| |
| |
| |
De algemeene Nederlandsche bibliographie en het Frederik-Muller-Fonds
Toen we in den vorigen jaargang (blz. 342) eenige woorden wijdden aan de nagedachtenis van W.P. van Stockum Jr. die op 14 October 1927 was overleden, gaven we de toezegging, later nog iets mee te deelen over zijn laatste werk, het verzamelen van materiaal voor de Nederlandsche bibliographie.
De opzet van dit groote werk, dat hem jaren lang heeft bezig gehouden, ging uit van het Frederik-Muller-fonds; en zoo moest natuurlijk zijn overlijden, waardoor het werk tot stilstand kwam, leiden tot eene gezette overweging, wat er nu verder met het bijeengebrachte materiaal moest geschieden. En nu, nu daarover reeds besluiten genomen zijn, nu de groote bibliographie in kaartvorm eene nieuwe opstelling heeft gevonden, en verdere plannen in overweging zijn, schijnt het oogenblik gekomen, om dit onderwerp hier iets uitvoeriger te bespreken.
Over de werkzaamheid van het Frederik-Muller-fonds heeft deze en gene soms heel wat te zeggen, en dan blijkt het bij nadere bespreking, dat men er eigenlijk niet heel goed van op de hoogte is. We moeten dus, om eenigszins duidelijk te kunnen maken wat het bestuur van dit fonds zich voorstelt te doen, ook even nagaan wat het vroeger, en wat het in de laatste jaren heeft gedaan; we moeten nog iets verder teruggaan, en enkele woorden wijden aan den stichter van het fonds en diens bedoelingen.
Over Frederik Muller en zijn werk is na zijn overlijden in 1881 uitvoerig geschreven door Martinus Nijhoff en door A.C. Kruseman, en het is zeker onnoodig, hier nog eens weer in het licht te stellen, welke verdiensten hij heeft gehad voor onze historie en onze bibliographie. Ieder weet dat de beschrijving van onze pamfletten, onze historieprenten, onze portretten, onze reereizen - om alleen eenige hoofdgroepen te noemen - van hem is uitgegaan.
Zijne plannen reikten veel verder; vooral stonden hem twee groote werken van algemeene beteekenis voor, de algemeene Ne- | |
| |
derlandsche bibliographie, en de geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel. Beide plannen waren - dit zag hij zelf zeer goed in - wel rijp voor bespreking en voorbereiding, maar nog in de verte niet voor uitvoering. Onder degenen die zijne vingerwijzingen hebben gevolgd, die het werk hebben aangevat, al zagen ze zeer wel, dat ze ook nog niet meer konden doen, dan bouwstoffen verzamelen, moet voor beide groote plannen Van Stockum met eere worden genoemd.
We zullen ons hier tot het eene plan, de voorbereiding van eene algemeene Nederlandsche bibliographie beperken. In 1878 had Frederik Muller dit plan uiteengezet in zijn Voorslag tot eene Nederlandsche bibliographie, door hem aan een aantal belangstellenden toegezonden.
Wat hem als ideaal voorstond, was een Nederlandsch werk van denzelfden aard als het Fransche van Brunet, of het Engelsche van Lowndes. Hij was echter tot het inzicht gekomen, dat het plan om zulk een werk te maken te groot was en te moeilijk voor één persoon. Hij riep daarom medewerkers op; hij noodigde allen die zich bijzonder met de geschiedenis van eenig vak van wetenschap of letteren hadden bezig gehouden uit, om daarvan de bibliographie te bewerken, terwijl hij zelf zich zou belasten met de taak, deze verschillende bibliographieën later tot een geheel om te werken. Aanvankelijk werd zijn voorslag met belangstelling ontvangen, en mocht hij zich in de toezegging tot medewerking verheugen van de heeren Prof. D. Bierens de Haan, P.A. Tiele, Prof. A.H. Israels en Mr. S.C. Snellen van Vollenhoven. Al mocht er vooreerst niets van die omwerking tot een geheel komen, de samenstelling en uitgaaf van de volgens dit plan gemaakte bijzondere bibliographieën zou reeds een belangrijke stap voorwaarts zijn geweest tot het doel dat Muller voor oogen stond. En al spoedig zag hij in, dat zijn leeftijd hem niet meer zou vergunnen het groote werk tot stand te brengen, en zoo besloot hij, eene beschikking te maken die na zijn overlijden de voortzetting van het werk zou verzekeren. Hij vermaakte aan de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels de som van tienduizend gulden; uit de renten van dit fonds zouden de voorloopige uitgaven moeten worden bekostigd van supplementen op zijn bibliographische werken en van andere werken van bibliographischen en iconologischen aard. De Vereeniging heeft dit legaat dankbaar aanvaard, en aan het fonds den naam Frederik-Muller-fonds gegeven.
| |
| |
In het bestuur van het fonds is de familie Muller, en is ook de Vereeniging door een lid vertegenwoordigd; verder bestaat het uit daartoe aangezochte bibliografen.
Niemand zou met eenig recht kunnen beweren, dat het bestuur van het fonds ooit de zaak heeft laten rusten, dat het de bedoeling van den stichter, om te zorgen dat er wordt voortgewerkt aan de Nederlandsche bibliographie, uit het oog zou hebben verloren. Wel kan men natuurlijk vinden, dat er langzaam gewerkt wordt, dat het wenschelijk zou zijn dat er meer in het licht kwam. Maar dan vergeet men, dat bibliographisch werk uit zijn aard veel tijd en veel geld kost, en dat er bekwame werkers voor gevonden moeten worden, die niet alleen zeldzaam zijn, maar bovendien zelden den tijd kunnen vinden voor zulken arbeid, niet gedurende een korte poos, maar onverpoosd, jaren lang. En om iemand aan te stellen die er zijn levenstaak van zou kunnen maken, daartoe zijn de middelen van het fonds onvoldoende.
