Het Boek. Jaargang 17
(1928)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 97]
| |||||||||||
Een ‘microscopisch’ handschriftBoeken in buitengewoon groot of buitengewoon klein formaat, geschreven of gedrukt, hebben altijd een succès de curiosité. Koorboeken in groot folio: gradualen, pontificalen, antiphonaria zijn vrijwel iedereen bekend. Litteraire, niet-liturgische handschriften van dat slag zijn het minder. Nog onlangs heeft P. Dr. D.A. Stracke S.J. in dit tijdschrift (14 de jaarg. blz. 303) terecht met eenigen nadruk de aandacht gevestigd op een hs. dat naar zijne berekeningen ten minste 33 bij 45 c.M. groot moet geweest zijn. De vertaling van Jean Froissart's kronijken door Gerryt Potter van der Loo is ons bewaard in twee groot-folio handschriften, een te 's-Gravenhage, Kon. Bibl. 130 B 21, en een te Leiden, Univ. bibl. B P L no. 3; het eerste meet 270 bij 387 millimeter. De zg. Gentsche fragmenten van Jacob van Maerlant's Spieghel Historiael met hunne 4 kolommen per bladzijde meten 398 tot 425 bij 308 tot 317 m.M. Er bestaan fragmenten van een Rijmbijbel-hs. met 3 kolommen per bladzijde, ± 348 m.M. hoog bij 197/199.5 breed. Al deze afmetingen bewijzen dat de naam ‘Groot-Hulthemsche hs.’, door C.P. Serrure gegeven aan het algemeen bekende hs. dat thans in de K.B. te Brussel de nummers 15589-15623 draagt, geen reden van bestaan heeft. In strijd met wat menigeen allicht meenen kan (verg. Stracke!), zouden deze voorbeelden van ‘buiten formaat’ handschriften zonder moeite met nog ettelijke andere kunnen vermeerderd worden. Toch heeft men, zoover ik weet, geen moeite gedaan om van het aantal ‘groote formaten’ een overzicht te verkrijgen. Men heeft meer aandacht geschonken aan de ‘kleine formaten’, althans aan de gedrukte. Pas een paar jaar geleden heeft Karl J. Lüthi voor de Schweizer Bibliophilen Gesellschaft in Bern een lezing gehouden: Bücher kleinsten Formates, die door den druk gemeen gemaakt werd en waarbij ook de bibliographie opgegeven is van de verschillende geschriften over wat men in Frankrijk vanouds pleegt te noemen les impressions microscopiques. Deze voor- | |||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||
dracht diende tevens tot inleiding van de tentoonstelling der bekende verzameling van Vera von Rosenberg: 207 stuks minuscule boekjes, waaronder 14 uit de 16de eeuwGa naar voetnoot1). Ook in de wereld der handschriften zijn er Bücher kleinsten Formates; gewoonlijk zijn die dan echter beschreven met een letter die weinig of niet kleiner is dan die welke men in octavo-hss. aantreft. Reden te meer om, dank zij het welwillend vertrouwen van de firma K.T. Koehler te Leipzig in de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, hier de aandacht te vestigen op een dergelijk handschriftje, dat zich niet alleen onderscheidt door zijn formaat, maar ook en vooral door zijn waarlijk ‘microscopisch’ schrift. Het is geschreven op perkament wel fijn van kwaliteit, maar toch nog geen zoogenaamd maagdenperkament (bl. 82 heeft zelfs een ‘weergaatje’, waar de kopiïst met zorg omheen geschreven heeft) en bestaat uit: één nonern, één octern, één sextern, twee octernen, één septern waarvan blad 9 en 10 met een schaar weggesneden zijn; alles samen 90 bladen, 64 bij 47,5 m.M., met inkt afgeschreven: 43 bij 31 m.M.; niet gelijnd, dicht beschreven met 27, 28, 29, 30, een enkele maal zelfs 35 regels. Signaturen noch custoden zijn meer aanwezig. Door een Duitsche hand uit de eerste jaren der 19de eeuw met inkt gefolieerd, met verwaarloozing van het schutblad vooraan: ‘1’ tot en met ‘86’. Het boekje is nog voorzien van zijn oorspronkelijken band, die echter nogal gehavend is: lichte ‘beuken’ borden, overtrokken met zwart fluweel, dat afgesleten is en gedeeltelijk verdwenen; verguld op snee en voorzien van een merkwaardig zilveren slot: op de eivormige knip, 11 bij 14 