Het Boek. Jaargang 16
(1927)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 342]
| |
In memoriam.W.P. van Stockum jr. †Den 14en October is de heer W.P. van Stockum Jr. op den leeftijd van 79 jaar, te 's-Gravenhage overleden. Na een werkzaam leven als boekhandelaar en antiquaar, was hij, nu reeds ruim 20 jaar geleden, uit de zaken getreden, maar hij is onverpoosd werkzaam gebleven tot in zijn laatste dagen. Hij wijdde letterlijk al zijn tijd en al zijn krachten aan het bijeenbrengen van bouwstoffen voor de geschiedenis van het Nederlandsche boek. Zijn vader. W.P. van Stockum Sr. had in 1833 den boekhandel gevestigd; de zoon was in 1863 in de zaak gekomen, en in 1878 eigenaar ervan geworden. Onder zijn beheer heeft de zaak een groote uitbreiding ondergaan, o.a. werden er in 1885 de boekenveiling en het antiquariaat, in 1890 de oude-prentenhandel aan verbonden. Het zijn nog twee bloeiende en algemeen bekende zaken, die er uit zijn voort gekomen, de boekhandel Van Stockum & Zoon aan het Buitenhof, en Van Stockum's Antiquariaat, Prinsengracht 15, onder den heer J.B.J. Kerling. We laten hier volgen wat de heer Wouter Nijhoff over den overledene schreef in het orgaan van de Nederlandsche uitgevers, om later nog iets mee te deelen over zijn laatste werk, het verzamelen van materiaal voor de Nederlandsche bibliografie. ‘Toen Van Stockum als uitgever naar voren trad, was hij 50 jaar. Wat zijn firma vóór dien tijd in het licht had gegeven, waren, uitgezonderd een aardig boek over Den Haag van den stichter der firma zelf, eenige kleine geschriften of periodiekjes - ik denk bijv. aan Damas' (Van Hogendorp) Omtrekken - zooals vele debitanten ter wille van hun relaties wel eens moeten ondernemen. De uitgeverij was van geen beteekenis. En toen kwam plotseling, geheel onverwacht, het boek, dat een gebeurtenis is geweest en in hooge mate de aandacht heeft getrokken. Iedereen weet, dat ik doel op “Amsterdam in de 17e eeuw”, dat bestemd was, bij den aanvang der 20e eeuw, toen die stad haar ouden luister aan het terugwinnen was, Amsterdam in al de pracht en de heerlijkheid der 17e eeuw te beschrijven en af te beelden. Voor de beschrijving wist Van Stockum mannen te vinden als Kernkamp, D.C. Meijer Jr., Brugmans, Bredius, Scheurleer, Kalff, e.a., die de regeering en de geschiedenis de topographie van de stad en haar gebouwen, haar handel en nijverheid, haar schilders, muziekleven en letteren meer of minder uitvoerig behandelden; uitmuntende opstellen zonder twijfel, doch die ieder op zichzelf beschouwd toch niet die aandacht zouden getrokken hebben, indien niet een band van zeer bijzonder maaksel ze tot een hoogst aantrekkelijk geheel had verbonden. Voor dien band zorgde Van Stockum persoonlijk; hij was het die aan het geheel zijn groote waarde en aantrekkelijkheid verschafte door de overvloedige illustraties welke hij er voor uitzocht en liet maken. Zooals hij voor dit werk zijn taak als illustrator opvatte, was het vroeger nooit geschied en is het later ook niet geëvenaard. Zeker, de gegevens lagen voor het grijpen; geen stad, althans niet in | |
[pagina *9]
| |
![]() W.P. VAN STOCKUM Jr.