Toch zijn er heel wat belangrijke werken door het Fonds uitgegeven. Daarbij werd de werkwijze gevolgd, door den stichter gewezen; niet op de algemeene bibliographie werd de aandacht gericht, maar op de bibliographie van bepaalde groepen van werken. Allereerst gaf P.A. Tiele in 1884 zijne Bibliographie van land- en volkenkunde; verscheidene belangrijke werken volgden; ik noem nog slechts D.F. Scheurleer's Lijst der in Nederland tot het jaar 1800 uitgegeven liedboeken, in 1912 verschenen, en het eerste supplement daarop, van 1923.
Bekijken we deze beide uitgaven iets nader, en lezen we vooral het Voorbericht van Tiele, en de Inleiding van Scheurleer, dan krijgen we wel een heel sterken indruk van de moeilijkheden aan de algemeene bibliographie verbonden. In beide gevallen zijn het de allerbeste kenners van het onderwerp, en mannen die van het groote belang van goede bibliographie doordrongen zijn. Beide werken behooren ook tot ons voortreffelijkste materiaal op bibliographisch gebied, en worden steeds geraadpleegd door ieder wetenschappelijk werker op het gebied der geographie en der letteren. En toch, hoe zijn beide auteurs overtuigd van het onvolledige het onvoldoende, het onvolmaakte van hun werk!
Tiele behandelt allereerst de vraag van de volledigheid. ‘Het lag niet in de bedoeling van den ontwerper dat zij die aan zijn plan hunne medewerking verleenden er naar zouden streven eene volledige bibliographie van Nederlandsche werken over eenig vak
| |
| |
van wetenschap te geven, maar alleen eene beschrijving van die boeken die om eene of andere reden blijvende waarde verkregen hebben.’ De bewerker van de bibliographie moest dus uitzoeken welke werken ‘blijvende waarde’ hadden. Wat beteekent dit? Ik geloof niet dat iemand het zou kunnen zeggen. Tiele heeft zichzelven eenige regels gesteld; hij heeft - behoudens uitzonderingen - niet opgenomen:
boeken voor het onderwijs, |
reisverhalen van toeristen, |
geschriften voor landverhuizers, |
verhalen van scheepsongevallen, |
vertalingen van reisbeschrijvingen na 1800 verschenen, indien ze niet door den vertaler vermeerderd of verbeterd zijn, |
werken die uitsluitend over wiskundige en natuurkundige geographie handelen, |
enkele kaarten, zonder tekst uitgegeven. |
Men ziet, dat zijn heele belangrijke groepen van werken, waarvan men allicht ook weer eigen vakbibliographieën zou wenschen. Let b.v. op de eerste en de laatste groep. Boeken voor het onderwijs wekken tegenwoordig vaak meer belangstelling, dan de wetenschappelijke werken van vorige eeuwen. En de enkele kaarten zijn voor studie vaak van meer belang dan de atlassen; ze hebben in vele gevallen de oorspronkelijkheid, terwijl de atlassen veelal copieën geven van oudere kaarten.
En met deze uitsluitingen zijn we er nog niet; Tiele wordt wat uitvoeriger en we zullen hem niet verder copiëeren; maar hij sluit onder andere ook de stedebeschrijvingen uit, en de werken over waterstaat. Alweer stof voor nieuwe belangrijke vakbibliographieën.
Scheurleer die eerst een kleine dertig jaren later met zijn werk voor den dag kwam, en met een onderwerp, waarvan de grenzen toch zeker gemakkelijker te trekken zijn, is zich nog veel sterker bewust van het onvolledige, het voorloopige van zijn werk. Hij wil het ook heelemaal geen bibliographie noemen, maar slechts een lijst. Een wezenlijke bibliographie kon eerst gemaakt worden, wanneer te voren, en wel door andere werkers, het materiaal zou zijn bijeengebracht.
Deze laatste gedachte kwam bij verdere plannen telkens weer naar voren. Verscheidene vakbibliographieën, waarvoor de bewerker gevonden scheen, en die met goeden moed werden aangevat,
| |
| |
kwamen nooit tot stand, omdat het bijeenzoeken van de titels uit verschillende bibliotheken zóó tijdroovend bleek, dat de bibliograaf in zijn werk bleef steken eer hij iets had tot stand gebracht.
Zoo ontstond gaandeweg een ander plan. Was het niet mogelijk aan bewerkers van de Nederlandsche bibliographie, hetzij de algemeene of de bijzondere, het materiaal in bruikbaren, beknopten vorm aan te bieden. We hebben veel goede boekbeschrijvingen, in bibliographische werken, in bibliotheekcatalogussen, in antiquariaatscatalogen en elders. Kon men die niet bijeenbrengen, en zoo opstellen, dat bibliograaf of onderzoeker de groote massa van hun materiaal klaar vonden?
In 1910 is hiertoe een plan opgemaakt, dat door het Bestuur is goedgekeurd; het oorspronkelijke stuk, onderteekend door de heeren Scheurleer, Van Stockum en S.G. de Vries, ligt voor mij. Ook hier is het woord bibliographie vermeden; de opstellers voelden te zeer dat het nog maar voorbereidend werk was, en noemden het een Titellijst; zie hier de omschrijving.
