| |
| |
| |
Houtsnede van Bruno Goldschinitt, uit den 33sten Avalun-Druck: Die Offenbarung des St. Johannis (verkleind).
| |
| |
| |
Het Nederlandsch verbond van boekenvrienden
1927-1928
In het begin van 1928 gaf het Nederlandsch Verbond van boekenvrienden een geïllustreerd verslag in het licht van de oprichting van het Verbond en van de bijeenkomsten en voordrachten in de beide jaren 1925 en 1926. Men vindt in dat keurig verzorgde boekje - de heer S.H. de Roos wijdde zijn aandacht aan druk en verluchting - de beide mooie afbeeldingen van bijbelbandjes, voor den catalogus der Bij beltentoonstelling in 1914 gemaakt, en daarna ook in Het Boek (blz. 342/343) gegeven; ook nu welwillend door het Ned. Bijbelgenootschap ten gebruike afgestaan. Men ziet er ook eenige titelbladen enz. in facsimile, ons door de firma Mart. Nijhoff geleend, die ook al eerder, voor studies in Het Boek of voor Nijhoff's Art Typographique, waren vervaardigd. Een viertal nieuw gemaakte cliché's, ter versiering van voordrachten, die hier nog niet waren weergegeven, kunnen we hier nog eens laten zien: den titel van het merkwaardige drietalige woordenboek van 1568, waarover de heer W. de Vreeze op 19 Dec. 1925 zoo prettig in onze bijeenkomst wist te praten; een aardige Japansche prent, verkleind weergegeven ter illustratie van de voordracht van den heer B. Modderman op 27 Februari 1926; en twee moderne houtsneeprenten bij voordrachten in de Groningsche afdeeling gehouden, van zeer verschillend karakter, maar beide opmerkenswaard. De monumentale voorstelling van de Openbaring van Johannes, aan een Avalundruk ontleend - eenigszins verkleind - is hiervóór op blz. 352 geplaatst; een heel eigen- | |
| |
aardige illustratie bij volksverhalen geeft Johan Dijkstra. Naar aanleiding van eene beschrijving van den heer H. Prakke over exlibris kunnen we hier de afbeelding invoegen van een der door hem vertoonde ex-libris-ontwerpen.
| |
Iets van de in 1925 en 1926 gehouden voordrachten
We laten hier, met deze prenten, de korte overzichten volgen, die drie van de genoemde sprekers van hunne voordrachten gaven.
Den 19en December 1925 vertoonde Prof. W. de Vreese in de vergaderzaal van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap Een Spaansch-Italiaansch-Nederlandsch woordenboek uit het jaar 1568, en deelde daarbij het volgende mede.
De spreker noemde het woordenboek van Toscanella een der merkwaardigste boeken welke hij ooit in handen kreeg. Hij vertelde van de moeite, die het hem gekost heeft, het boek in handen te krijgen. Het boek, dat er onaanzienlijk uitziet is van binnen zoo vlekkeloos, alsof het kersversch uit een boekwinkel komt. Het is in 1568 te Venetië gedrukt. Omtrent den samensteller, Oratio Toscanella deelt hij mede, dat deze beroepsschrijver, letterkundige, geograaf, archeoloog en grammaticus was. Hij heeft de bedoeling gehad, zijn volk een goed verklarend woordenboek te geven, al is hij dan ook geenszins populair, daar hij verschillende Latijnsche schrijvers, als Tacitus, Livius, Caesar enz. aanhaalt. Toscanella heeft zijn boek met ernst bewerkt en over verschillende onderdeelen geeft hij uitvoerige artikelen van eenige kolommen, waarbij hij soms verwijst naar bekende platen.
