Het Boek. Jaargang 15
(1926)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 273]
| ||||||||||||||||
Laurentius Torrentinus
| ||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||
over de Architectuur (zelfde jaar), benevens het boekje van den Napolitaan Simone Portio ‘de Coloribus’ (van 1548). Uit zulke publicaties blijkt wel, dat niet alleen de belangstelling voor de schoone kunsten zelve, maar ook die voor de studiën daarmede verband houdende, in dezen tijd bijzonder groot was. ![]() Fig. 1 Vignet met het groot-hertogelijk wapen door Torrentinus voor verscheidene uitgaven gebezigd.
Daar onze bijdrage echter minder een bibliografisch dan wel een biografisch karakter draagt, willen wij den catalogus der uitgave voor het oogenblik laten rusten en allereerst aan de inleiding van den kanunnik Moreni aandacht schenken, om te onderzoeken in hoeverre deze toelichting verschaft bij de archivalische documenten, die hier achter voor de eerste maal worden afgedrukt. | ||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||
Moreni begint te vermelden, dat de boekdrukkunst te Firenze na de eerste decenniën der XVIe eeuw in verval was geraakt: decaduta dal prisco di lei splendore; en dat Cosimo I, om in dien toestand verbetering te brengen, een vreemden en ervaren drukker aanzocht zich in zijn hoofdstad te komen vestigen. Die drukker was ‘de vermaarde’ Laurentius Torrentinus. Wat de schrijver over dezen weet, ontleent hij allereerst aan zekere ‘Ricordi intorno ai costumi, azioni e governo del granduca Cosimo I’, een onuitgegeven werk van zekeren Domenico Mellini, dat in manuscript bij hem berustte. Deze Mellini was een tijdgenoot van Torrentinus en schreef over hem als volgt: Per giovare alle lettere non lasciò Cosimo di condurre in Fiorenza Lorenzo Torrentino, tedesco, uomo eccellente intorno all' esercizio di fare stampare i libri. Costui condusse in Fiorenza caratteri di tutte le sorti di maravigliosa bellezza, et huomini attissimi a bene adoperarli, ed aperse nobilissima stamperia et bottega di libri molto ricca, servendo infin che visse al publico e al privato con gran lode sua, et di chi lo ce aveva condotto. Reeds hieruit ziet men, dat aan de komst van Torrentinus, hier ‘Duitscher’ genoemd, bijzondere beteekenis werd gehecht. In 1547 vestigde hij zich te Firenze en met hoe groote ingenomenheid vooral de geleerden hem begroetten, blijkt uit twee brieven van Petrus Victorius, den beroemden hoogleeraar in de oude talen, die door Moreni worden aangehaald. De eerste brief, van 15 April 1547, is gericht aan Francesco Davanzati en gewaagt van de ‘gebeurtenis met deze woorden: Fautor bonarum artium, omnisque generis litterarum amator, eximius nostrae civitatis Princeps, evocavit hic typographum hominem, propositisque praemiis non parvis voluit in hac urbe eius artis officinam instruere. - In den tweeden brief, den 13en September van 't zelfde jaar aan den groothertog zelf geschreven, is het ‘oraculum doctrinae’ een en al opgetogenheid en voorzegt aan Cosimo, hoe groot heil en voordeel het gevolg zullen zijn van de stichting eener zóó voortreffelijke drukkerij.... De brief bevat voorts een toespeling, die aan duidelijkheid niets te wenschen over laat: de vorst zal van zijn grootmoedigheid de zoete vruchten onverwijld zien rijpen, wanneer slechts de teksten der klassieken, voorzien van Victorius' commentaar, benevens zijn vertogen het eerst in aanmerking komen om ter perse te worden gelegd! - Tot zulke uitgaven kwam het inderdaad: in 1550 ver | ||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||