‘Plan voor het samenstellen van een Titellijst der boeken en drukwerken in Nederland en van Nederlanders in het Buitenland, alsmede van aldaar verschenen vertalingen van Nederlandsche werken van 1500 tot 1800 uitgegeven.’
Bij de bespreking werd al dadelijk aan het begrip Nederland uitbreiding gegeven. Vooreerst zouden ook de koloniën medegerekend worden, en dan - met zekere beperking - ook de Zuidelijke Nederlanden: ‘Ten opzichte van Zuid-Nederland op te nemen alles wat aldaar verschenen is tot 1585 (overgave van Antwerpen) en van het later verschenene alleen de producten in het Nederlandsch.’ Opgenomen zouden ook worden alle Nederlandsche producten met gefingeerde buitenlandsche adressen (b.v. à Cologne). Voorts werd 1500 als beginjaar geschrapt; al waren de incunabelen ook al heel volledig beschreven, in die algemeene titellijst behoorden ze toch mede te worden opgenomen. Als eindjaar was 1800 aangenomen ‘omdat na 1800 den bibliograaf voldoende hulpbronnen ten dienste staan.’
Het doel van het groote werk wordt aldus aangegeven: ‘Bedoeld wordt een titellijst samen te stellen, dienstig als grondslag voor bibliographischen arbeid en voor eene Algemeene Nederlandsche Bibliographie. Het gemis van zulk een titellijst dwingt ieder die zich met het samenstellen van bibliographieën wil belasten,
| |
| |
onderzoekingen te doen, van zóó omslachtigen aard, dat veelal de plannen onuitvoerbaar blijken.’
En nu laat ik de schets volgen van de werkwijze, zooals het plan die uiteenzet:
‘Als eerste aanloop tot zulk een titellijst is aanbevelenswaardig het op fiches bijeenbrengen der titels van de drukwerken, vallende onder de rubrieken, vermeld in het opschrift, aanwezig in de Universiteits-Boekerij en Bibliotheken van Thysius en der Maatschappij der Nederlandsche letterkunde te Leiden. De catalogi van deze bibliotheken zijn gedrukt en de bibliothecaris is bereid steun te verleenen, zoowel door persoonlijke leiding, als door hulp van zijne ambtenaren. De titels worden uitgeknipt, opgeplakt, alfabetisch in doozen gerangschikt en voorzien van verwijzingen. Anonieme werken op het eerste zelfstandige naamwoord.
‘Daarna kunnen de pamflettentitels uit de bekende catalogi evenzoo behandeld worden. Is dat gereed, dan kunnen geleidelijk van alle in druk uitgegeven catalogi van niet-Leidsche bibliotheken in binnen- en buitenland twee exemplaren worden aangeschaft om daaruit te lichten wat te Leiden ontbreekt. Evenzoo te handelen met gedrukte bibliographieën van Nederlandsche schrijvers, uitgevers, drukkers (b.v. A. Willems, Les Elzevier, enz.).’
Het Plan besluit met de woorden ‘De werkzaamheden kunnen onmiddellijk beginnen’. Dit is ook geschied; het plan is geheel volgens den opzet ter hand genomen, en in jarenlangen, volhardenden arbeid door wijlen den heer van Stockum voortgezet. Het Bestuur van het fonds is aangevuld door opneming van de bibliothecarissen van eenige onzer grootste bibliotheken, en dezen zorgden geregeld voor toezending van de titels voor hun groote kaartcatalogussen gedrukt, en alle pamflettencatalogussen werden uitgeknipt en ingevoegd, tal van andere catalogussen van bibliotheken, ook de catalogen van die antiquaren die nauwkeurige titels plegen te geven; de geheele Bibliotheca Belgica werd opgenomen, en de titels uit alle bereikbare bibliographische werken, en uit een aantal bibliographische tijdschriften. Maar om een indruk te geven van den omvang van het werk, en van den rijkdom van de zoo ontstane titellijst is het het beste, de opgaaf van Van Stockum zelf te laten volgen, in de alfabetische orde van de letters waarmede hij op elken titel de bron aangeeft (zie de Bijlage).
Men zal uit dezen overgrooten rijkdom van zelf begrijpen, dat
| |
| |
de toevloeiing soms wel al te snel ging; het kan niet anders of de alfabetische rangschikking, die slechts voor een deel machinaal door een ongeletterd helper kan geschieden, maar in heel veel gevallen verdere studie, vergelijking, correctie eischt, kon dezen toevloed niet altijd bijhouden. Vooral in den laatsten tijd, toen ziekte en ouderdomszwakte het werk belemmerden, ging het minder vlot Naast het groote alfabet, dat zijn opstelling in een locaal van de Koninklijke Bibliotheek had gekregen, was er al weer een tweede, ook reeds zeer omvangrijke, alfabetisch geordende reeks van titels ontstaan, die nog ten huize van den bewerker werd bewaard, en nog lagen er groote pakken titels die nog op ordening wachtten.
Door Van Stockum's dood kwam het bestuur van het fonds te staan voor de vragen, of het werk diende te worden voortgezet, en zoo ja, of op dezelfde wijze moest worden voortgewerkt, en dan: door wien? en: waar?
