeur behandeld, werd het fonds met vele hoogstbelangrijke werken op het gebied van kunst, internationaal recht en natuurwetenschappen verrijkt. Toen dan ook in 1924 de premie van het D.A. Thieme-fonds van
| |
| |
de ‘Vereeniging tot bevordering van de belangen des boekhandels’ moest uitgekeerd worden, werd die eenstemmig aan Wouter Nijhoff toegekend.
Die premie moet elke zes jaar worden toegewezen aan den Nederlandschen uitgever van het fraaist uitgevoerde boek of voor een grootsche onderneming op het gebied van den boekhandel hier te lande. In 1918 had wegens den oorlogstoestand de uitkeering niet plaats en daarom meende de jury in 1924 het recht te hebben den man te bekronen, die in de verloopen twaalf jaren getoond had de meest ondernemende uitgever te zijn, de meest grootsche ondernemingen op touw gezet en grootendeels reeds voltooid te hebben.
Als uitgaven, alle uitmuntende door fraaie uitvoering, door degelijken inhoud en van een breeden ondernemingsgeest getuigende werden genoemd ‘de boeken van Lehman en Sluyterman over bouw- en binnenhuiskunst, de serie Handboeken, Barlaeus' Brazilië, de Noord-Nederl. Miniaturen van Bijvanck en Hoogewerff, van Oort's Ornithologia neerlandica, Beekman's Geschiedkundige Atlas en van Marle's Italian schools of painting’. Wie den binnenkort verschijnenden nieuwen fondscatalogus doorbladert zal daarin nog verscheidene uitgaven van dezelfde beteekenis tegenkomen. Het is te begrijpen, dat door den omvang dien de zaak geleidelijk verkregen had, het huis in de Nobelstraat den eigenaar niet meer voldeed en, wars van halve maatregelen, liet hij aan het Lange Voorhout een geheel nieuw gebouw zetten, dat nu zeker wel het grootste en mooiste boekhandelaarshuis van Nederland is. In 1910 werd het betrokken en in 1925 bleek het reeds te klein om alle afdeelingen te herbergen en werden die der administratie en der exploitatie verplaatst naar de Kleine Kazernestraat.
Isaac Anne en Paul Nijhoff hadden ook als schrijver naam gemaakt, doch hunne publicaties hielden geen direct verband met het door hen uitgeoefende beroep. Ook van Wouter Nijhoff verscheen menige publicatie, doch bijna alle op het gebied der bibliografie, zoo nauw verwant met het boekhandelaarsvak.
De intensieve werkzaamheid in zijn zaak heeft niet verhinderd, dat hij, ook op bibliografisch gebied, een eervolle plaats heeft kunnen innemen.
Reeds in 1894 werd door het Frederik-Mullerfonds zijne ‘Bibliographie van Noord-Nederlandsche plaatsbeschrijvingen tot het einde der 18e eeuw’ uitgegeven. In den ‘Nederlandsche Specta- | |
| |
tor’ van 1896-1906 verschenen tal van kleinere bijdragen en in hetzelfde tijdschrift en in het Nieuwsblad voor den boekhandel heeft hij meermalen geijverd voor aansluiting van Nederland bij de Berner Conventie.
In een pittig artikeltje in ‘De Nederl. Spectator’ van 14 Sept. 1901 getiteld ‘Het Hollandsch in Amerika’ hekelt hij de laksheid der Nederlanders van de 19e eeuw op zoo menig gebied, en uit hij zijn afkeer van mooie moties in vergaderingen, welke praktisch geen gevolgen hebben. Zijn aandringen op het bekostigen door Nederland van een professoraat in het Nederlandsch aan een der Amerikaansche universiteiten, had eerst jaren daarna succes door de benoeming van Prof. Barnouw.