scheen bij Torrentinus een oratie van den professor benevens een door hem bezorgde editie der Eὑρıσϰóμɛνα van Clemens van Alexandrië. En daar bleef het niet bij. Nochtans kon Victorius van Torrentinus' ‘officina’ niet zoo grif partij trekken als hij wel gehoopt had: Zijn voornaamste commentaar, t.w. dat op Demetrius Falereus, verscheen niet voor 1552, en niet bij Torrentinus ... Aan Moreni was het onbekend, vanwaar Lorenzo Torrentino geboortig of afkomstig was. Hij geeft aan, dat dit nergens wordt medegedeeld: ‘Volgens sommige schrijvers - zoo zegt hij - is hij een Duitscher, volgens andere een Vlaming'. Victorius noemt hem in den brief aan Cosimo I “germanum hominem”. De Rotterdamsche rechtsgeleerde Hendrik Brenkman spreekt van hem in zijn werk “Historia Pandectarum”, in 1722 te Utrecht verschenen, als van een landgenoot: Laurentius Torrentinus, typographus admodum celebratus a Cosmo conductus, et ex his terris - nam Flander erat - evocatus librum Pandectarum formis litteratum chartaque magnificentissimis excudit.Ga naar voetnoot1). Moreni meent, dat onze drukker wellicht een bloedverwant was van den bekenden blinden geleerde Hermannus Torrentinus, die in 1520 te Zwolle overleed. Van der Aa, in wiens biografisch woordenboek aan Laurentius negen regels worden gewijd, is van hetzelfde gevoelen. Hij geeft, bij wijze van uitzondering, geen litteratuur aan, dus heeft waarschijnlijk de schaarsche gegevens van een ander ontvangen. Deze zegsman of correspondent kende zonder twijfel het werk van Moreni, waaraan hij echter alleen een algemeen bericht benevens het juiste sterfjaar, 1563, ontleende. Behalve Hermannus en Laurentius kent Van der Aa echter nóg een Torrentinus, namelijk Antonius, Latijnsch dichter en rector van de Latijnsche school te 's-Hertogenbosch, die ook bij Foppens voorkomtGa naar voetnoot2) en door dezen wordt aangeduid met de woorden: “a Gemert .... nobili familia natus”. Deze Antonius nu (gestorven in 1596) en niet Hermannus blijkt een bloedverwant van den drukker te zijn geweest, daar de hier achter medegedeelde documenten uitwijzen, dat Laurentius Torrentinus, evenals de Bossche rector, te Gemert in het dekanaat Helmond is geboren. Zijn vader heette Leonardus. | ||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||
Bleef dus Moreni onzeker aangaande den landaard van den gevierden drukker, uit een brief van Lelio Torelli, gericht aan een secretaris van den hertog, gedagteekend 8 Januari 1547, wist hij dat in het begin van gezegd jaar van wege Cosimo I met Torrentinus onderhandelingen werden gevoerd. Lelio Torelli was zelf auditeur en eerste secretaris van Zijne Hoogheid en was belast om met “maestro Lorenzo”, die ook door hem “tedescostampatore” wordt genoemd, te accordeeren. Moreni drukt zijn langen brief in extenso afGa naar voetnoot1) en betreurt het, dat het contract, van welks concept Torelli gewaagt, ondanks herhaalde en naarstige naspeuringen, niet kon worden teruggevonden. Alleen door dit contract immers kan, naar zijn zeggen, alle onzekerheid worden weggenomen aangaande het tijdstip, waarop Torrentinus zich te Firenze werkelijk kwam vestigenGa naar voetnoot2). - Door een zeer gelukkige omstandigheid kan juist dit contract hierachter als eerste document worden afgedrukt. Het dateert van 5 April 1547 en men leert er in de eerste plaats uit, dat de drukker te Bologna woonachtig was, toen het aanzoek van den hertog hem bereikte. Uit een anderen brief van Lelio Torelli maakt Moreni terecht de gevolgtrekking, dat Torrentinus in den loop van 1547 zich te Firenze vestigde. Deze brief, den 31en Maart van gezegd jaar geschreven aan Antonio Agostino, bisschop van Tarragona, in Spanje, deelt - vijf dagen vóór het passeeren van het contract - reeds mede, dat de drukker bezig is naar Firenze te verhuizen: Laurentius typographus iam hic domum conducit, bombycinam chartam curat, caetera molitur, et mense Maio cum familia et officina adfuturus. Het nieuws ging in de geleerde wereld met recht als een loopend vuurtje! Den 15en April 1547 schrijft Petrus Victorius in den reeds aangehaalden brief aan zijn vriend Francesco Davanzati eveneens over de aanstaande overplaatsing der drukkerij als over een bij uitstek heugelijke gebeurtenis, welke in uitzicht is: Ille ad ornandam tabernam, et caetera quae opus forent comparanda, tempus octo mensium postulavit, quorum dimidia fere pars iam abiit. Ipse quoque hominem hortari non cesso .... | ||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||