Van voortwerken op dezelfde wijze was er geen enkele voorstander. Immers al de arbeid en al de kosten leverden, als men voortging, steeds minder vrucht op. Een catalogus dien men nog weer met veel werk en onkosten zou uitknippen en opplakken, zou - men kan dit wel zeker zeggen - slechts enkele titels leveren die niet reeds in de laden waren te vinden. Neen, verdere aanvulling zal niet door invoeging van bestaande gedrukte titellijsten moeten geschieden, maar door invoeging van enkele titels, waarvan men zich eerst heeft vergewist of ze er niets reeds in zitten. En dit kan alleen geschieden door iemand die de voorhanden titelreeks - titellijst schijnt nu een minder passend woord - eenigszins kent, en deze zal eerst al wat daar nu nog ligt, moeten hebben ingevoegd En zoo ligt het besluit voor de hand, dat hier een vaste, geregeld werkende bibliograaf zou noodig zijn. Kan het Frederik-Mullerfonds zoo iemand aanstellen, en in dienst houden? Dit is een teere vraag. Inderdaad heeft het fonds daartoe de middelen niet; door vroegere uitgaven en door de kosten van de titellijst zelve, is, ondanks een rijkssubsidie dat eenige jaren lang werd verstrekt, het oorspronkelijke bedrag merkbaar geslonken, waartegenover nu een belangrijk legaat van Van Stockum weer versterking bracht.
De toestand is dus in werkelijkheid niet heel rooskleurig. Moesten dan de bestuurders de zaak als hopeloos opgeven, en het heele plan, als boven de krachten van het fonds gaande, prijsgeven? Dat zou toch wel heel jammer zijn! Door jarenlang werken is er toch wel degelijk iets tot stand gebracht, dat voor de Nederland- | |
| |
sche bibliographie van groote waarde is. Het allereerst noodige is eene goede opstelling van het geheele materiaal, en invoeging van al wat gereed is, in de groote titelreeks.
Dan kan het werk door bibliografen, zooals het is, reeds met vrucht worden geraadpleegd; het biedt voor elk onderzoek, voor elke uitgaaf op het gebied der Nederlandsche bibliographie een grondslag, een materiaal dat men nergens anders vindt.
Maar waar het op te stellen? Natuurlijk moest dit geschieden in eene instelling, waar onderzoekers toegang hebben en hulp vinden. Allereerst kwam natuurlijk de Koninklijke Bibliotheek in aanmerking, waar het sinds eenige jaren reeds was geplaatst. Toch is na beraadslaging anders beslist, en we dienen bij den strijd van meeningen en de genomen beslissing hier wel even stil te staan; misverstand en onjuiste beschouwingen zijn reeds tot uiting gekomen.
De Directeur van de Koninklijke Bibliotheek was bereid om aan de titelverzameling ook verder eene blijvende plaats te geven, mits hij de vrijheid had om die geheel in te voegen in den centralen catalogus der Nederlandsche bibliotheken, dien hij in de laatste jaren heeft gevormd, en dien men reeds geregeld aan de Koninklijke Bibliotheek raadpleegt. De andere bestuursleden van het fonds konden hierin niet medegaan; en zoo werd naar een andere plaats voor opstelling omgezien, en werd ten slotte besloten tot plaatsing in de bibliotheek van de Vereeniging tot bevordering van de belangen des boekhandels.
Is dit nu eene onjuiste beslissing geweest? De voorzitter van het onlangs gehouden bibliothecarissencongres meende dit met stelligheid te mogen beweren. Hij betreurde dat deze reeks titels van Nederlandsche uitgaven niet ten goede was gekomen aan den centralen catalogus. Tegenover deze meening van een bibliothecaris die aan de beraadslaging geen deel had gehad, ja die geheel buiten het werk aan deze Nederlandsche bibliographie stond, staat de eenstemmige meening van al de bestuursleden die aan de beraadslaging deel hadden. Zij konden wezenlijk niet anders beslissen. De Nederlandsche bibliographie is het doel van het Frederik-Mullerfonds. De titelverzameling, waarvan sprake is, is gemaakt voor de Nederlandsche bibliographie, en we zouden hare belangen al heel slecht dienen, als we al dat materiaal dat we in jarenlangen arbeid uit onze catalogussen hebben uitgehaald, nu prijsgaven om het weer in dien grooteren centralen catalogus op te lossen. Het zou dan volkomen verloren arbeid zijn.
| |
| |
En zou de centrale catalogus er naar evenredigheid door zijn gebaat? Hij zou zeker met vele titels verrijkt zijn die er in behooren en er nu nog in ontbreken. Maar hij zou mede een veel grooter aantal titels opnemen die er reeds in zitten en bibliographische beschrijvingen die er in 't geheel niet in behooren. Bibliographie en catalogus zijn nu eenmaal, hoezeer ze vaak verward worden, verschillende begrippen. En het Frederik-Muller-fonds heeft te zorgen voor de Nederlandsche bibliographie!
Waarom is nu ten slotte de keus gevestigd op de bibliotheek der Vereeniging? Zou plaatsing aan eene der Universiteitsbibliotheken niet de voorkeur hebben verdiend? Men dacht dan het naast aan Leiden, ook in verband met de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde, en met plannen die in bespreking zijn om eene bibliographie der Nederlandsche taal- en letterkunde, en der Nederlandsche geschied- en oudheidkunde eens met kracht ter hand te nemen. De Leidsche bibliothecaris wilde ook wel eene plaats geven aan de verzameling, maar beschikt toch weer niet over de middelen om voor opstelling te zorgen, en voor een bibliograaf die er geregeld eenige zorg aan kan besteden. En dit vonden we wel bij de Vereeniging. Daar is in de bibliotheekzaal zelve een plaats gevonden; door een mooie schenking is er een nieuwe kast geplaatst van 180 laden, die de geheele massa titels kunnen bergen; daar is een bibliothecaresse die wel haar werk heeft, maar die naar we hopen toch gaandeweg een deel van haar tijd ook aan dït werk zal kunnen wijden. En bibliografen hebben er toegang, worden er met welwillendheid geholpen, en vinden er een overvloed van bibliographische hulpmiddelen, zooals wellicht aan geen andere bibliotheek.
