Het Boek. Jaargang 16
(1927)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 17]
| |
Het Abecedarium als algemeen verbreid leerboekjeBij de bespreking van de abecedaria, die eeuwen lang in Holland op perkament gedrukt werden (Het Boek 1923), wees ik er in het voorbijgaan op (blz. 156), dat deze perkamentboekjes wel bepaald in de Nederlanden schijnen thuis te hooren, maar dat het leerboekje naar den inhoud zeker internationaal is geweest in den ruimsten zin. Ik laat hier nu een overzicht volgen van wat ik tot dusver heb gevonden over dat oude leerboekje, dat reeds in de Middeleeuwen in het geheele Christelijke Europa in gebruik geweest moet zijn. Het voorzag in de allereerste behoefte van het aanvankelijke onderwijs; het alphabet, de allervoornaamste gebeden, de geloofsbelijdenis en de formules, bij den misdienst gebruikt - dat moest ieder kind leeren en onthouden. Het leerboekje dat deze aanvangsleerstof omvatte zal dus bij onderzoek wel overal voor den dag komen, deels in zeer kort uittreksel, zooals in die Hollandsche perkamentboekjes, deels in uitvoerigeren tekst, zooals in het Antwerpsche perkamentboekje van Withage en verscheidene van de boekjes, die ik in de volgende hoofdstukken ga beschrijven. | |
1. De Grieksche spraakkunst van frater Urbanus.Zeer kort vinden we de verbinding van alfabet en eerste gebeden vóór de Grieksche spraakkunst van frater Urbanus van Belluno, get. Institutiones Graecae grammaticaeGa naar voetnoot1). In de uitgaaf van Aldus Manutius te Venetië, van 1497, staat, onmiddellijk na de opdracht op de keerzijde van het 2e blad, het alfabet, gevolgd door de tweeklanken, en daaronder Pater noster en Ave Maria, alles in Griekschen tekst met Latijnsche opschriften. Zie de afbeelding. Op de volgende bladzijde begint de spraakkunst zelve met eene uitvoerige bespreking van de letters. | |
[pagina 18]
| |
![]() A B C, voorafgaande aan de Institutiones Graecae grammaticae van Frater Urbanus.
| |
[pagina 19]
| |
2. De institutiones grammaticae van Aldus Manutius.Voor enkele jaren verkreeg ik voor de Amsterdamsche Universiteitsbibliotheek een nog nergens beschreven Deventersche uitgaaf van de Latijnsche spraakkunst van den bekenden Venetiaanschen geleerde, dien we zooeven reeds als uitgever ontmoetten, Aldus Manutius, van het jaar 1512. Het is slechts een fragment: het eerste vel, 6 blaadjes met signatuur Ai - iij en het slotblaadje van het boekGa naar voetnoot1). De titel luidt: ‘Aldi Manutii Romani Institutionum grammaticarum libri tres’. Daaronder staan twee Latijnsche gedichtjes, een achtregelig van Servatius Aedicollius aan den grammatice artis studiosum, en een enkel distichon van Joannes Murmellius aan den lezer. Op de keerzijde begint een uitvoerige opdrachtbrief van Aldus Manutius aan de schoolmeesters, gedateerd ‘ex Venetiis Mense Octobri. M.d.vij.’ Hij weidt daarin uit over de belangrijkheid van hun ambt, houdt hun voor, dat goede zeden voor de leerlingen nog noodiger zijn dan nuttige kennis, en beveelt dringend aan, hen niet anders van buiten te laten leeren dan werken van de beste schrijvers; van de grammatica alleen zeer korte hoofdregels. Hij zelf herinnert zich uit zijn jeugd met ergernis dat hij dat dwaze gedicht van Alexander ‘de arte grammatica’ - het bekende ‘doctrinaal’ van Alexander de Villa dei - van buiten moest leeren, terwijl hij den daaraan gewijden tijd en arbeid veel beter had kunnen gebruiken met iets te leeren van groote schrijvers als Cicero of Vergilius. Na deze voorrede komt tot onze verrassing de overweging dat de kinderen toch in elk geval eerst met den godsdienst moeten beginnen, waarmee een reeks gebedsteksten enz. wordt ingeleid, die vier en een halve bladzijde in compressen druk vult, en in hoofdzaak overeenstemt met het vroeger door mij beschreven Antwerpsche AbecedariumGa naar voetnoot2). We geven een paar bladzijden in facsimile, en later hier de opschriften met aanhef van elken tekst volgen, voor een volledig overzicht van den inhoud. Oratio data Apostolis ab Jesu redemptore humani generis: Pater noster qui es in celis.... | |