De hoop welke Vittori voorts uitsprak, dat de drukkerij tegen de herfst in actie zou zijn, ging in vervulling, want nog vóór het einde van het jaar verscheen het eerste werk, dat Torrentinus te Firenze in het licht gaf: Lilii Gregorii Giraldi Ferrariensis libellus quomodo quis ingrati crimen possit effugere. Dit boekje is in uiterst weinige exemplaren bewaard en was aan Tiraboschi onbekendGa naar voetnoot1). Hoofddoel van de vestiging der drukkerij te Firenze was de kostbare handschriften der Grieksche en Latijnsche schrijvers, welke de Mediceïsche bibliotheek (de Laurentiana) bezat, door goede uitgaven ten gemeenen nutte der geleerdheid te maken, en voorts de verhandelingen der Florentijnsche letterkundige Academie door den druk te verspreiden. Torrentinus zegt dit laatste zelf in de opdracht, welke hij afdrukte voor de lijkrede door Varchi uitgesproken bij den dood van Maria Salvati, Cosimo's moeder (1549): Il desiderio, che io ho grandissime di giovare a tutti gli studiosi della lingua Toscana, et parte sodisfare a quell' obbligo che la bontà, la prudenza e la liberalità dell' Eccelenza dell' Illustrissimo, virtuosissimo et felicissimo Duca di Firenze, Signor nostro, m'ha posto sopra le spalle, mi fa non solamente desto et diligente a cercare, ma curioso ancora, et forse importuno a trarre dalle tenebre, et porre in luce tutti quelli componimenti di qualunque maniera, i quali possono o utile alcuno arrecare, od honore alla vostra lingua fiorentina. Torrentinus genoot te Firenze de meest uitgebreide voorrechten, die wellicht ooit aan een drukker zijn verleend. Hij zag zich begunstigd ver boven inheemsche collega's als de gebroeders Filippo en Giacomo Giunti, en wanneer aan dezen 1 September 1561 eindelijk een privilegie wordt toegestaan, wordt daarbij met nadruk gestipuleerd, dat dit in geenen deele de reeds aan Torrentinus verleende voorrechten zal verkorten. Waarin de door dezen verkregen gunsten bestonden leert het contract. Men zal ze bijkans buitensporig vinden. Dat zij verkregen werden, wekt eenige bevreemding, wanneer men verneemt, dat nergens is gebleken, dat onze drukker reeds elders boeken in het licht had gegeven vóór hij naar Firenze kwam. Hierdoor wordt het vermoeden gewekt, dat hij tot dusver alleen in associatie met vakgenooten zou hebben gewerkt. Evenwel blijkt uit de documenten duidelijk genoeg, dat een bestaande werkplaats door hem van Bologna naar Firenze werd verplaatst, | ||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||
Fig. 2. Zînnebeeldige titelprent door Torrentinus voor verscheidene humanistische uitgaven in folio gebezigd.
| ||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||
waarover hij volle beschikking had. Van vennooten wordt nergens gesproken en de omstandigheid dat Torrentinus te Bologna in het huwelijk trad, wijst er ook op, dat hij er een gezeten drukker was. Nog in 1550 bezat hij bij die stad een wijnberg. Dat Torrentinus niet zonder drukkersmateriaal naar Italië is gekomen, wordt bewezen door de initialen van zijn eerste uitgaven te Firenze. Voor den druk der “Vite” van Vasari bij voorbeeld gebruikte hij gehistorieerde letters met voorstellingen uit Ovidius’ Metamorphosen, die zeer kennelijk door een Nederlander gesneden zijn. Daarnaast bezigt hij echter initialen van duidelijk Italiaansch en vermoedelijk Florentijnsch type en wel behoorende tot twee aphabeths: het eene kunstvoller en zorgvuldiger bewerkt dan het andere. Geen dezer letterseries schijnt volledig te zijn geweest; zij worden door elkander gebruikt, al naar gelang het zoo uitkomt. Van de Nederlandsche letterblokjes waren er verscheidene licht beschadigd. Zijn grootere initialen en alle vignetten heeft Torrentinus te Firenze verworven of doen vervaardigen. Zeer fraai is de ‘avamporta’ met zinnebeeldige voorstelling, welke hij gaarne voor zijn humanistische folio-uitgaven bezigt: Merkwaardig is het, dat de riviergod, in het midden afgebeeld, niet de Arno is doch de Tiber, als de stroom der stroomen. (Fig. 2) Torrentinus had van meet af aan een roep, en behield dien, wijl de boeken door hem uitgegeven golden als degene, die toenmaals het fraaist werden gedrukt en naar het uiterlijk het best verzorgd. Als de bekende historiograaf Paulus Jovius in 1549 zijn ‘Illustrium Virorum Vitae’ bij Torrentinus ter perse legtGa naar voetnoot1), laat hij dit werk voorafgaan door een brief van den rechtsgeleerde Andrea Alciato aan hem, Jovius, gericht, waarin het o.m. heet: Quo ad elegantiam dignitatemque editionum, Torrentiniani praeli typos Venetis et Germanicis antepono; sic enim oculos meos delectant, ut minime fatigent. Al steekt in deze woorden zekere reclame, zij zeggen - juist uit de pen van een verwenden Italiaan - bijzonder veel en bevatten daarbij een gevoelen, dat destijds algemeen werd onderschreven. Eerst latere critici hebben bevonden, dat de zoo hoog geprezen uitgaven niet altoos een even feilloozen tekst biedenGa naar voetnoot2). In hoever dat juist is, kan ik niet beoordeelen. | ||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||