Wat moet er nu verder met dit rijke bibliographische materiaal geschieden? Het oorspronkelijke Plan gaf ook hiervoor eene aanwijzing:
‘Eindelijk al de verzamelde titels, zeer sterk verkort (tot op het voor onderscheiding noodige) in alfabetische orde drukken op halfbladen, ter bijwerking in die bibliotheken, waarvan geen uitgegeven catalogi bestaan, of die na de uitgaaf van haar catalogus nog aanwinsten deden. Reeds deze titellijst zal een welkom hulpmiddel bij het verrichten van bibliographischen arbeid en een verkoopbaar boek zijn.’
Hieruit zijn al dadelijk bij de eerste bespreking de woorden ‘en een verkoopbaar boek’ geschrapt. Men vond zeker dat dit te zeer
| |
| |
vooruitliep op iets dat eerst na jaren werkens zou kunnen worden bereikt; zeker terecht, want we zijn nu na 18 jaren werken, nog niet aan een verkoopbaar boek toe. Toch is zeker het nut van een dergelijk hulpmiddel bij bibliographischen arbeid terecht vermeld, en is ook de gedachte aan een verkoopbaar boek niet ongerijmd. Hoe veel gemak hebben bibliographen sinds jaren van die voorloopige lijsten van Erasmus-uitgaven, door de Bibliotheca Belgica gegeven! En daar zijn de titels wel heel sterk ingekort ‘tot op het voor onderscheiding noodige’.
Het scheen mij van belang dit heel beknopte plan van een gedrukte voorloopige titellijst der Nederlandsche bibliographie hier even weer te geven; kon men den bewerker en de middelen vinden, dan zou dit toch wel heel belangrijk zijn. Wie weet hoe het nog eens tot uitvoering komt.
Een ander doel van de groote titelverzameling zal zeker door de nieuwe opstelling worden bereikt. De laden met hun rijken inhoud zullen ‘een welkom hulpmiddel’ bieden bij bibliographischen arbeid. Een bibliograaf die den tijd er voor kan vinden, zal zeker goed doen, bij arbeid op het gebied der Nederlandsche bibliographie geregeld dit materiaal te raadplegen. En kan niet ieder naar het Boekhuis te Amsterdam gaan, dan zal er zeker een weg gevonden worden, om ook elders, met name aan onze wetenschappelijke bibliotheken, gelegenheid te geven, de titels te raadplegen.
En bij grootere bibliographische werken, uitgaande van het Frederik-Muller-fonds zelf, of van de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde of eenig ander wetenschappelijk lichaam, zal men zeker eene regeling treffen voor geregelde raadpleging van den inhoud van dezen rijken bibliographischen schat. Voor de bibliographieen van Nederlandsche taal en letteren, geschiedenis en oudheidkunde, wanneer die worden ter hand genomen, ligt hier al dadelijk een prachtig materiaal, en er is geen twijfel aan, of een eventueel bewerker zal dit ook te Leiden ter raadpleging kunnen krijgen.
Overwegen we dit alles, dan moeten we ons verheugen dat dit groote werk van het Frederik-Muller-Fonds, en van wijlen W.P. van Stockum Jr., bijeen gebleven is, onder goede zorg geplaatst, en dat het een blijvend materiaal vormt voor onze Nederlandsche bibliographie.
C.P. Burger Jr.
| |
| |
| |
Bijlage
Lijst van catalogussen en boeken, waarvan de titels in de algemeene Nederlandsche bibliographie zijn opgenomen, alfabetisch geordend naar de letters, waarmee ze op de titelkaarten zijn aangeduid.
A.B.L. |
Art au Moyen Age. Bibl. Lindsen. Fr. Muller 1908. |
A.B.R. |
Alblas, J. Bibliographie Th. Rodenburgh. 1894. |
A.C.F. |
Annales du Comité Flamand de France. Dunk. 1853-59. |
A.W.K. |
Auktions Katalog Wendels Samling. Köb. 1923. |
B.A. |
Bibliographische Adversaria 1873-94. I-V, en 2e R.I. |
B.B. |
Bibliotheca Belgica. Van der Haeghen. |
B.B.B. |
Bulletin du Bibliophile Belge. |
B.B.P. |
Bosgoed, D. Mulder, Biblioth. Ichthyol. et Piscat. 1873. |
B.C. |
Brill, E.J., Leiden. Cat. 74, 75/76. |
B.C.E. |
Bergman, G., Catalogue des impressions Elzeviriennes de la Bibl. Roy. de Stockholm 1911. |
B.C.H. |
Boutelje, J.E. Cat.: Hebraica (Hertzberger Sept. 1922). |