Het woordenboek van Toscanella is te beschouwen als iets nieuws voor zijn tijd: vóór hem waren alle woordenboeken uitsluitend bestemd voor hen, die Latijn wilden leeren. Met volstrekte zekerheid weet spreker niet, of er vóór hem niet nog een woordenboekschrijver heeft bestaan, maar in elk geval is Toscanella een der allereersten geweest, die een algemeen woordenboek samenstelden. Van hoe groot belang hij het Nederlandsch achtte blijkt wel hieruit, dat hij er in zijn woordenboek 56 kolommen aan wijdde, aan het Fransch slechts zes. Prof. de Vreese besprak vervolgens de vraag, waar de Nederlander die Toscanella de stof leverde woonde en kwam op verschillende gronden tot de conclusie, dat het een Zuid-Nederlander, een Antwerpenaar vrij waarschijnlijk, althans een Brabander moet zijn geweest, o.m. blijkens het ge-
| |
| |
| |
| |
bruik van u voor oe, zoo b.v. in zutigheid en dat hij soms een h plaatst waar die niet voor een woord moet staan en omgekeerd die weglaat als die er hoort. Zoo schrijft Toscanella hoventje in plaats oventje. Een andere merkwaardigheid, die helpt bij het bepalen der afkomst van den Nederlandschen medewerker is, dat hij schrijft hoys voor huis. Alemannen vertaalt hij door Overlanders en Belgen vertaalt hij tot buitengewoon genoegen van den spreker door: Nederlanders. In dit woordenboek spiegelt zich het Venetiaansche handelsleven van die dagen af: voor die stad was onze taal de belangrijkste vreemde taal, immers als handelstaal hadden ze die noodig. Ook daarom is Toscanella's woordenboek belangstelling waard. Het dittionario van Toscanella, geveild op de auctie Six, is daar aangekocht door de stichting ‘Vrienden der Gemeentebibliotheek te Rotterdam’ en aan de genoemde bibliotheek geschonken.
Den 27sten Februari 1926 kwamen de leden van het Verbond in hetzelfde locaal bijeen om een voordracht van den heer B. Modderman te hooren over Japansche houtsneden.
Een bekend Duitsch kunstcriticus heeft deze prenten eens genoemd voortbrengselen van een ‘Kultur der Hintertreppe’. Deze prenten, welke inderdaad volksprenten waren, mogen echter niet op deze wijze worden veroordeeld. De Japansche prenten zijn houtsneden, welke met de hand werden afgedrukt. De kunstenaar maakte de teekening, de houtsnijder sneed de voorstellingen in het houtblok en maakte de afdrukken volgens de aanwijzingen van den kunstenaar.
De houtsnijkunst is in de 8e eeuw uit China in Japan gekomen en kwam daar tot bloei in de 17e eeuw, kort na de stichting van Yeddo, het tegenwoordige Tokio. Als oorzaak van dezen bloei neemt de spreker aan het verlangen van het volk naar kunst, geen kunst zooals die wordt gevonden bij de rijken, doch volkskunst, kleurenrijk en gemakkelijk te begrijpen. De kunstenaar die hierbij het meest op den voorgrond trad was Hokosaï, die de kunst populariseerde. De vrouwen der prostitutiewijk, het Yoshiwara, koos hij tot onderwerp voor zijn teekeningen, ook de tooneelspelers en, doch in mindere mate, de worstelaars. Het afbeelden van tooneelspelers op deze prenten verklaart de spreker door de groote vereering welke de Japanner heeft voor het heldendrama, zijn vertolkers en hun heroiek gebaar. De vrouwen welke als modellen dien-
| |
| |
Japansche houtsnede (halve grootte)
| |
| |
Houtsnede van Johan Dijkstra, voor een bundel Groningsche volksverhalen
| |
| |
den zijn zelden ouder dan 18 jaar; het naakt komt op deze prenten zoo goed als niet voor.
Later zijn niet alleen menschen, doch ook dieren en tenslotte het landschap het onderwerp der Japansche prenten, welke naar de opvattingen van het volk, ook de Boeddhistische levenswijsheid weergeven.
Aanvankelijk domineerde de contour in deze prenten, doch naarmate de kleuren rijker werden, werden de omtrekken vager. Tenslotte werd het landschap, dat vroeger slechts als achtergrond dienst deed, het hoofdonderwerp der teekening.
Van de voordrachten in de Groningsche afdeeling gehouden, ge ven we hier den korten inhoud weer van hetgeen de heer Johan Dijkstra op 15 December 1925 meedeelde over den Ontwikkelingsgang der moderne boekillustratie.