Toch had Torrentinus twee geleerde en uitstekende correctoren tot zijn beschikking. De eene was de bekende veelschrijver Lodovico Domenichi, geboortig van Piacenza, doch te Firenze gevestigd, wegens zijn vaardige pen zeer gezien. De tweede interesseert ons meer, daar hij geen ander is dan de merkwaardige en ten onrechte in vergetelheid geraakte Brabander Arnoldus Arlenius gezegd Peraxylus. In onze biografische woordenboeken zal men zijn naam tot dusver vergeefs zoeken, maar Jöcher deelt in zijn voortreffelijk ‘Gelehrten-Lexicon’ (1751) mede, dat deze ‘geleerde man uit Brabant’ Flavius Josephus in het Grieksch heeft uitgegeven en voorts van verscheidene Grieksche werken een Latijnsche vertaling heeft bezorgd. ![]() Fig. 3. Initialen uit de eerste uitgave van ‘Vasari's “Vite”, in 1550 bij Torrentinus verschenen. Zie ook op blz. 273, 275, 284.
Over dezen Arlenius valt echter uit Italiaansche bronnen nog wel iets meer te vertellen. Reeds in 1536-'37 blijkt hij te Firen- | ||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||
ze als boekhandelaar te zijn gevestigd, d.w.z. hij had er geen winkel maar trad op als deskundig tusschenpersoon, die vorsten, geleerden en prelaten door brieven op de hoogte hield, welke boeken er alom verschenen, om deze dan na ontvangen opdracht, voor zijn correspondenten bij de drukkers-uitgevers te betrekken. Reeds in de vorige eeuw waren er humanisten geweest, die op dergelijke wijze als “makelaars in handschriften” optraden; Arlenius was een der geleerden, die dit bedrijf bestendigden door, bij wijze van eerzame broodwinning, aan boekenvrienden bemiddeling te verleenen. Behalve geldelijk gewin genoot hij aldus het voordeel, dat zoo goed als alles, wat er op wetenschappelijk gebied verscheen, hem onder de oogen kwam. De Romein Franciscus Floridus spreekt in 1538 over hem met waardeering in de opdracht van zijn pleitrede “In linguae latinae calumniatores” aan den kardinaal De Carpi: Maximam de se expectationem sustinet Arnoldus Arlenius, utriusque linguae maxime peritus et candidissimi judicii juvenis; en voorts in het dialoog “de Caji Julii Caesaris praestantia”, in 't zelfde jaar verschenen: Superiori anno [1537] venerunt ad me .... Arnoldus Arlenius-Peraxylus, candidissimi judicii juvenis, cujus ego eruditioni tantum defero, ut meorum scriptorum - quaecunque ea sint - illum censorem elegerim, ....’ etc. Uit Tuano “Storia” Lb. XX, door Moreni aangehaald, blijkt zijn afkomst: Arnoldus Arlenius in Campinia Atuaticorum regione trans Diesam amnem, qui silvam seu boscum Ducis alluit, vico ignobili nates, indeque nomine ingeniose ab eo efficto Peraxylus nuncupatus [est]. - Daaruit blijkt, dat onze humanist geboortig was van het gehucht Aarle, gelegen in de Meijerij van Den Bosch, kwartier Kempenland, tusschen Best en Oirschot. Het dorpje Aarle ten N. van Helmond, in het kwartier Peelland, kan bezwaarlijk gemeend zijn, daar de Grieksche toenaam, Homerisch geïnterpreteerd, “zeer-houtrijk” beteekent. Dit nu is (nog heden ten dage) alleen op het eerstgenoemde Aarle toepasselijk. De ligging wordt door het epitheton eigenaardig gekenschetstGa naar voetnoot1). Arnoldus was geen leerling van Victorius, zooals door diens biograaf Bandini beweerd is, doch wél diens bewonderaar en eventueel ook medewerker. Door den bovengenoemden bisschop van | ||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||
Tarragona wordt hij in een van diens brieven aan Lelio Torelli aanbevolen als: probus et utriusque linguae valde peritus; eius opera utitur Venetiis Jacobus Mendoza, legatus Caesaris, in describendis quamplurimis graecis libris.