B.C.J. |
Boutelje, J.E. Cat. Judaica. (Hertzberger Sept. 1922). |
B.C.P. |
Broekema. Cat. v. Pamfletten, Prov. Bibl. v. Zeeland, 1892. |
B. d. H.B. |
Bierens de Haan. Bouwstoffen voor de Gesch. der wis- en natuurk. wetensch. 1878-87. 2 dln. |
B. d. H. l. |
Bierens de Haan, Notice des logarithmes holl. 1874. |
B. d. H.Q.C. |
Bierens de Haan. Notice quadrateurs du cercle 1874. |
B. d. H. Sc. M. |
Bierens de Haan. Bibliographie Néerlandaise des ouvrages sur les sciences mathématiques et physiques. |
B.F.B. |
Baer, J. Frankfurter Bücherfreund 1919/20, 2-4; 1921, 1. |
B.F.N. |
Bibliophile, Le, français, no. 170. Paris. |
B.L. |
Bibliothèque Lütge, Cat. Fr. Muller, Juni 1910. |
B.L.F. |
Bradshaw. List of the founts of type and woodcut devices used by printers in Holland in the fifteenth Century. 1871. |
B.M.P. |
Basse, J.H. Monographie des éditions des lettres provinciales par Bl. Pascal. 1878. |
B.N. |
Burgersdijk en Niermans. Bull. en Cat. 1919, 1920. |
B.O.A. |
Books on art. Lanson Maggs Bros. no. 437. 1923. |
B.P.R. |
Burger, C.P. De poolzee-reizen v. 1595-1596. 's-Gr. 1921. |
B.S.C. |
Buisson, Sebastien Castellion. 1892. 2 vol. |
B.T. |
Catalogus der Bibliotheek Thysius. Leiden. |
C.A. |
Campbell, Annales de la typogr. Néerl. au XVe siècle. |
C.B.D.A. |
Catalogus Bibl. Doopsgez. Gem. te Amsterdam. 1919. |
C.B.L.S. |
Catalogue de beaux livres. W.P. v. Stockum & Zn. 1891. |
C.B.N.N. |
Catalogus van boeken in Noord-Nederland versch. 1911. |
C.C.L. |
Cartaret, Catalogue de beaux livres Nov. 1919. |
C.E.F. |
Cohen. Ecrivains français en Hollande. 1922. |
C.G.W. |
Catalogus van Godgeleerde werken. Fr. Muller 1857. |
C.H.C. |
The 846th Canton Head Catalogue (Incunabula) London. |
C.K.B. |
Catalogus Koloniale Bibliotheek. 's-Grav. 1923. |
C.L.A. |
Choix de livres anciens (v. Stockum's antiq. Kerling no. 50). |
C.L.B. |
Catalogue. Bibliothèque Ledeboer. Leide, Brill, 1891. |
C.M. |
Catalogus manuscr. Rijksuniv. Gron. d. Brugmans. 1898. |
C.M.C. |
Curiosités sur la médecine et la vie privée. Bibl. van den Corput. Fr. Muller. 1911. |
C.M.N.B. |
Catalogus boeken Nederl. bezittingen Fr. Muller 1851. |
C.N.I.B. |
Chijs, J.A. van der, Ned. Ind. Bibliographie 's-Grav. 1903. |
C.P. |
Catalogus Posthumus 's-Grav. No. 73, 93, 129, 130. |
C.R.D. |
Catalogus Rembertus-Dodonaeus-tentoonst. Leiden 1917. |
C.T.B. |
Catalogus Tentoonst. 300-jarig bestaan van Batavia 1919. |
C.T.H. |
Catalogus Tentoonst. boekdrukkunst Haarlem 1923. |
D.B.D. |
Duthilloeul, Bibliographie Douaisienne 1842 et suppl. |
| |
| |
D.C. |
Dorbon. Catalogue No. 447, 454. Paris. |
D.C.D. |
Delen, A.J.J., De ill. Le Chevalier délibéré (Het Boek 1923). |
D.C.R. |
Doedes, J.L. Collectie van Rariora. |
De B. |
De Backer, Bibliothèque des écrivains de la Comp. de Jésus. 1869 etc. |
D.H.B. |
Documents historiques et généal. Collections Baart de la Faille et Vitringa. Fr. Muller 1897. |
D.V.N.S. |
Doorninck, J.I. van, Vermomde en naamlooze schrijvers. Leiden 1883, 85. |
E.A. |
Eeghen & Co. Van, Americana Un. Bibl. Amst. 1888. |
E.C. |
Edwards (London) Catalogue of books relating to Europe 387, 394, 395, 417, 434, 437, 438, 441, 446. |
E.C.T. |
Enschedé, Catalogus der tentoonstelling van Boek- en prentkunst binnen Haarlem 1913. |
E.C.T.V. |
Enschedé, Catalogus van de typografische Verzameling van Joh. Enschedé & Z. 1916. |
E.H. |
Verzameling Ekama, Haarlem. Fr. Muller 1891. |
F.B. |
Fruin, R., De oude verhalen van den moord van Willem I; en Blok, P.J., Het origineel v.d. hist. v. Balth. Gerardt. |
F.B.G.W. |
Franken, D., Bibliographie van Nederl. geïllustr. werken. - Handschr. (Bibl. Vereeniging). |
F.M. |
Frederik Muller, Veiling April 1908. |
F.V.H. |
Fournier, E., Variétés historiques et littéraires 1855-63. |
G.B. |
Guicciardini, Descrittione di tutti i paesi Bassi, door Boele v. Hensbroek. |
G.G.D. |
