Het Boek. Jaargang 17
(1928)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 49]
| |||||||||
De legende op den band van Pieter de KeysereToen ik in mijn Leekebijdragen tot de geschiedenis van Vlaanderen, inzonderheid van Gent (blz. 60) had melding te maken van Pieter de Keysere's bekenden band met het zeer fraaie paneel, voorstellende de Maagd van Gent in haar tuin, met den leeuw aan haar linkerhand en ‘al de torens’ van Gent op den achtergrond, heb ik in de noot medegedeeld, dat de legende op dezen band tot nog toe verkeerd gelezen was, en toegezegd ‘elders op dezen stempel terug te komen’. Meer dan vijftien jaar zijn sedert verloopen, en nòg is die schuld niet ingeboet. Meer dan één belangstellend lezer heeft me aan die toezegging herinnerd; onlangs heeft men er zóó op aangedrongen, dat het onheusch zijn zou, de gedane belofte niet gestand te doen.
Dit paneel werd voor 't eerst beschreven door Baron Jules de Saint-Genois des Mottes aan het slot van een artikel getiteld: Une reliure ancienne, représentant une vue de la ville de Gand, verschenen in den Messager des sciences historiques, 1853, p. 241 vlgg. Deze beschrijving werd trouw nageschreven bij F. vander Haeghen, Bibliographie Gantoise, 1re partie (Gand, Nov. 1858), p. 27-28; later opnieuw door Paul Bergmans in het Inventaire Archéologique de Gand, 1re série, no. 8 (24 Jan. 1897). Bij 't artikel van de Saint Genois gaat een gravure, door Karel Onghena, van Pieter de Keysere's bandstempel, die ook voorkomt, als frontispice, vóór 't eerste deel van de Bibliographie Gantoise. De verzekering van beide schrijvers, dat Onghena's teekening ‘reproduit fidèlement les détails de cette curieuse reliure’, is een euphemisme. Bij 't artikel in 't Inventaire Archéologique de Gand gaat een reproductie van een afwrijfsel van een band met dat paneel, die vrijwel mislukt is. Van de legende rondom het paneel heeft de Saint-Genois beweerd, en op zijn voetspoor hebben Vander Haeghen en Bergmans het herhaald, dat ze geen ‘sens suivi’ (bij Bergmans: geen ‘sens continu’) oplevert. | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
Om deze legende, die door de Saint-Genois op de allerongelukkigste wijze gelezen werd, is het ons te doen. Er staat: O. quātū. bonū. ē obstare || quintefoil || nulli. capre. securas. dapes. humi. iacētem ||C|| scelera. nōītrāt sasastutus Bij een nauwkeurige beschouwing van den afdruk op de banden kan men zeer goed zien: 1o dat de slot-s van ‘sasas’ - blijkbaar aanvankelijk was overgeslagen en naderhand is bijgestoken; 2o. dat het eerste been van de a van ‘mēsa’ boven op een te veel gesneden tweede s staat; 3o. dat de verkorting na de q van ‘tutusq’ eveneens aanvankelijk overgeslagen was en bijgestoken werd toen de geheele plaat reeds af was, want die verkorting staat gedeeltelijk buiten, gedeeltelijk boven op de lijn der omlijsting. Al is deze tekst niet zoo dwaas, als de Saint-Genois c.s. hem gelezen hebbenGa naar voetnoot1), volkomen duidelijk is hij niet: men krijgt sterk den indruk, dat de stempelsnijder, geen latijn kennende, den hem verstrekten tekst niet geheel onberispelijk had nagesneden. Men hoeft geen classicus te zijn, om de in ‘capre’ ontbrekende e en de in ‘bibtur’ ontbrekende i te kunnen herstellen; maar met de andere moeilijkheden wist ik toch geen raad. Laat ik eerlijk opbiechten hoe ik er achter gekomen ben. Bij het lezen en herlezen dezer legende kan men onmogelijk niet tot het inzicht komen, dat men met metrische verzen te doen heeft. Is men eenmaal zoover, dan ligt het voor de hand te denken dat het geen verzen uit de classieke oudheid hoefden, wel konden zijn. Ten slotte het aan alle philologen welbekende kunstje om een plaats uit een auteur thuis te brengen: een greep naar mijn Forcellini en een blik in den Thesaurus Latinus op daps en scelus gaven de oplossing van alle raadsels: beiden verwijzen naar Seneca, Thyestes 237: O quantum bonum est, Obstare nulli! capere securas dapes Humi jacentem! scelera non intrant casas, Tutusque mensa capitur angusta cibus. Venenum in auro bibitur. Dat een Gentsche binder reeds in de eerste jaren der 16de eeuw een dergelijken classieken tekst rondom zijn bandstempels laat snijden, is toch wel zeer merkwaardig en een ‘goede noot’. Onder de meer dan duizend verschillende legende op boekbanden, die | |||||||||
[pagina *3]
| |||||||||
![]() Band van Pieter de Keysere: de Maagd van Gent.
| |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
mij bekend zijn, is deze bij Pieter de Keyser de eenige uit de classieke oudheid.
Op mijn ‘pelgrimstochten’ door de Europeesche bibliotheken zijn de volgende exemplaren van dezen bandstempel mij bekend geworden.
Dec. 1927. Willem de Vreese. |
|