De invloed van de moderne reproductie en druk-technieken heeft zich in de moderne boekillustratie op twee wijzen gemanifesteerd. Aan den eenen kant kregen we voor den kunstenaar volkomen vrijheid in de toe te passen techniek, wat tot technische Spielerei en ondergang van de architectuur (eenheid van tekst en beeld) van het boek leidde. Doch juist deze volkomen vrijheid wekte een reactie op, welke den kunstenaar in zelftucht, eenvou van techniek en aanpassing bij de typografie zijn kracht deden zoeken. Moe van de onbeperkte mogelijkheden der moderne druk technieken vond eindelijk de illustrator het verlangen terug naar eenvoud en de oer-techniek: de houtsnede. Zelfs, zonder de gedachte aan imitatie van middeleeuwsche blokboeken zooals we die nog wel in de Engelsche boekillustratie zien, vond een enkele houtsnijder de liefde en den moed, letters en beeld weer in één blok op origineele wijze samen te brengen.
Dit geldt slechts voor het boek als uiting van kunst. oor e rest, het niet te overziene verdere gebied, is natuurlijk de moderne druk- en reproductietechniek van groot belang. Kunstdrukpapier, zetmachine, mechanisch vervaardigde cliché's vervangen hier de warmte van het handgesneden blok, de handgezette letter en het oude handgeschepte papier.
Doch grooter liefde dan voor de moderne wonderen van de techniek hebben we voor de levende, eeuwig wisselende openbaringen van den menschelijken geest, welke geen nieuwe techniek, wel een nieuwe stijl eischt om eeuwig frisch en nieuw te zijn.
| |
| |
Aan de hand van voorbeelden werd de cirkelgang van de historie der boekillustratie, langs houtsnede, kopergravure, staalgravure, houtgravure, lijncliché, autotypie, driekleurendruk, lithografie, enz. terug naar de houtsnede aangetoond.
| |
Statuten, reglement en bestuur
Eerst den tweeden Juli 1926 werd, na veel oponthoud, en na voldoening van zeer hooge zegelkosten, de officieele goedkeuring op de Statuten van het Verbond verkregen. ‘Het wekken van belangstelling voor het boek’ is bij art. 2 als doel gesteld; de middelen om dat doel te bereiken zijn zoo omschreven dat ze voor zeer verschillende werkwijzen ruimte laten.
Het Huishoudelijk reglement, dat in aansluiting bij de Statuten den gang der zaken moet regelen eischte ook veel zorg en overleg; het werd in de jaarvergadering van 30 April 1927 vastgesteld. Het maakt naast toetreding van leden door eigen aanmelding ook benoeming door een besluit van de algemeene vergadering mogelijk. Ook voor toetreding als lid voor het leven, en als donateur, zijn regels gesteld. Afdeelingen van het Verbond kunnen worden opgericht, die zelve hun bestuur en hare werkzaamheden kunnen regelen, en voor dekking harer onkosten over de helft van de contributiën harer leden kunnen beschikken.
Het Bestuur, door de jaarvergadering gekozen, bestaat uit zeven leden, waarvan het eerste jaar drie, het tweede en derde jaar twee aftreden; de aftredenden zijn herkiesbaar. Sedert de jaarvergadering van 19 Maart 1928 bestaat het bestuur uit de heeren Dr. C.P. Burger Jr., voorzitter; Dr. A. Zijderveld, Secretaris; M. Hertzberger, Penningmeester; G. van der Linden, H. Prakke H.Hz., S.H. de Roos, Dr. W. de Vreese.
