bezit van 84 grammofoonplaten, die ruim twintig Friesche gouwspraken verklanken, bovendien van nog ongeveer twintig platen, die liederen en voordrachten ten gehoore brengen van een paar bekende Friesche zangers en declamators. Er is dus keus. Wilt ge, dan geeft de zwarte draaischijf U in ‘algemeen beschaafd’ een toespraak van Kalma of een stuk Bijbelfriesch van mij, in het Saterlandsch de gelijkenis van den Verloren Zoon, in het Hindeloopersch een vastenavondlied of gesprekken aan de leugenbank. Ge kunt hier hooren zangen van Sylt, rijmen van Helgoland, een sage van Amrum, en de Harden, een vertelling van Schiermonnikoog, stukken Gaasterlandsch, Dongeradeelsch, Woudtzersch, Bildtkersch en Z. Westhoeksch. Het is een verheffend denkbeeld langs dezen weg, zij het dan kunstmatig, geestelijke aanraking te verkrijgen met onze stambroeders, die eens rechts- en volkenkundig een eenheid met de Wester-Lauwersche Friezen vormden.
De tentoonstelling geeft een nagenoeg volledig overzicht van alle werken, die de Friesche letterkunde uitmaken en van de studiewerken, die daarop betrekking hebben, zoowel historisch als taalkundig. Vergeleken met de collectie, die verleden jaar werd uitgestald, is zij er breeder en rijker op geworden. Bovendien is er aan toegevoegd een verzameling van de belangrijkste en mooiste boeken, die de Friesche pers tijdens de Republiek heeft afgeleverd. 't Spreekt vanzelf, dat Franeker als akademiestad en Leeuwarden als Hof- en Hoofdstad hier de Kroon spannen. Van internationale strekking zijn de dertig deelen Franeker dissertatie's in uniforme banden van het blankste perkament. Hier vindt men proefschriften van Nederlanders, Duitschers, Polen, Hongaren, Schotten enz. die aan de Friesche Alma mater promoveerden. Uit kultureel oogpunt zijn daarin belangrijk de wij- en begroetingsverzen in allerlei taal door vrienden opgedragen aan den promovendus.
Daarnaast liggen de meest bekende Friesche geschiedwerken en kroniekwerken van Winsemius en Schotanus, van Andreas Cornelius en Hamconius, van Furmerius en Gabbema met fraaie titelprenten. Daarbij reken ik ook de statige kwartijn van Vriemaets' Athenae Frisiacae (1768), die de levensgeschiedenis behelst der Franeker geleerden. De keuze uit de werken van zoovele eminente hoogleeraren moest zeer worden beperkt, maar hier mochten niet ontbreken de juridische werken van Tialling van Eyssingha (1593), van de Hubers en Joannes à Sande, wiens Decisiones Frisiacae prijken met een titelprent, voorstellende een rechtszitting van het Hof in de benedenzaal der Kanselarij.
Van de mathematische geschriften noem ik die van Adrianus Metius (omstreeks 1630) en Johannes Holwarda's Friesche Sterrekonst (1652).
Verder ligt hier een keur van theologische werken, die ons verplaatsen in den Gysbert Japikstijd, toen Samuel van Haringhouk te Bolsward, Hendrik Rintjes en Claude Fonteyne te Leeuwarden een schat uitgelezen predikatien van de beste Engelsche kanselredenaars den volke aanboden. Niet alleen hebben deze boeken sierlijke titelprenten, maar ook verzen van den Bolswarder dichter en zijn vriend Gabbema.
Vermelding verdienen ook de Leeuwarder uitgave van Vondel's poëzie (1658) en Halma's prachteditie van Rotgans (1715).
Van de andere Friesche steden Harlingen, Workum, Sneek en Dokkum vindt men ook enkele zeldzame persprodukten.
En dit alles groepeert zich om de monumentale uitgave van het zesdeelige Charterboek en Schotanus' Atlas, die de Friesche Staten tot een onvergankelijke eer strekken.
Moge een en ander een beeld geven van Friesche geestesbeschaving, die door alle eeuwen een sterk, zelfstandig karakter heeft gedragen.
G.A. Wumkes