Fig. 4. Opdracht der “Vite” door Giorgio Vasari. Eerste uitgave, 1550.
De bisschop meende te weten, dat Ar- | ||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||
lenius ook in keizerlijken dienst stond of gestaan had, en prijst hem ook in andere brieven wegens zijn zeden en geleerdheid. Het eigenaardig beroep van dezen begaafden en hupschen Brabander bracht mee, dat hij boeken .... en uitgevers aanbeval, en het schijnt dus niet uitgesloten, dat hij het is geweest die, goed aangeschreven als hij te Firenze stond, op zijn gewestgenoot Laurentius Torrentinus de aandacht van Cosimo heeft gevestigd, toen deze besloten had in zijn hoofdstad een drukkerij te stichten. Petrus Victorius, zéér met het denkbeeld ingenomen, zooals wij zagen, kan de aanbeveling met zijn gezag hebben ondersteund. In ieder geval zien wij Torrentinus en Arlenius sedert 1547 door vriendschap verbonden: De taalgeleerde helpt den uitgever bij de correctie van de Grieksche en Latijnsche teksten, terwijl hij door zijn internationale briefwisseling tevens den afzet van diens uitgaven bevordert. Het is onjuist, dat Arlenius in 1561 te Bazel zou zijn gestorven, zooals Jöcher meedeelt; nog den 9en Juni 1563 werd hij door Torrentinus' zoon Leonardus als gevolmachtigde aangewezen: substitua procuratorem ... D. Arnoldum Arlenium, quondam alterius Arnoldi filium, ducatus Brabantiae, Florentiae commorantem ...Ga naar voetnoot1).
In 1554 stichtte Torrentinus een filiaal van zijn drukkerij te PesciaGa naar voetnoot2). Aanleiding daartoe was, zooals reeds Moreni vermoedde, dat er in dat stadje een uitstekende kwaliteit papier werd vervaardigd. Niet onwaarschijnlijk was Torrentinus bij die productie finantieel geïnteresseerd, terwijl hij verder ook behoefte moet hebben gevoeld zijn bedrijf uit te breiden, want na 1552 ging dat te Firenze zoo voorspoedig niet meer als aanvankelijk het geval was. Van de 260 boeken, groote en kleinere, die de ‘hofdrukkerij’ tusschen 1547 en 1563, dus in zestien jaren, heeft doen verschijnen, zagen er 140 in de eerste vijf jaren het licht. De zorgvuldige catalogus van Moreni maakt het volgende belangwekkende overzicht mogelijk: | ||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||
In het sterfjaar, 1563, verschenen er dan ten slotte nog 5 boeken. Een recordjaar voor de drukkerij, maar vermoedelijk ook voor het geheele Europeesche uitgeversbedrijf in de 16de eeuw, was 1551 met niet minder dan 41 publicaties. Blijkens de hierachter volgende documenten was Torrentinus in 1552 en 1553 druk in de weer om door overeenkomsten met zaakkundige vertegenwoordigers in andere steden zijn omzet te verzekeren; maar dit had kennelijk niet terstond een in alle opzichten bevredigend resultaat. Wij zien, dat het jaar 1554, waarin het filiaal te Pescia werd opgericht, juist een ernstige inzinking aanwijst, en hoe daarnà eerst de productie aanvankelijk zich begint te herstellen. - In 1557 evenwel verschijnen er plots niet meer dan vijf boeken. Moreni heeft naar de oorzaak van deze vermindering en de nieuwe verslapping in het bedrijf, die tot 1561 aanhoudt, gezocht, en daarbij de volgende feiten aan het licht gebracht: In 1557 bezorgde Torrentinus, clandestien en zonder aanwijzing van de drukkerij, lijnrecht in strijd ook met het door hem afgesloten contract, een uitgave van de ‘Commentarii’ van Johannes Sleidanus, een door de overheid verboden boek, waarin keizer Karel V op de meest scherpe wijze werd aangevallenGa naar voetnoot1). Voorts verscheen er omtrent ditzelfde jaar een vertaling in het Italiaansch van Lodovico Domenichi's hand naar het boek van Calvijn ‘Nicodemiana’. De commissaris