Goedecke, K. Grundriss zur Geschichte der deutschen Dichtung. 1885. |
G.L. |
Geer van Jutphaas, B.J.L. de. Bijdragen tot de Bibliographie onzer stad- en landrechten. (Bibliogr. Adv. III). |
G.M. |
Gerretsen, J.H. Micronius. 1895. |
G.M.D. |
Gansz, J.F. De Martino Duncano. Warendorf 1876. |
G.R. |
Gilhofer & Ranschburg, Kat. 152, Bibliographie. |
H.A. |
Huffel, A.J. van. Antiquariaat no. 146, 147. |
H.B.M.C. |
Holtrop. Bibliotheca medico-chirurgica 1843. |
H.C. |
Hertzberger. Verkoopcat. 14/15 Nov. 1920, en Cat. 1 enz. |
H.H.M. |
Hessels, J.H. Haarlem, niet Mainz. 1888. |
H.K. |
Hiersemann. (Leipzig) Katalog 463, 476 etc. |
H.N.D.M. |
Honoré Naber, (S.P. l'). Beschrijvinghe.... van het Koninckryck van Guinea door P. de Marees. 1912. |
H.N.S.B. |
Honoré Naber (S.P. l'). Toortse der Zee-vaert door D. Ruiters. Samuel Brun's Schiffarten. 1913. |
H.P.F. |
Hatin. Bibliographie de la presse périod. franç. 1866. |
H.P.O. |
Hotz, A. Perzië, overzicht van in de Nederl. taal uitgegeven werken, 1897. |
H.T.C. |
Huygens-tentoonstelling. Catalogus 1896. |
I.P.H. |
Incunabelen perkamentdrukken, enz. (Hertzberger 1922). |
I.U.B.U. |
Beschrijving der incunabelen in de Univ.-Bibl. te Utrecht door J.F. v. Someren. 1922. |
I.U.V. |
Unger-Vondel. |
J.C. |
Jacob, J.L.C. Een woord over boekverkoopingen enz. (Nieuwsbl. boekh. 1841). |
K. |
Knuttel, Pamfletten-verzameling, Koninkl. Bibl. |
K.B. |
Koninklijke Bibliotheek 's-Gravenhage. Cat. algemeene en oude geschiedenis. |
K.B.M.H. |
Kruitwagen. Catalogus Bissch. Mus. Haarlem. 1913. |
K.C.P. |
Kockse, Jos. Catalogue 4e Centenaire de Chr. Plantin. |
K.H.V.L. |
Kern, H. Itinerario v. Jan Huygen van Linschoten. 1910. |
K.I. |
Kronenberg. Catalogus van de Incunabelen in de Bibliotheek te Deventer. 1917. |
K.K. |
Knuttel. Ned. Bibliographie van Kerkgeschiedenis, 1889. |
| |
| |
K.V.B. |
Knuttel. Verboden Boeken. 1914. |
L.B. |
Long. Is. le. Boekzaal der Nederd. Bijbels. Amst. 1732. 4o. |
L.B.B. |
A. van der Linde. Balthasar Bekker. 1869. |
L.B.S. |
A. van der Linde. Benedictus Spinoza. 1871. |
L.C. |
Leeuwen, J.W. van. Cat. 321. |
L.C.A. |
Leclerc, H. Catalogue livres anciens. Mai 1921. |
L.C.B. |
v. Leeuwen. Cat. Bibl. ancienne abbaye. Leiden 1887. |
L.C.G. |
Librairie C. Gaillandre Paris. Cat. No. 191. |
L.D.J. |
A. van der Linde. David Joris. 1867. |
L.E.K. |
P. v. Eeghen en J. Th. v.d. Kellen. Het werk van Jan en Casper Luyken. 1905. |
L.H.E. |
Cat. Histoire et ethnogr. n. 6. Anv. J. Hausdorff 1923. |
L.J.D. |
Linde, A. van der. Jean van den Dale (Bibliophile Belge V) |
L.M.N.L. |
Maatschappij der Nederl. Letterkunde. (Cat. der Bibl.). |
L.R. |
Leendertz Jr., P., Rembrandts Faust en Medea (Oud-Holland 1923, 24). |
M.A.E. |
Maggs Bros. America and the East. Lond. |
M.B.A. |
Maggs Bros. Books on art and allied subjects Lond. 1923. |
M.B.A.B. |
Moes en Burger. De Amsterdamsche boekdrukkers. Amst. 1900-1915. |
M.B.L. |
Maggs Bros. English literature and printing. London. |
M.B.M. |
Maggs Bros. Manuscripts, incunables, etc. Lond. No. 395. |
M.C. |
Maissonneuve, Fr. Paris. Cat. No. 1 1913. |
M.C.A. |
Fr. Muller. Catalogue of books on America. 1877. |
M.C.L.A. |
Maisonneuve. Catalogue de livres anciens et mod. P. 1922. |
M.C.L.L. |
Fr. Muller. Cat. de bons livres de littérature. |
M.C.M.L. |
Fr. Muller. Cat. de manuscrits et de livres. Janv. 1904. |
M.E.L. |
Maggs Bros. Early English Literature. London. |
M.G.V. |
Fr. Muller. Géographie et voyages. Cat. 1910. |
M.M.W. |
Museum Meermanno-Westreenianum. 's-Gravenhage. I, II. |
M.N.B.A. |
Bibliogr. Adversaria: M. Nijhoff. Ned. Boeken in het Buitenl. gedrukt. |
N.B.F. |
Nourry (Paris). Le Bibliophile français no. 174, 175. |
N.C. |
Livres anciens et modernes M. Nijhoff. 417 etc. |
N.E.V. |
Vries, A.G.C. de. De Nederl. emblemata. Amst. 1899. |
N.L.V. |
Nederl. letterkunde. Populaire prozaschrijvers der XVIIe en XVIIIe eeuw, te koop bij R.W.P. de Vries. Amst. |