In dezelfde vergadering belastten zich de Heeren J.F. Duwaer en M.D. Henkel met de kasnaziening over 1926 en 1927. Na afloop van deze werkzaamheid, waarbij hunne bijzondere belangstelling in den gang der zaken gebleken was, werd hun door het bestuur verzocht ook verder hunne aandacht aan den gang van zaken en vooral aan de geldmiddelen van het Verbond te wijden, en daartoe aan de bestuursvergadering deel te nemen.
| |
| |
| |
De vijftig beste boeken in Nederland verschenen
In 1926 besloot het Bestuur eene commissie te benoemen, die uit de in 1925 in Nederland verschenen boeken er vijftig zoude uitkiezen die door aesthetische en technische uitvoering uitmuntten, en deze ‘vijftig beste boeken’ op verschillende plaatsen ten toon te stellen. De uitvoering van dit plan gaf veel arbeid en moeite en kosten, maar bracht als resultaat eene niet onbelangrijke tentoonstelling, die in Amsterdam, den Haag, Rotterdam, Baarn, Leeuwarden, Groningen en Amersfoort gehouden, in ruimen kring de aandacht trok. De keuze van de vijftig best uitgevoerde boeken was gedaan door eene Commissie, bestaande uit de heeren J.F. v. Royen, voorzitter, W.A. van Leer, B. Modderman, S.H. de Roos en C. Veth. In een met zorg bewerkt catalogusje, dat de titels der boeken zeer kort geeft, gerangschikt naar de alfabetische orde van de namen der uitgevers, en onder elken titel de mededeelingen door de uitgevers zelven verstrekt over de vervaardiging van het boek, deelt de Commissie mede, dat het overzicht over de jaarproductie, zoover dit uit de ingezonden boeken was op te maken, goede hoop gaf voor de toekomst, omdat slechts weinige werken beneden een behoorlijk gemiddelde bleven. Dat bovendien de afstand tusschen de kwaliteit der gewone uitgaven en die der minder aan prijsberekening gebonden ‘bibliophielen’-uitgaven kleiner wordt, deed haar het beste verwachten voor het ‘betere boek’. Ook viel het te loven, dat aan drukwerken als catalogi enz. door de besturen van museums en tentoonstellingen in de wereld gezonden zichtbaar meer zorg wordt besteed dan voorheen.
Het Bestuur meende ook het volgende jaar de keuze te moeten herhalen, en vond de heeren Joh. B. Smits als voorzitter, H.B. Dieperink Jz., J.F. Duwaer, M.D. Henkel en S.H. de Roos bereid om de Commissie van beoordeeling te vormen. Zij vervulde hare taak weer met groote zorg en toewijding, en bevond weder met voldoening dat maar weinig werken ‘beneden een behoorlijk gemiddelde bleven’. Zelfs was het moeilijk een keuze te doen, doordat het aantal beter uitgevoerde boeken in verhouding tot het aantal ingezondene grooter was. Zij bepaalde mede daarom, dat van geen inzender meer dan vijf boeken mochten worden gekozen, om zoodoende naast de voortreffelijken ook de goed willenden gelegenheid te geven, uit te komen. Ook van deze vijftig beste boeken van 1926 verscheen een op gelijke wijze bewerkte catalogus.
| |
| |
Beide malen is opzettelijk geene rekening gehouden met een bepaalde richting of wijze van uitvoering, maar de jury stelde zich tot taak, na te gaan of de uitvoering in overeenstemming was met den inhoud en de bestemming van het boek, en of de factoren die het boek-uiterlijk bepalen, als: letter, zetwijze, illustratie, paginaindeeling, papier, band enz. op aesthetische wijze opgelost en technisch geslaagd zijn. De band mocht daarbij geen overwegenden invloed oefenen op de keuze, omdat juist vele der best uitgevoerde boeken in omslag of voorloopige cartonnage verschijnen en de maatstaf dus ongelijk zou zijn.
Ook de boeken van 1526 werden tentoongesteld, allereerst in de Openbare Leeszaal te Amsterdam, daarop in de Stedelijke bibliotheek te Rotterdam, in het Stedelijk Museum te 's-Gravenhage, te Hilversum en te Assen. Van de opening der tentoonstelling in de Openbare leeszaal in de laatstgenoemde stad geeft de Provinciale Drentsche en Asser Courant een kort verslag. Zij vond plaats op Zaterdag 22 September 1928. Het Bestuur meende wegens het reeds zoo ver gevorderde seizoen, van verdere tentoonstelling te moeten afzien.