[pagina 20]
| |
Decem praecepta legis antiquae: de tien geboden in 14 hexameters. ![]() Initium Evangelii secundum Joannem: In principio erat verbum... | |
[pagina 21]
| |
Ad benedicendam mensam ante prandium: Benedicite Oculi.... Dus geheel als in al de Abecedaria het Pater noster, Ave Maria en Credo, en daarna een reeks teksten die voor een goed doel met die van het quarto-abecedarium van Withage overeenkomt. Bij het avondgebed zien we het dagelijksche gebruik van al de teksten aangegeven; na de korte gebedsformule volgt dit voorschrift: ‘Item dicatur quinquies oratio dominica et salutatio Angeli ad beatissimam virginem, et semel symbolum Apostolorum. Hinc Evangelium In principio erat verbum et verbum erat apud deum, et cetera.’ Eerst na dit alles, midden op bl. 4 verso, in facsimile hier afgebeeld, beginnen dan de rudimenta grammatices - zooals de auteur in de voorrede zijn werk noemt - en ook hier springt de overeenkomst met de Abecedaria, en bepaaldelijk met het uitvoerige van Withage in het oog. We zien hier op het a.b.c. dezelfde tabelletjes van letterverbindingen volgen, maar nu in veel grootere volledigheid, al de medeklinkers met al de klinkers. Dan omgekeerd de klinkers vóór de medeklinkers; verder soortgelijke tabellen met dubbele en drievoudige medeklinkers. Zie hier de opschriften met enkele voorbeelden. Consonantes preposite vocalibus: Ba be bi bo bu.... Deze laatste lijst vult ongeveer twee en een halve bladzijde in twee kolommen. Meestal wordt den leerling geen denkbare verbinding gespaard. Alleen bij de letter q is de opgaaf wijselijk beperkt tot de werkelijk voorkomende lettergrepen: Quid quod Qual quel quil Quam quem Quan quen quin quon Quas ques quis quos quus. | |
[pagina 22]
| |
![]() We zijn geneigd ons af te vragen of de leerlingen die van het Doctrinale af waren geholpen, hiermede niet van den regen in den drup waren gekomen. Maar laten we dit niet uiten, om geene ineruditi te schijnen. De auteur laat volgen: Erunt fortasse qui hec rideant tanquam perquam rudia, sed ineruditi: nos autem pernecessaria esse dicimus ad recte docteque pronun- | |
[pagina 23]
| |
ciandum scribendumque. Imitati autem sumus antiquos et grecos et latinos grammaticos. Voor dit gezag moeten we buigen. De leerlingen moeten met hulp van deze oefeningen leeren, de lettergrepen op hun vingers te tellen, en zoo zullen ze niet in de fout vervallen om bij schrijven of spreken dubbele consonanten te nemen voor enkele of omgekeerd coelli coellorum of allius allia en derg. Onder dit alles volgt weer met de grootere letter van den titel, d.i. de gewone letter van Hendrik den Lettersnijder - de teksten zelf zijn met een veel kleiner te Deventer gebruikelijk type gedrukt - een gedichtje in twee distichen, waarin de weg tot kennis die hier gewezen wordt, als een gemakkelijke en aangename tocht door heuvels en bloemrijke velden wordt geschilderd: Non mihi per scopulos aut devia parvus Iulus
Ducitur, Aonias ebibiturus aquas.
Est via per placidos colles per florea rura,
Hac iter ad Musas perbreve carpe puer.
