Boekbespreking
Bibliographie van Gelderland. Vervolgdeel. 1910-1925, door S. Gouda Quint. Arnhem, S. Gouda Quint, 1926.
Gelderland is in vele opzichten een bevoorrechte provincie. Afgescheiden van of wellicht in verband met zijn schitterend mooi en afwisselend natuurschoon heeft het een afwisselende en over het algemeen aantrekkelijke bevolking, eigen producten, eigen geschiedenis met nationale helden, geen groote alle persoonlijkheid absorbeerende centra maar vele kleine, toch bloeiende, eigen karakter bewarende streken en plaatsen, dus ook nog vele zich echt ‘Geldersman’ voelende mannen en vrouwen, die tezamen een vereeniging ‘Gelre’ hebben opgericht, ‘tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht’. En de reeks ‘werken’ en andere geschriften door die Vereeniging sedert 1898 uitgegeven en die nu al ongeveer 60 deelen telt, bewijst beter dan iets anders, dat het den Geldersmannen ernst is met de beoefening der historie van hun gewest en ook dat het een historie heeft waardig zoo bestudeerd te worden. Waar zijn andere provinciale vereenigingen ‘tot beoefening’ enz. die zooveel presteeren? Waar blijven Noord- en Zuid-Holland om juist deze eens te noemen? De eerste vindt nog een centrum in Haarlem, de tweede heeft er geen. Zijn die laatste provincies te veel opgegaan in Nederland zelf zoodat geen provinciale belangstelling, geen provinciale centra noodig of mogelijk bleken? Hoe het zij, de provincie Gelderland voelt zich een samenhoorend geheel en heeft als zoodanig recht op en behoefte aan een Bibliographie van Gelderland. Het eerste deel ‘Grondslagen voor de bibliographie van Gelderland’, bewerkt door P. Gouda Quint, verscheen in 1910 als 8e deel van de Werken uitgegeven door Gelre. Het was een lijvig boek van 800 bladzijden, met zorg bewerkt en van een uitvoerig register voorzien. Thans is daarop een Vervolgdeel verschenen, omvattend de jaren 1910-1925, bewerkt door zijn zoon S. Gouda Quint, een boek van 350 bladzijden, ditmaal verrijkt door drie registers. Het
hoofdbestanddeel van dit Vervolg was alreeds in 12 vervolgen in de Bijdragen en Mededeelingen van Gelre successievelijk verschenen maar de auteur heeft, terecht, alles in één deel om- en-bijge-werkt geheel volgens het systeem van het eerste deel, doch aangevuld niet alleen met hetgeen in de aangehaalde jaren is gedrukt maar ook met wat aan oudere werken en in oudere tijdschrift-artikelen niet in het hoofddeel was opgenomen. De samensteller legt er, in alle bescheidenheid, m.i. ten overvloede, in zijn voorrede nadruk op dat ook thans nog de bibliographie van Gelderland niet geheel compleet is. Maar wie, die dergelijk werk weet te beoordeelen, zou hem daarvan een grief of ook slechts een aanmerking durven maken. Wat hier bijeen geboden wordt is het werk van bekwame, ernstige en conscientieuse mannen, die door hun toewijding en ijver, kennis en geduld, aan hun provincie een boek hebben geschonken dat iedere andere provincie van ons land haar mag benijden. Ik zei niet te veel, toen ik Gelderland in vele opzichten een bevoorrechte provincie noemde. Moge de heer S. Gouda Quint die het werk van zijn vader op zoo uitnemende wijze heeft voortgezet ook verder de opgewektheid vinden om dit nog jaren lang te doen. Hij verricht er moeizaam maar dankbaar werk mee.
Als bewijs van de belangstelling waarmede ik zijn werk heb doorge-