In overweging is nu, of men met deze jaarlijksche keus moet doorgaan. De hooge kosten, en het feit, dat de voorbereiding en de beschrijving zoo heel veel oponthoud geven, zijn wel zeer voelbare bezwaren; toch zou het jammer zijn als de zaak niet doorging, daar juist geregelde vergelijking van wat jaar op jaar verschijnt, van belang is. Wellicht zal het dus zaak zijn, nu de boekenproductie van twee jaren, 1927 en 1928, tegelijk ter hand te nemen.
| |
De gehouden bijeenkomsten
Voor de te Amsterdam en te Groningen gehouden bijeenkomsten tot het einde van 1926 mogen we verwijzen naar het geïllustreerde Verslag, waarvan hiervóór sprake was. Daarna kunnen we niet vele bijeenkomsten meer vermelden. Te Groningen vormde men in het begin van 1927 het plan, een Boutens-avond te houden, maar deze is door ziekte niet doorgegaan. Den 22sten Maart kwam de afdeeling bijeen in de bestuurskamer van het Natuurkundig Genootschap in het Concerthuis. Daar hield de heer J. van der Baan eene bespreking over ‘een geheimzinnig boek’. nl. het Oera-linda-boek; hij zette uiteen hoe het nu met dat boek-probleem staat. De heer Herman Poort deed eene letterkundige mede- | |
| |
deeling in verband met de hangende kwestie van de uitgaaf van de postume Leopold-bundel, aan de hand van de in zijn bezit zijnde manuscripten van den dichter. Sedert kwam te Groningen stilstand in de werkzaamheden.
Te Amsterdam zijn de gewone bijeenkomsten met voordrachten niet voortgezet; de geringe opkomst der leden scheen er op te wijzen, dat langs dezen weg het doel dat het Verbond zich stelt al te weinig werd gediend. Het Bestuur wijdde zijn aandacht daarom aan het vraagstuk, welken weg we daartoe dan moeten inslaan, en knoopte daarbij van zelf aan bij het ontwerp door Dr. De Vreese in de vergadering van 19 December 1925 ter sprake gebracht. Men vindt zijn beschouwingen in het in den aanvang van 1928 gedrukte verslag op blz. 32-35. (Ook in Het Boek 1926 blz. 73-76). De hoofdstrekking van het betoog is, dat er voor een Verbond van boekenvrienden een schoone en nuttige taak is weggelegd, namelijk het bezorgen van geregelde uitgaven. De stof daarvoor is zeer ruim, en de bestaande vereenigingen doen dat slechts op bepaald gebied, en vaak op onbevredigende wijze. En ‘de moderne techniek veroorlooft de vermetelste plannen en verwachtingen’.
Voor de jaarvergadering op 30 April 1927 werd met de behandeling van het ontwerp-huishoudelijk-reglement ook dit onderwerp op de agenda geplaatst. En als art. 8 werd aan de reglementsbepalingen het voorschrift toegevoegd, dat het bestuur eene Commissie moet benoemen om plannen te beramen voor geregelde uitgaaf van werken, en dat deze daartoe na overweging zoowel van den wetenschappelijken en den aesthetischen, als ook van den financiëelen kant van het vraagstuk, voorstellen zal moeten doen aan het bestuur. Tot uitvoering van dit voorschrift werd Dr. W. de Vreese die inmiddels in het bestuur was getreden, en met hem de heeren M.D. Henkel en Dr. J.F.M. Sterck aangezocht om deze commissie te vormen. Zij hebben zich hiertoe wewillend beschikbaar gesteld, en in de volgende jaarvergadering, op 19 Maart 1928 een verslag uitgebracht, waarvan de hoofdinhoud hier volgt.