| |
[pagina 343]
| |
ons landGa naar voetnoot1, heeft zooveel monumenten en documenten op elk gebied voortgebracht, die in natura of in afbeeldingen tot ons gekomen zijn, en overweldigend groot is het aantal waaruit een keuze moest gedaan worden. Gemakkelijk was die keuze zeker niet; elk onderdeel van het uitgebreide werk moest met evenveel zorg verlucht worden en het zal Van Stockum menig moeilijk oogenblik gekost hebben wanneer hij tusschen twee even goede stukken te kiezen had. Hij was dan de man om liever beide te geven, al overschreed hij daardoor menigmaal de raming van de kosten. Beziet men dit boek nog eens nauwkeurig, dan blijkt steeds hoe hij met gretige hand niet alleen de fraaie oude teekeningen, schilderijen en gravuren op voor dien tijd voortreffelijke wijze liet reproduceeren, maar hoe hij ook zijn boek wist te versieren met aan oude gravuren ontleende vignetten, sluitstukken en andere bladvullingen. Alleen hij, die zich wel eens met dergelijk werk, zij het op veel bescheidener schaal, heeft beziggehouden, kan beseffen hoeveel kennis van het onderwerp, hoeveel inzicht, toewijding en rustelooze arbeid daarvoor noodig zijn. Maar vóór alles toewijding, en die had Van Stockum in hooge mate, voor welke taak hij zich ook geplaatst zag. Niemand van ons die hem in de laatste kwarteeuw gekend hebben - en wij hebben hem allen haast alleen in die periode gekend -, zal dat tegenspreken. Die toewijding, en ook zijn royale zin, die meer het fraaie boek dan het financiëel resultaat op het oog had, maakten zijn coup d'essai als uitgever tot een coup de maître. Het is bij dat ééne boek gebleven. Een jaar nadat het gereed was (1904), trad hij uit de firma. Wat hij later uitgaf deed hij als auteur. Zijn sterk nationaal getinte gevoelens, die er toe bijdroegen dat het luisterrijk verleden van Amsterdam hem met trots en vreugde vervulde, uitten zich later in zijn uitgave van reproducties van een keuze van titels en bladzijden, ontleend aan belangrijke boeken meest in buitenlandsche talen, welke hier in Nederland in vroeger eeuwen waren uitgegeven. Dat boek, getiteld: “La librairie, l'imprimerie et la presse en Hollande à travers quatre siècles”, stelde hij, royaal als altijd, op eigen kosten samen en bood hij in 1910 aan de leden van het Internationaal Uitgeverscongres ten geschenke aan, met de bedoeling den buitenlandschen uitgevers een denkbeeld te geven van wat Hollandsche uitgevers in vroeger eeuwen op hun gebied hadden gepresteerd. En toen, in 1914, een oogenblik getwijfeld werd aan de prioriteit van Holland, wat betreft de uitgaaf van de eerste Engelsche couranten, gaf hij, op dezelfde wijze, een aantal reproducties van die blaadjes, alle in Amsterdam in het begin van de 17e eeuw gedrukt. Zelf geen geleerde, noch schrijver, heeft hij zich bepaald tot het bijeenbrengen van “bouwstoffen”. IJverig, al te ijverig soms, heeft hij als lid, later als voorzitter van de “Commissie tot het bijeenbrengen van bouwstoffen” een aantal archieven laten doorzoeken en een groot getal dossiers laten afschrijven, die grootendeels nog op bewerking wachten. Niets liever had hij gedaan dan ze alle in extenso te laten drukken, wat evenwel niet raadzaam scheen en ook om financieele redenen niet mogelijk was. Wat hij op dat gebied kon presteeren, is gebleken uit “De Boekhandel te Amsterdam voornamelijk in de 17e eeuw. Biographische en geschiedkundige aanteekeningen verzameld door M.M. Kleerkooper aangevuld en uitgegeven door W.P. van Stockum Jr.”, dat door de “Vereeniging” in de jaren 1914-'16 werd bezorgd. Moge die uitgave ook niet in alle opzichten aan de eischen, aan dergelijken arbeid gesteld, beantwoorden, zij is zonder twijfel van zeer groote beteekenis voor de geschiedenis van onze vroegere collega's en zal den naam van Pieter van Stockum tot in lengte van dagen doen voortleven. Man van stalen ijver, onkreukbare trouw, heeft hij met zijn gaven gewoekerd tot glorie van zijn land en van het vak dat hij hoog stelde.’ |