In ‘Nederl. Spectator’ van 8 Februari en 1 November 1902 vinden we de eerste aankondigingen van de twee groote bibliografische werken, waaraan Wouter Nijhoff gedurende een reeks van jaren zijn leven wijdde nl. de ‘Bibliographie de la typographie neerlandaise des années 1500 à 1540’ en het werk ‘L'art typographique dans les Pays Bas (1500-1540)’. Op een andere plaats in dit nummer wordt de groote beteekenis van deze uitgaven in het licht gesteld. ‘Slechts met den ijzeren wil van den bewerker kan, mogelijk over een tiental jaren, een boek verschijnen, dat waardig is zich aan te sluiten aan Campbell's “Annales” schreef bovengenoemde aankondiger. Die ijzeren wil heeft Wouter Nijhoff getoond. In 1923 werd het eerste boek voltooid en aan het tweede wordt de laatste hand gelegd.
De tijd voor een volledige karakterschets van Wouter Nijhoff is gelukkig nog niet gekomen. Zij die hem goed kennen en hierboven nog eens nalezen welke eigenschappen zijn voorvaderen bezaten, zullen daarvan verscheidene bij hem terugvinden. Zooals bekend is luidt de zinspreuk der firma ‘Alles komt terecht’. Geheel volledig is ze: ‘Met elkaar te steunen komt alles terecht.’ Velen zullen dat van Wouter Nijhoff ondervonden hebben.
Paulus Nijhoff, geb. te 's-Gravenhage, 26 Aug. 1868, derde zoon van Martinus Nijhoff. Hij is sedert Januari 1893 deelgenoot in de firma Scheltema & Holkema's boekhandel te Amsterdam.
Wouter Nijhoff Jr., geb. te Amsterdam, 21 Juli 1895, zoon van Paul Nijhoff en Georgine Louise Funke. Hij kwam in de firma Martinus Nijhoff in het jaar 1917 en is daarvan sedert 1920 adjunct- directeur.
A.J. van Huffel
| |
| |
| |
Literatuur
1 | A.M. Ledeboer, De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Nederland. Deventer, 1872. |
2 | Over Is. A. Nijhoff: |
| H. Brugmans in: Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek, dl. II, kol. 1009-1010 |
| P.C. Molhuysen in ‘Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde’ 1864, blz. 107-124. |
| G.H.M. Delprat in ‘Jaarboek Koninkl. Akademie van Wetenschappen’ 1864, bl. 104-123. |
| Bijdragen tot de geschiedenis van den Nederl. boekhandel. 1e dl. Amst. 1874, bl 108-114. |
| Nieuwsblad voor den boekhandel 1863, No. 32. |
| Nederl. Spectator 1863, blz. 241. |
| Portret in ‘Adresboek voor den Nederl. boekhandel’, 1864. |
3 | Over Paulus Nijhoff: |
| H. Brugmans in ‘Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek’, dl. II, kol. 1011-1012. |
| L.E. Lenting in ‘Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde’ 1868, blz. 262-274. |
| Fred. Muller in ‘Bijdragen tot de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel’. 1e deel, Amst. 1874, blz. 171-174. |
| Nieuwsblad voor den boekhandel, 29 Nov. 1867. |
| Nederl. Spectator, 1867, blz. 394. |
| Portret in ‘Adresboek voor den Nederl. boekhandel’, 1868. |
4 | Over Martinus Nijhoff: |
| W. Zuidema in ‘Nieuw Nederl. Biogr. Woordenboek’ dl. II, kol. 1010-1011. |
| P.A.M. Boele van Hensbroek in ‘Levensberichten van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde’, 1894, blz. 121-167. |
| F Adama van Scheltema in ‘Nieuwsblad voor den boekhandel, 1894, blz 410. |
| Nederl. Spectator 1894, blz. 311. |
| J.L. Beijers in ‘Eigen Haard’ 1892, blz. 845. |
| Johan Gram in ‘Het Leeskabinet’ 1903. |
| A.C. Kruseman, Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederl. boekhandel. Amst. 1887, dl. II, blz. 674-682. |
| Portret door J. Veth en in ‘Eigen Haard’ 1892, blz. 845. Nederl. Spectator, 1894. Nr. 39. |
|
|