Uit den druk van deze bladzijde, en trouwens ook reeds uit de nabetrachting en het gedichtje, is het duidelijk dat deze zes blaadjes een op zichzelf staand afgerond geheel vormen. Wat de Institutiones verder bevatten, leeren we uit dit exemplaar niet. Het eenige nog bewaarde blad is het laatste van het geheele boek. Boven aan de bladzijden staat ‘Liber tertius Institutionum Aldi’. Het laatste hoofdstuk handelt over de figuren; zeer kort wordt op de bewaarde bladzijde de definitie gegeven van antiptosis, evocatio, appositio, synecdoche. Op de keerzijde volgt een ‘peroratio’; daaronder het colophon, en een dubbele zinspreuk: ⁌Aldi Manutii Romani Institutionum grammaticarum Libri tres opera probatissimi viri industriique opificii Theodorici de Borne emendate accurateque impressi felicem sortiti sunt finem. decimo Kalendas Junii Anno domini salvatoris omnium. M.D. Duodecimo Daventrie: ⁌Cognosce te ipsum. et ne quid nimis. Dit fragment, van 1512 gedateerd, toont ons, zooals gezegd een Deventersche Aldus-uitgaaf, die nog niet beschreven was. Het distichon van Murmellius op den titel geeft het recht, de uitgaaf van dit boekje aan dezen geleerde toe te schrijven, en dwingt ons meteen, er ter vergelijking en gezamenlijke bestudeering bij te halen de eenige Nederlandsche-uitgaaf van een werkje van Aldus, bij Nij- | |
[pagina 24]
| |
hoff-Kronenberg beschreven (no. 66): Aldus Manutius, De constructione verborum, etc. Deventer, Theod. de Borne, 18 April 1510 - waarvan drie afbeeldingen in de Art typographique (Theod. de Borne I 3.4. III. 12). Dit boekje komt in druk volkomen met ons fragment overeen, de titelgedichtjes zijn in beide gelijkluidend, en, wat van nog meer beteekenis is, het slot is hetzelfde. Inderdaad is het oudere boekje ‘de constructione verborum’ etc., volkomen hetzelfde als het derde boek van de Institutiones. Murmellius en de Deventersche drukker waren er dus gauw bij om ook hier de nieuwste leermiddelen verkrijgbaar te stellen; opdracht en peroratio van Aldus zijn van 1507 gedateerd en reeds in April 1510 had Theodoricus de Borne den druk van het derde boek voltooid, en kon dit aan de Nederlandsche leerlingen in handen worden gegeven. Twee jaar later had dezelfde drukker zijn uitgaaf van de geheele Institutiones gereed. Eene volledige bestudeering van dit uitvoerige schoolboek zou ons te ver van ons onderwerp af brengen. Eene oppervlakkige vergelijking van de twee boekjes met latere Venetiaansche uitgaven (de Amsterdamsche bibliotheek heeft die van 1523 en van 1538) toont dat de Rudimenta hunne plaats vóór de grammatica behouden hebben; Pater noster en Ave Maria worden in twee talen, Grieksch en Latijn, gegeven. Het geheele werk is omvangrijker geworden; er is een vierde boek over de prosodie bij gekomenGa naar voetnoot1). En, misschien door deze toevoeging, is de Peroratio aan het eind van het derde boek, die we in onze beide Deventersche uitgaven vinden, weggevallen. Deze narede, gedateerd Venetiis 1507, dus van de hand van Aldus, geeft eene belangrijke beschouwing over de bestaande grammaticahandleidingen. Over de elocutio en de sermo handelt de schrijver niet, deels om de leerlingen niet in de war te brengen door te veel voorschriften, deels omdat daarover goede verhandelingen bestaan. Want tot het opstellen van zijn institutiones is hij alleen gekomen door de noodzakelijkheid. Bij de opleiding van leerlingen vond hij geen goede hulpmiddelen; de bestaande grammatica's waren of te kort, of uitvoerig en omslachtig, of dwaas en moeilijk; en ook de bestaande geleerde en nauwkeurige werken voldeden hem niet - zooals waarschijnlijk zijn werk anderen weer niet voldoen zal. Hij heeft dus hiermede in zijn eigen | |
[pagina 25]
| |
