na 1440 ophouden, en neemt tusschen de Costerianen en de producten van den nieuwen boekdruk die omstreeks 1470 te Utrecht beginnen, een tusschenruimte aan. Zou niet eer die reeks primitieve drukken, waaronder tientallen Donaten, op een bedrijf van verscheidene tientallen van jaren wijzen, van 1440 tot zelfs ver na 1470?
Bij het overzicht van de Nederlandsche drukkerijen van de 15e eeuw en het aantal door deze vervaardigde boeken is weer, zeer ten nadeele van een juist inzicht in den werkelijken gang der zaak, ‘Holland’ van ‘België’ gescheiden, zoodat het Brabantsche 's Hertogenbosch tot Holland, de Brabantsche steden Antwerpen, Leuven en Brussel tot België gerekend worden. Hier had toch de auteur zich wel bij Holtrop en Campbell kunnen aansluiten, die, veel juister, de Nederlanden als geheel behandelen. Dezelfde fout maakt trouwens Fumagalli in de opsomming waarmee hij zijn behandeling van den boekdruk in Italië aanvangt.
In 't algemeen is de schets van den boekdruk in de 15e en het begin van de 16e eeuw levendig en goed, en naarmate Antwerpen meer op den voorgrond komt, komt er een prettige gang in. Plantin wordt ons geschetst met den noodigen nadruk en met betrekkelijke uitvoerigheid, zonder dat de auteur, die hier voor een zeer moeielijke taak stond, hem ook maar iets meer plaatsruimte wijdt dan hem in dit bestek met recht toekwam.
Als hij daarna overgaat tot den grooten tijd van Holland, is hij minder sterk. Maar wie zou hiervan een verwijt maken? Wat hebben wij, Hollandsche bibliografen, zelf voor dat tijdvak gedaan? Zeker veel te weinig. Elzevier is beschreven door een Zuid-Nederlandsch bibliograaf, Willems, en door vreemdelingen, over de Blaeu's vindt men verspreide gegevens, maar geen volledig overzicht, over de andere drukkers nog iets minder, totdat eerst voor den nieuwen tijd de bronnen ruimer vloeien. Neen, zooals trouwens elders ook geschied is, de oudste periode en de nieuwste tijd hebben de aandacht gehad; wat daartusschen ligt, te weinig. Maar terwijl in andere landen die tusschentijd vaak van minder belang is, is dat voor ons juist de groote tijd!
Wat komt nu bij Sabbe terecht van den protestantschen bijbeldruk in den eersten tijd, den druk te Emden, te Delft, te Dordrecht? Al heel weinig! Wat van onzen eersten grooten Amsterdamschen uitgever Cornelis Claesz, den voorlooper van de Blaeus en de Jansoniussen? Hij wordt als een drukker van geringe be-