m.M., Onze Lieve Vrouw te halver lijve naar links, op de halve maan, met het Kind in den linkerarm, wien ze met de rechterhand een appel aanbiedt. De vaste stukken beide vertoonen den vorm van een kroon met drie klaverbladen. In den binnenkant van de knip een monogram: H L met één schacht gemeenschappelijk. Voor- en achteraan telkens een dubbel blad grover perkament als schutblad, waarvan vooraan het eerste, achteraan het tweede tegen den band is geplakt. Op het schutblad vooraan de volgende aanteekening, die één straaltje licht op de zwerftochten van het boekje werpt: Ad: Hebichij Med. | D. ex dono Monia- | lium Claustri | | |||||||||||
[pagina *7]
| |||||||||||
![]() Bl. 23 a.
![]() Bl. 61 b.
![]() Bl. 62 a.
Een ‘microscopisch’ handschrift. | |||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||
Mariestam, apud | Eystettenses. | Ao. j 6 i 4’. In den band daartegenover, waarschijnlijk door dezelfde hand die het handschriftje gefolieerd heeft: Constat foll. LXXXVII script. waaruit volgt dat het achteraan ontbrekende blad nog niet zóó lang verdwenen is. Op bl. 1a onderaan staat met inkt geschreven: 89.1. MS. blijkbaar een bibliotheeksignatuur. Achter in den band heeft een aanteekening gestaan die naderhand uitgekrast is; voor zoover daar nog iets van te onderscheiden is, kan men zien dat ze ongeveer uit de jaren 1550 dagteekende. Zooals het reilt en zeilt, weegt dit boekje 42 gram!
In nog geen 84 van de 90 blaadjes is de kopiïst er in geslaagd om de volgende teksten geschreven te krijgen: Blad 1a-6b: een kalender van het bisdom Utrecht; slechts bij enkele feestdagen staat hun dignitas opgegeven. Een daarvan is: 21 October Undecim milium virginum Semiduplex, dus: een kalender voor Augustijnen Heremiten of voor Franciscanen. Naast den 4 Juni: Obijt frater Emberhitus 1488. Blad 7a en b blank. Blad 8a-22b: getijden van O.L.V., met er ingelascht blad 13a-16a: In commemorationem beate mariae quando ix lectiones servantur en 16a: Sequentia sancti euangelii Secundum lucam. Blad 23a-24b: Kleine gebeden en 24b: Benedictiones matutinales. Blad 25a-45a waar de tekst met regel 17 ophoudt midden in een zin: getijden In commemorationem sancte trinitatis. Blad 45a onderste helft, 45b, 46a en b blank. Blad 47a-51b: Psalmi penitentiales met de litanie. Blad 52a-60a: Vigilie pro defunctis. Blad 60a-61a: Pro anniversariis... Pro congregatione ...Pro benefactoribus... Pro uno sacerdote... Pro sacerdotibus... Pro uno defuncto... Pro una defuncta... Pro patre et matre.... Generalis collecta... Pro iter agenti.... Pro infirmis oratio... Blad 61b-64a: Passio domini nostri jhesu cristi Secundum johannem. Blad 64b-65a: Oratio deuota de venerabili sacramento ante co[m]munionem legendam: het bekende gebed van Sint Ambrosius. Blad 65b: Oratio de venerabili sacramento post communionem... Blad 66a: een drietal kleinere orationes. Blad 66b: Donavit papa Gregorius et post eum Calixtus tertius confirmauit xxM annorum et xxcc annorum indulgencias viginti | |||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||
tribus omnibus ante effigiem et arma passionis has quinque orationes sequentes devote legentibus et in consilio lugdunensi confirmatum est. Pater noster. Aue maria. Blad 67b-68a: Ad proprium angelum... Ad unum apostolum... Ad sanctam Annam.... Oratio.... Blad 69a-80a: Eucherius episcopus valeriano propinquo suo... Blad 80b-84b: Incipiunt cantica canticorum.... Blad 84b-86a: Sermo beati bernardi de eo quod scriptum est beatus homo qui invenit sapienciam ...... Blad 86a-86b: Hic incipiunt suffragia de sanctis et primo de uno apostolo.... De omnibus apostolis... de uno martyre... de pluribus vel omnibus... de confessore non pontifice Justum deduxit dominus per vias rectas et ostendit ii regnum dei Versus. Os iusti medicabitur sa. ║ Cetera desunt: het volgende blad is weggesneden; bll. 87, 88, 89 en 90 zijn blank.