behoefte moeten voorzien; mocht hij anderen er ook mede voldoen, dan zij Jezus Christus daarvoor geloofd. ![]() Het is voor ons moeilijk, juist te oordeelen over de beteekenis van een schoolboek. De maker van een nieuwe spraakkunst of een nieuw rekenboek is altijd overtuigd, iets beters dan het bestaande te geven. De latere beoordeelaar ziet niet zoo gemakkelijk in, dat dit hem wezenlijk gelukt is. Lijken de spraakkunst-verzen van het oude Doctrinale ons verschrikkelijk, en zijn we het met Aldus eens dat een leerling met meer vrucht verzen van Vergilius van buiten leert dan deze, dan staan we verbaasd als we zijne geheugenverzen ‘de figuris dictionis’ lezen - in het hier weergegeven facsimile Art typ. 14 - waarvan toch zeker hetzelfde geldt. Maar bovendien vragen we ons wel eens af, of ze nu wezenlijk meenen, iets nieuws te geven. Het eerste boek van de Institutiones van Aldus herinnert al in den aanhef sterk aan Donatus. En is het wel anders met het inleidende hoofdstuk dat we hiervóór beschreven hebben, en dat zoo- | |
[pagina 26]
| |
als we zagen een afgerond geheel vormt? Vergelijken we dit met onze Abecedaria, dan zien we eene treffende overeenkomst: de verbinding van taal- of eigenlijk letter-onderwijs met gebeden - al is dan in de Abecedaria het ABC, bij Aldus het Pater noster enz. vooraan gezet; de lettercombinaties bij het ABC aansluitend, en de reeks gebeden enz. volgende op het credo - dat alles vinden we èn in de Abecedaria, in onze gewesten op perkament gedrukt, én in het leerboek van den Venetiaanschen geleerde, te Deventer uitgegeven. Nu is het zeker niet aan te nemen, dat Aldus zoo'n primitief Nederlandsch boekje tot model zou gehad hebben. Aan den anderen kant heeft niet zijn werk als voorbeeld gediend voor deze in Nederland gedrukte en gebruikte perkament-boekjes; immers het oudste kleine Abecedarium is veel ouder, en de latere hebben zich wel in dezelfde richting ontwikkeld als zijne institutiones, maar zijn er toch geene copie van. Zoo moeten we, dunkt me, wel komen tot het hierboven reeds getrokken besluit, dat dit leerboekje een leermiddel is van een vroeger tijdvak en van eene veel wijdere verbreiding. Het zal al vóór de uitvinding van den boekdruk in het christelijke Europa alom als eerste leerboekje hebben gediend, om den kinderen de letters en letterverbindingen, het Pater noster en het Credo, enz. te leeren. Wie deze allereerst noodige dingen door en door kende, kon in eene hoogere klasse overgaan tot de Latijnsche grammatica waarvoor de Donaat het leerboek was. Van dit eerste leerboekje zullen, evenals van den Donaat, uitvoerigere en beknoptere afschriften bestaan hebben. In den meest beknopten vorm werd het in Holland op perkament gedrukt en eeuwen lang herdrukt. Een uitvoerigere tekst werd door den Venetiaanschen humanist als inleiding vóór zijn Institutiones geplaatst. Zoo geven deze Institutiones, zooals trouwens de meeste onderwijsboeken die zich als geheel nieuw aankondigen, inderdaad de oude leerstof in een gewijzigden vorm; dat middeleeuwsche eerste leerboekje vormde den grondslag van de inleiding, de Donaat dien van de eigenlijke grammatica - en met de syntaxis en de prosodie zal het wel niet zoo geheel anders zijn geweest. | |
3. Het Abecedarium in FrankrijkIn Frankrijk is het Abecedarium ook in gebruik geweest. Toch gelukte het mij aanvankelijk niet er een spoor van te vinden. Het | |
[pagina 27]
| |
boekje kan in de bibliographie moeilijk anders dan op de letter A vermeld worden, en we hebben voor den incunabeltijd het voortreffelijke werk van Mme Pellechet, dat voor de eerste letters van het alfabet compleet ter beschikking is. Maar noch op Alphabet, noch op ABC, noch op Abecedarium vond ik iets. Toch wel een boekje dat ik meende er mee in verband te mogen brengen: het Alphabetum Sacerdotum, en toen mijne aandacht hierop gevestigd was, kon ik daarvan een fraai exemplaar bemachtigen, verschillend van de vijf door Mme P. beschreven drukken. ![]() Het is een keurig uitgaafje van Jehan Petit, den bekenden Parijschen boekverkooper, die omstreeks 1500 zooveel mooie boekjes in het licht gaf. De titel bestaat uit de twee woorden Alphabetum Sacerdotum boven het hier afgebeelde drukkersmerk van Jehan Petit; boven den tekst staat de dubbele aanduiding Instructio seu alphabetum sacerdotum, waarop volgt ‘Et primo ⁌Modus confitendi’. Dit onderwerp vult slechts ééne bladzijde; op de keerzijde komt de ‘Ordo ad dicendum missam’, en hiermee zijn we in het onderwerp van het Antwerpsche Abecedarium van Withage en van de inleiding tot de grammatica van Aldus. Hier wordt nog wel iets | |