der Inquisitie kon uitmaken, dat de uitgave te Firenze was geschied, hoewel op het titelblad Bazel als druk-plaats stond aangegeven. Domenichi werd zwaar gestraft en op Torrentinus moet de ernstige verdenking hebben gerust aan zijn vriend en corrector de behulpzame hand te hebben geboden. Bewijzen konden er weliswaar tegen hem niet worden aangevoerd en de overheid liet hem deswege met rust; doch het is verklaarbaar, dat het geruchtmakend persschandaal, waarbij zijn naam stellig - en | ||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||
licht niet geheel zonder redenGa naar voetnoot1) - genoemd werd, van een nadeeligen invloed moet zijn geweest op den gang van zaken in de drukkerij gedurende deze jaren. In het voorjaar van 1558 werden er te Firenze een groot aantal verboden boeken opgehaald en verbrand, de Inquisitie trad met bijzondere gestrengheid op, en Torrentinus oordeelde het wijzer zich vooreerst op het uitgeven van onverdachte werkjes toe te leggen als ‘Gli uffizi di S. Ambrogio’, brieven van kardinalen, ‘Sonetti morali’ enz. In Februari 1558 zocht hij ook gelegenheid aan den hertog een bijzondere attentie te bewijzen, wat denkelijk mede verband hield met een gunst, die hem den 25. Januari 1557 was verleend: Deze bestond in kwijtschelding van een straf (boete van 20 goudguldens en drie dracht slagen), hem opgelegd, omdat hij den 28. December 1556 op een nachtelijk uur langs de straat was aangetroffen in bezit van twee messenGa naar voetnoot2). Nu was het geen regel, dat een notabel burger aldus werd aangehouden en onderzocht. Was er voor de politie aanleiding, om op Torrentinus in 't bijzonder te letten? - Een geluk voor Torrentinus was het, dat hij tot in het eind van zijn leven tot Cosimo de’ Medici in goede verstandhouding bleef staan, waarvan ook de bezorgde en vriendschappelijke brief van 19 December 1562, geschreven uit Firenze, het bewijs is, welke brief hier onder de bijlagen wordt afgedrukt. Het einde kwam voor den hofdrukker, in de kracht van zijn werkzaam leven, plotseling. Den 22. Juli 1562 had de hertog van Savoje, Emanuel Filibert, tot Cosimo een brief gericht, waarin hij dezen verzocht toestemming te verleenen, dat Torrentino eenigen tijd te Mondovì zou mogen verblijven, ten einde in die universiteitsstad (in 't Latijn Mons Regalis genaamd) enkele uitgaven te bezorgen. Den 18. Augustus antwoordde de hertog van Toscane in toestemmenden zinGa naar voetnoot3). Inmiddels had Torrentinus zich reeds naar | ||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||
Savoje begeven, aangezien hij den 29. Mei 1562 te Mondovì een kwitantie onderteekende voor 25 daalders hem van wege den hertog Emanuel Filibert uitbetaald. In December 1562 is Torrentinus, zooals wij boven zagen, weder te Firenze terug. Zeer waarschijnlijk heeft het in zijn bedoeling gelegen naar Mondovì terug te keeren, waar hij in één half jaar voor het ter perse leggen van de verlangde boekwerken alleen de eerste toebereidselen heeft kunnen nemen. Eerst zijn zoons deden er in de volgende jaren, tot 1566, enkele boeken verschijnenGa naar voetnoot1). De vader werd reeds den 12. Februari 1563 begraven. Moreni was niet in staat den juisten sterfdatum aan te geven, doch vermocht uit de hem beschikbare gegevens wel vast te stellen, dat het verscheiden in de twee eerste maanden van 1563 moet hebben plaats gevonden. Het vinden der inschrijving in de ‘registri dei defunti’ sluit thans allen twijfel uit. De sterfacte leert, dat de hertogelijke drukker in S. Apollinare begraven werd. Dit was de kerk zijner parochie, want de hoogst leerzame inventaris zijner roerende goederen - daags na