Deze geheele inhoud, die in een gewoon-formaat-gebedenboek ongeveer 200 bladen beslaat, is omstreeks 1500 (veeleer er nà dan er vóór!) geschreven in een zeer kleine, zeer fijne en toch vaste hand, nauwelijks een millimeter hoog, met alle mogelijke verkortingen, geinterpungeerd met punt en omgekeerd comma-punt; behoorlijk ‘gecorrigeerd’: rood op zwart en toch nog met het bloote oog te lezen. Dat is nu eens recht monnikenwerk. Wat een geduld, wat een devotie, wat een zelfverlooching, verbergen en verkondigen tevens deze microscopische teksten! Het handschrift is daarenboven zeer verdienstelijk gerubriceerd en verlucht. Blad 8a, 23a, 47a, 52a, 61b hebben aan het begin van den tekst gekleurde hoofdletters in een gouden omlijsting, met een gouden achtergrond in het oog, waarin telkens een granaatbloem in verschillende stadia van ontwikkeling. Blad 25a heeft een gouden letter in een purperen omlijsting met een blauwen achtergrond in het oog. Deze hoofdletters zijn 17 a 18 regels schrifts, 24 a 26 m.M. hoog. Op de kleur: arabesken, ranken, kruisjes, biesjes van kleur, wit, groen op blauw; zeegroen op hoog purper. Op dezelfde bladzijden, behalve 61b, een randversiering in een gouden omlijsting: met de pen getrokken ranken, uitloopende in gestiliseerde bladeren en bloemen: eikebladeren, eikels, granaatbloemen, druiventrosjes, erwtebloemen, trifolia en gouden blaadjes; de witte ruimte opgevuld met zwarte ringetjes, lusjes en | |||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||
rankjes. In het oog der initialen gekleurde bloemen, gestiliseerd op het fantastische af. Daarenboven:
Geheel deze verluchting blijft tot het einde toe voortreffelijk van stijl en van teekening: de hand die deze tallooze minuscule lombardetjes heeft geteekend en gekleurd, heeft, evenmin als die welke den tekst heeft geschreven, geen enkele maal gefaald; de J staat, geheel naar den eisch, geregeld in de marge, dus geheel buiten den tekst; hoort ze bij een der onderste regels, dan is ze, naar al de regels van de kunst gebroken, onder de afschrijving omgebogen. De kleuren, ofschoon hier en daar hel afstekend, zijn over 't algemeen harmonieus aan elkander gepaard. Maar zoowel die zekere dofheid, die ze vertoonen, als de bijzonderheden van de verluchting en de ductus van het schrift zouden, zelfs indien de Utrechtsche kalender er niet was, de Noordnederlandsche herkomst van dit werk verraden.
Februari/Maart 1928. Willem de Vreese. |
|