[pagina 28]
| |
meer gegeven; de tekst vult 21 kleine, maar compres gedrukte bladzijden in dien keurigen kleinen Parijschen letterdruk van omstreeks 1500. Maar we vinden er al die teksten terug, al wat de priester spreekt en wat de misdienaar antwoordt, de psalmteksten die er bij behooren enz.Ga naar voetnoot1) We vinden hier geen Abc; de naam Abecedarium zou dus hier niet passen. En toch - is het niet eigenlijk hetzelfde, wanneer we onze aandacht weer vestigen op den titel: Alphabetum sacerdotum? Waarom heet dit boekje zoo? Zou het niet kunnen zijn, dat het oorspronkelijk aansloot bij een werkelijk Alphabetum, niet speciaal voor priesters, maar voor een ruimeren kring bestemd? Op het Congres van bibliothecarissen te Parijs in 1923, gaf ik deze beschouwing ten beste, met uitdrukking van den wensch, dat een Fransche boekenkenner ons aan een wezenlijk Fransch abecedarium mocht helpenGa naar voetnoot2). En, wat zelden het geval is, hieraan werd onmiddellijk voldaan. De heer Beaulieux van de Sorbonne bracht mij den volgenden morgen een Fransch Abecedarium mee, onlangs voor de bibliotheek der Sorbonne verworven. En hij toonde mij ook het belangrijke door mij nog niet geraadpleegde bibliographische werk van Paul Lacombe, Livres d'heures imprimés au XVe et au XVIe siècle, conservés dans les bibliothèques publiques de Paris, Paris Imprimerie Nationale 1907. Lacombe deelt mee dat in de getijdenboeken dikwijls Abecedaria zijn ingevoegd, en beschrijft onder no. 492, Heures à l'usage d'Amiens, zulk een boekje, geplaatst tusschen bl. a1 en a2 van het voorwerk. Het exemplaar van de Sorbonne zit niet in een eigenlijk gebedenboek, maar in een voortreffelijk bewaarden bundel in prachtband met den rugtitel ‘Prières et oraisons s.d.’, die een aantal kleine boekjes zonder eigen titels bevat, alle in gelijken druk in rood en zwart, en toegeschreven aan Guill. de Lanoue te Parijs omstr. 1580. Met deze gegevens gewapend, behoefde ik, in mijn kamer aan de Amsterdamsche Bibliotheek teruggekeerd, slechts de hand uit te strekken om een ouder fransch abecedarium te vinden. Ik had daar een oud getijdenboekje liggen, in niet in al te besten staat, en | |
[pagina 29]
| |
daarom ter zijde gelegd - maar het had onmiddellijk na den titel, tusschen ai en aii ingevoegd, een quatern met sign. ⁌-⁌iiij, een volledig ABC van 8 bladzijden. Het is evenals het getijdenboek zelf rood en zwart gedrukt, en met een houtsnee-initiaal versierd. ![]() De titel van het getijdenboek luidt: ‘Heures a lusaige de Rome toutes au long sans riens requerir, Nouvellement Imprimees a Paris, pour Guillaume Merlin. 1553. Le ABC des chrestiens is in rood gedrukt boven blz. 1 en 3 van het ingevoegde boekje, dit moeten we dus als den titel daarvan beschouwen. Verder op blz. 1, zooals het facsimile doet zien, een | |
[pagina 30]
| |
kruis (rood), het Abc met een rood romaansch kapitaaltje vooraan, en met veel afkortingsteekens op drie regels. Verder met opschriften in het Fransch in rood, de tekst zelf, Latijnsch, in zwart gedrukt, met roode kapitaaltjes: ![]() Loraison dominicale que nostre seigneur feist: Pater noster qui es in celis.... (houtsnee P). | |
[pagina 31]
| |
La benediction de la table: Benedicite. Dn̅s .... De verdere teksten zijn geheel Fransch. Eerst Pater noster en Ave Maria in het Fransch. Dan de geloofsartikelen in vierregelige verzen, elk met den naam van een der apostelen als bovenschrift, de tien geboden in tweeregelige verzen; de 5 geboden van de kerk, de 7 doodzonden, zeven daaraan tegengestelde deugden, werken van barmhartigheid, sacrementen, 5 zinnen, hoofddeugden enz.