N.P. |
Nijhoff, W. Bibliogr. van N. Nederl. plaatsbeschr. 1894. |
N.T. |
Nieuw-Tydinghen, enz. Amst. Fr. Muller. |
O.B. |
Oud-Batavia. Gedenkboek. Bat. 1923. |
O.B.A. |
Olthoff. De Boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Antwerpen. Antw. Buschmann. 1891. |
O.N. |
Oud-Nederland. Cat. Fr. Muller. April 1908. |
P. |
Petit, Louis D. Pamfletten Bibliotheek Thysius. |
P. Fr. |
Centuria librorum abscond. by Pisanus Fraxi. Lond. 1879. |
P.F.P. |
Index librorum prohib. by Pisanus Fraxi. Lond. 1877. |
P.F.T. |
Catena librorum tacend. by Pisanus Fraxi. Lond. 1885. |
P.L. |
Posthumus. Livres d'occasion, Nos. 94, 95, 99, enz. |
P.P.M. |
Populaire prozaschrijvers. Fr. Muller 1893. |
Q.C. |
Quaritch, B. Catalogue 363. |
R. |
Rogge. Remonstrantsche en Hervormde Geschr. 1862-65. |
R.B.G. |
Rogge. Bibliotheca Grotiana. 1883. |
R.F.H. |
Riemens. Esquisse hist. de l'enseignement du français en Hollande du XVIe au XIXe siècle. Leide 1919. |
R.I. |
Reusch, Fr. H. Der Index der Verbotenen Bücher. Bonn. 1883-85. 3 Bde. |
R.I. |
Roos, A.G. Catalogus der Incunabelen van de Bibl. der Rijksuniv. te Groningen. 1913. |
R.M. |
Reichling, D. Johannes Murmellius. 1880. |
R.U.B.U. |
Rijks-Universiteits-Bibliotheek. Utrecht. |
| |
| |
S. |
Someren, J.F. van. Pamfletten. 1915. |
S.A.C. |
v. Stockum's Antiquariaat. (Kerling). Cat. Nos. 51, 52. |
S.B. |
Someren, J.F. v. Bucheliana (Het Boek 1918). |
S.B.M. |
Sepp. Bibliogr. mededeelingen. Leiden 1883. |
S.H.B. |
Scheltema & Holkema's Boekhandel. Cat. de livres anciens et modernes. No. 30. 1921. |
S.I.L. |
Stainier, L. De nieuwe verzameling incunabelen v.d. U.B. te Leuven. (Het Boek 1923). |
S.K.B. |
Scheible (Stuttgart). Katalog für Bibliophilen. No. 370. |
S.L. |
Scheurleer. Liedboeken 1912. |
S.L.F. |
Saisie de livres prohibés faite aux couvents des Jacobins et des Cordilliers à Lyon en 1694. Ed. p. J. Gay. 1876. |
S.T.B. |
Cat. Bibl. Orientale, Schlegel et Tendeloo, Leiden, Burgersdijk. 1904. |
S.V.L. |
Sepp, Chr. Verboden lectuur. Leiden 1889. |
T. |
Tiele, P.A. Bibliotheek pamfletten Fr. Muller. |
T.L.V. |
Tiele. Bibl. v. Land- en Volkenkunde. 1884. |
T.M. |
v. Toorenenbergen. Marnix van St. Aldegonde. Aanhangsel. Bibliogr. Bijenkorf. |
U.B. |
Unger. Brederode. |
U.B.A. |
Universiteits-Bibliotheek. Amsterdam. |
U.B.L. |
Universiteits-Bibliotheek Leiden. |
U.V.B. |
Unger. Vondel-Bibliographie. |
V.A. |
Vries, A.G.C. de. Amsterdam in den loop der tijden. 1922. |
V.B. |
Vries, R.W.P. de. Bibl. Pet 1922. Bibl. Boot. 1923. |
V.B.B. |
Vries, De. Bibliothèques Bruynesteijn e.a. 1921. |
V.B.B.G. |
Vries, De. Bibliothèques Berg enz. 1910. |
V.B.C.G. |
Vries, R.W.P. de. Bibl. Coenen v. 's-Graveloot. 1918. |
V.B.G. |
Vries, R.W.P. de. Bibliotheca Geographica. 1921. |
V.B.L. |
Vries, R.W.P. de. Bulletin de livres No. 21, 23, 28, 35. |
V.B.L.C. |
Vries, R.W.P. de. Bibliothèque Labouchère. 1914. |
V.B.L.I. |
Vries, R.W.P. de. Beaux livres illustrés Juin 1913. |
V.B.M. |
Vries, R.W.P. de. Bibliotheca Magica. Oct. 1918. |
V.B.R. |
Vries, R.W.P. de. Bibl. Rambonnet etc. 1923. |
V.C.L.E.C. |
Vries, R.W.P. de. Cat. Livres, Estampes, Cartes. 1911. |
V.L. |
Vente de livres Fr. Muller. 1908. |
V.L.B. |
Vies, A.B. v.d. Jacques Lemoine de l'Esp. (Het Boek 1923). |
V.M. |
Versl. en Meded. der K. Vlaamsche Academie. Gent 1921. |
V.O.G. |
Vorsterman v. Oyen, A.A. Les van Ghelen. Gand 1883. |
V.P.P. |
R.W.P. de Vries. Populaire prozaschrijvers. Cat. 1907. |
W. |
Wulp, v.d. Pamfletten Meulman. |
W.E. |
Willems. Les Elsevier. |
W.L.H. |
Wieder. F.C. Geschiedenis van tuinbouw en plantkunde. Landbouw. Hoogesch. Wageningen 1921. |
W.N.B. |
Nijhoff, Wouter. Nederlandsche Bibliogr. 1500-1540. |
W.S.L. |
Wieder. F.C. De Schriftuurlijke liedekens 1900. |
W.T.E. |
Willems, L. Het volksboek van de ‘Thien Ezels’ (Versl. en med. Vl. Acad. 1921). |
|
|