In memoriam
D. Smit †
Op 13 Februari is de bekwame bibliothecaris van het Leesmuseum, na langdurige ziekte, hier ter stede overleden. De talloos velen die met hem in aanraking zijn gekomen, zullen de herinnering bewaren aan de voorkomendheid, de onuitputtelijke bereidvaardigheid van dezen bescheiden, altijd werkzamen man. Hier worde de heer Smit in de eerste plaats herdacht als een ijverig medewerker van het maandblad in vroegere jaren, waarin vele referaten voorkomen, welke naar zijn aard alleen met de initialen D.S. zijn gemerkt. Bovendien heeft hij het Genootschap verplicht met een arbeid van blijvende waarde, te weten een bibliographie der geschriften betreffende Amsterdam. Zij is verschenen in onze Jaarboeken: in het vijfde over 1901-1905, in het tiende over 1906-1910 en in het vijftiende over de periode 1911-1915. Daarna hebben veel andere bezigheden en de staat zijner gezondheid hem de voortzetting belet van dit zeer nuttige werk, hetwelk wij thans van andere hand mogen tegemoet zien.
Een vroegere medewerker van den heer Smit, de heer P. Oosterbaan, thans reeds sedert jaren aan de Universiteits-Bibliotheek verbonden, heeft ons een aantal gegevens verschaft, inzonderheid omtrent de bibliographische werkzaamheid van den nu overledene. Daaraan worde het voornaamste ontleend. De heer Smit werd geboren in Haarlemmermeer op 4 Februari 1870. Nadat hij het eindexamen aan de H.B.S. te Haarlem had afgelegd, kwam hij in dienst van de uitgeversfirma H.D. Tjeenk Willink, daarna bij den boekhandelaar H.N. Mul aldaar. Al zijn vrijen tijd besteedde hij aan studie en hij ging daarbij in het spoor van mannen als Tiele, Petit, Van Someren en Van der Meulen, die uit den boekhandel voortgekomen, bibliothecarissen van naam en beteekenis zijn geworden. Met 1 Maart 1898 werd hij uit vele sollicitanten uitverkoren en benoemd tot bibliothecaris van het Leesmuseum, een echt Amsterdamsche instelling welke twee jaar later haar eeuwfeest mocht vieren. Enkele jaren daarna heeft hij voor de moeilijke en verantwoordelijke taak gestaan om de boekerij tijdelijk over te brengen naar het gebouw ‘de Zon’ in de Vijzelstraat en vervolgens den geheelen boekenschat definitief te plaatsen in het nieuwe Leesmuseum, dat in 1904 in gebruik is genomen. Met stagen ijver is hij daarop onmiddellijk begonnen aan de bewerking van een nieuwen catalogus op kaarten. Zijn beheer van de bibliotheek is voorbeeldig geweest. Daarnevens heeft hij veel geschreven over bibliotheekwezen, als medewerker van de ‘Boekzaal’, ‘Den Gulden Winckel’, ‘het Maandblad voor Boek- en Bibliotheekwezen’. In dit laatste tijdschrift schreef hij o.a. een geschiedenis van het Leesmuseum (hetzelfde onderwerp andermaal in ‘de Amst., Weekbl. voor Ned.’)
Van 1900 af bewerkte hij van jaar tot jaar ‘Het Boek in .... Letterkundig Jaarboek en Catalogus’. Eerst in 1922 is deze practische uitgaaf gewijzigd en daarna door den Ned. Uitgeversbond commissoriaal geredigeerd. In ‘Tijdschrift en Courant’ van 1906 leverde hij een opgaaf van de toen in binnen- en buitenland verschenen tijdschriften en couranten; in 1915 ‘Het Boek aan het Bestelhuis en in het Nieuwsblad’. Toen R. van der Meulen die taak had moeten neerleggen, heeft Smit den omvangrijken