de begrafenis opgemaakt - wijst uit, dat de woning en drukkerij gelegen waren ‘in populo Sancti Apollinaris’. Uit oude stadsbeschrijvingen blijkt, dat het een ruim gebouw gold, dat door Cosimo I voor de vestiging der drukkerij was aangewezen en waar sedert de ‘stamperia granducale’ ook gevestigd bleef tot in de vorige eeuw. De ‘officina’ omvatte behalve zetterij en drukkerij (met twee persen) ook een lettergieterij, magazijnruimten en voorts een boekwinkel. Het perceel lag in de onmiddellijke nabijheid van het kerkje San Romolo, in de 18de eeuw afgebroken, en het trekt de aandacht, dat de tweede zoon van Torrentinus naar dezen heilige werd genoemd, die blijkbaar als een schutspatroon van het drukkersgezin beschouwd werdGa naar voetnoot2). De drie zoons van Laurens Leenaertsz. van der Beke hebben het bedrijf van hun vader tot 1570 voortgezet. De oudste, Leonardus, schoon eerst een knaap van zestien jaar bij den dood van zijn vader, wordt in de acten terstond ‘typographus ducalis’ genoemd. Hij stierf echter reeds in 1566. Treffend is de lofspraak door dezen zoon van zijn vader gegeven in de voorrede van een der eerste edities, die hij na diens overlijden bezorgdeGa naar voetnoot3): ‘Tutta | ||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||
l'intentions e 'l pensiero di Lorenzo mio padre, mentre a Dio piacque lasciarlo in vita, fu sempre di giovare quanto ha comportato l'arte della stamperia, a voi tutti benigni lettori. Et ciò ha egli di continuo fatto non solo con procurare d'havere da tutte le parti del mondo i più begli et vaghi caratteri, et i più leggiadri arnesi di questo nobilissimo esercitio, come per lunga esperienza s'è potuto vedere; ma con singolare spesa et fatica, et di se stesso et degli amorevoli amici suoi, cercando tuttavia di pubblicare i migliori et più utili libri in ogni professione et scienza, de' più dotti et scientiati huomini dell' età nostra; nella qual cosa ha talmente havuta favorevole la sorte, che universalmente s'è venuto acquistando la gratia et favore così de' principi grandi, come degli huomini privati.’ Na den dood van hun vader waren de zoons van Torrentinus geassocieerd met den drukker Carlo Pettinari, met wien zij nog in 1570 een boek uitgaven: ‘Delle attioni et sentenze del Signor Allessandro de' Medici, primo duca di Firenze’. Sedert 1571 treedt echter Pettinari alleen als drukker opGa naar voetnoot1). De ‘officina Torrentiniana’ was toen aan het verloopen. De drukken door de erven bezorgd waren van meet af aan niet zoo goed en zoo fraai als die bij het leven van Laurentius verschenen; daarvan gewaagt ook met mistroostigheid Petrus Victorius, de hoogleeraar, in een ongedateerden brief aan Francesco Filippo Pedemonti. Hij, die in 1547 de vestiging der drukkerij met zooveel jubel had begroet, moet omstreeks 1568 erkennen: ‘Eius officina nunc omnis, valde antea instructa et ornata, exinanita et dissipata est, operaeque abiere; id autem factum est difficultate horum temporum, ac propriis ipsius angustiis; nam tempora hic valde dura atque adeo calamitosa sunt, vicino ac prope cotidie nobis imminente acerrimo bello.’. - De ongunstige tijdsomstandigheden hadden dus mede schuld. - Over Torrentinus mogen wij besluiten met de woorden van Moreni: ‘Ed ecco, per quanto la tenue capacità ed insufficienza nostra ha concesso, schierate quelle poche notizie, che abbiam saputo trarre dalle tenebre, di un tanto stampatore, le di cui edizioni furono, sono e saranno ovunque mai sempre per la loro leggiadrìa, vaghezza e magnificenza in alto pregio, edegnemai sempre del bell' elogio dato loro.’ (De documenten volgen) G.J. Hoogewerff |
|