Nog eens: kwade praktijken
Op de klacht van den heer W. de Vreese in De Dietsche Gedachte - zie onze vorige aflevering blz. 309 -, is van twee zijden tegenspraak gevolgd, eene van dr. Verdeyen in verschillende bladen opgenomen, en in de N. Rott. Ct. eene verklaring van het Bestuur der Kon. Vlaamsche Akademie. Dr. de Vreese antwoordt weder in een lang artikel in De Dietsche Gedachte, dat we hier niet in zijn geheel kunnen opnemen; we moeten de belangstellenden wel naar dat tijdschrift verwijzen (2e jaarg. no. 5), maar zie hier enkele hoofdpunten:
Dr. Verdeyen meent dat hem geen verwijt kon treffen, daar de Akademie hem zonder het minste voorbehoud inzage gaf van de bij haar berustende gedrukte vellen, ‘die eenvoudig gedrukte kopieën zijn van gedrukte oude vocabularia, waar geen woord van dr. W. de Vreese zelf bij staat’; en wijst er op dat hij de Vreese's naam wel vijfmaal heeft genoemd in verband met de teksten. En hij verklaart uitdrukkelijk dat ‘zijne studie over de Colloquia uitsluitend het resultaat is van eigen arbeid’.
De Akademie verklaart dat al haar gedrukte teksten en uitgaven haar eigendom zijn, dat ze ‘zonder uitzondering op haar eigen fondsen of op de staatsbegrooting worden betaald’, en dat ‘zoo geschiedde met de teksten bedoeld in voormeld schrijven’.
We zullen nu nog eene verklaring van den drukker te wachten hebben, die als men de verzekeringen van De Vreese en van de Akademie naast elkaar legt, dubbele betaling zou hebben ontvangen.
Dr. de Vreese wil die betalingskwestie wel door ‘de heeren daarginds onder elkander’ laten uitvechten. Maar hij komt met kracht op tegen de Akademie die er eene eenvoudige rechtsquestie van maakt, terwijl het eene zaak is van het hoogere recht van den auteur naar de wetten van eerlijkheid en behoorlijkheid.
En den heer Verdeyen weerlegt hij heel uitvoerig, zijn auteursrecht - in hoogeren zin - handhavende op twee hoogst belangrijke werken, door hem ontdekt en wetenschappelijk behandeld; en de wijze waarop dr. Verdeyen hier en daar zijn naam noemde karakteriseert hij, met aanhaling van die vermeldingen zelve, als geheel onvoldoende.