Het ABC-boekje heeft geen drukkersadres en geen jaartal, maar het komt in druk geheel overeen met het getijdenboek, waarin het ingevoegd is, en met een reeks andere toegevoegde boekjes. Het getijdenboek zelf heeft een jaartal en een drukkers- of uitgeversmerk, en verscheidene van de toevoegsels hebben het adres van Guillaume Merlin Marchant et libraire jure de luniversité de Paris, demourant audict lieu sur le pont au change a lenseigne de L'homme sauluaige deuant lorloge du Palais. Een heeft bovendien den naam van den drukker die voor hem het boekje drukte, Jehan Amazeur. Drie van de boekjes in den bundel zijn denkelijk het werk van een anderen drukker; ze hebben een andere letter, een andere titelversiering, en zijn niet rood en zwart. Een van deze heeft echter wel het adres van Merlin, en alle drie hebben ze op den titel het vignet, dat ook op dien van het getijdenboek zelf staat: kruis en zwaan met omschrift in hoc signo vinces. Dit moet dus een uitgeversmerk van Merlin zijn, al biedt het geene toespeling op den ‘homme saulvaige’. Opmerking verdient het oude zeer versleten bandje, dat ditzelfde vignet als verguldstempel midden op de platten heeft. We mogen hieruit zeker besluiten, dat we niet met eene willekeurige samenvoeging van eenige op zich zelf volledige boekjes te doen hebben, maar dat de bundel juist zoo, in zijn geheel, door den uitgever is verspreid. Zie hier een overzicht van den geheelen inhoud. 1. Heures. 120 bl. - 2. Le ABC des chrestiens. Alfabet, gebeden enz. 4 bl., ingevoegd achter den titel van de Heures. - 3. Vespere. Impr. a Paris par Jehan Amazeur pour Guill. Merlin. 8 bl. - 4. Hymni communes. Impr. pour G. Merlin. 8 bl.- 5. Les antiennes et oraisons des | |
[pagina 32]
| |
sainctz et sainctes. 68 bl. - 6. Extraictz de plusieurs sainctz docteurs etc. Impr. pour G. Merlin (andere druk dan de voorgaande stukken) 24 bl. - 7. Une devote meditation. (druk als no. 6). 28 bl. - 8. Une petite instruction et maniere de vivre pour une femme seculiere, (druk als 6 en 7). 24 bl. - 9. La vie de ma dame saincte marguerite, (druk als 1-5). 7 bl. (bl. 8 waarsch. verloren). - 10. Confession generalle. (druk als 1-5 en 9). 4 bl. Het jaartal, 1553, staat op den titel van de Heures onder het vignet; het blijkt ook uit den Almanach, die van 1553 tot 1561 loopt.
Het ABC-boekje, dat de heer Beaulieux mij toonde, van omstr. 1580 komt in vorm en inhoud in 't algemeen met dat van 1553 overeen: ABC, Pater Noster enz. met Fransche opschriften en Latijnsche teksten, verder Fransche teksten, rijmregels enz., maar in bijzonderheden is er verschil, en daar het 8 blaadjes heeft (waarvan een onbedrukt) bevat het veel meer dan het oudere, o.a. ook Les respons de la Messe: ‘Et introibo....’. De opschriften zijn anders geredigeerd, bv.: ‘Le Patenostre que nostre Seigneur Jesus Christ feit’. Ook het hoofdopschrift - titel - luidt anders: ‘Alphabet et instruction des chrestiens’. Deze aanduiding herinnert weer van zeer nabij aan dien van het beschrevene incunabeltje, en geeft recht tot de veronderstelling, dat de beide boekjes wel degelijk oorspronkelijk bijeen behooren, dat ze bij elkaar aansluiten: het alphabetum seu instructio christianorum als eerste leerboekje en geheugenhulpmiddel voor elk christen, het alphabetum seu instructio sacerdotum voor de geestelijken.
Wordt voortgezet C.P. Burger Jr. | |
[pagina *1]
| |
![]() Bandje van de Heures a l'usage de Rome, uitg. G. Merlin 1553 met uitgeversmerk op het plat.
|
|