Een ander onderwerp werd nog in de jaarvergadering van 1927 ter sprake gebracht. De heer Burger deelde mede dat hij met Dr. J.D. Rutgers van der Loeff en Dr. J.F.M. Sterck beraadslaagd had over de wenschelijkheid, om aan de kennis van den oudsten boekdruk in Nederland, en de overlevering over de Nederlandsche uitvinding der boekdrukkunst aandacht te wijden, om op dat gebied
| |
| |
onze landgenooten beter voor te lichten, dan dit tot dusver geschiedt. De vergadering droeg hem op, de genoemde heeren te verzoeken, met hem aan dit onderwerp een commissioraal onderzoek te wijden, en vervolgens daarover eveneens een verslag uit te brengen. Van beide verslagen laten we den hoofdinhoud hier volgen.
Verder heeft het bestuur aandacht gewijd aan de hoognoodige uitbreiding van het Verbond, en versterking der financiën. Hiervoor zal men ook in verband met de uitgaafplannen, nadere voorstellen en besluiten kunnen tegemoet zien.
Ook hervatting der bijeenkomsten kwam ernstig ter sprake. Wellicht zullen avondbijeenkomsten eerder een behoorlijk aantal leden trekken, dan de tot dusverre op Zaterdagmiddag gehouden vergaderingen. De herinnering aan sommige van de vroeger gehouden samenkomsten die een vrij groot aantal leden en toehoorders bijeen brachten en soms veel moois te zien, en veel belangrijks te hooren gaven, maakt het zeker wenschelijk de proef te nemen.
| |
Uit het Verslag van de Commissie voor de uitgaven
De heer De Vreese zet in het Verslag op nieuw uiteen wat hij vroeger heeft gezegd over de wenschelijkheid, ja de noodzakelijkheid om tot geregelde uitgaven te komen, en geeft een overzicht van wat sommige vereenigingen vroeger in deze richting hebben gedaan. Hij vraagt dan:
Wat zou ons Verbond kunnen uitgeven?
1o. | nog onuitgegeven werken, dus handschriften. |
2o. | reeds uitgegeven werken die daarvoor in aanmerking komen hetzij om hunne zeldzaamheid, hetzij om hun wetenschappelijk belang, hetzij om hunne merkwaardigheid ten opzichte der kunst. |
Hoe zouden wij moeten uitgeven?
Er zijn drie mogelijkheden: mechanische reproductie, herdruk of wetenschappelijke tekstuitgaven. In elk afzonderlijk geval zal dienen beslist te worden welke van deze drie manieren zal worden toegepast. Maar het zal toch goed zijn een lijst op te maken van werken die voor een nieuwe uitgave vanwege het Verbond in aanmerking komen en meteen te overwegen welke personen kunnen worden aangezocht om het werk te doen. Als voorbeelden noemt hij op:
| |
| |
1o. | onuitgegeven teksten uit de middeleeuwen; werken der Nederlandsche mystici, vertalingen van kerkvaders en kerkleeraars, werken van Gerlach Peters, Jan Vos van Heusden, Jan van Schoonhoven; de refereinboeken en boerden, tooneelstukken en liederboeken. |
2o. | 16e en 17e eeuw: het refereinboek van Jan van Doesburgh, de Gentsche refereinen van 1639 (die door de Vlaamsche bibliophielen slechts in 40 ex. zijn herdrukt); de zeldzame werken der rederijkers: de Roovere, van den Dale, van der Meulen; de eerste modernen: Lucas d'Here, van der Noot, de Harduyn, van Mussems Rethorica; de zeldzame en zelfs unieke werken der Vlaamsche protestanten: Dathenus, Jan Utenhove, Micron, Nicolaes Peters, Stijnen (De krachtige rede van Mozes); de spreekwoorden van Goethals, de Tafeltucht, Prognosticatien, enz. |
3o. | 17e eeuw: emblemata; de vertaling van Tasso door Vondel; jezuietendrama's. |
4o. | om iets heel modems te noemen, een reproductie van de eerste uitgave van Prikkebeen die over een Duitsche uitgave heen een adaptatie is van Töpfers Monsieur Cryptogame, zooals door Dr. F. Kossmann is uitgevorscht - die ook bereid zou zijn, de nieuwe uitgave van een inleiding te voorzien. |
Met deze opsomming bedoelt de heer de Vreese niet, een volledige lijst te geven; hij noemt maar wat hem het eerst voor den geest komt. Hij laat dan beschouwingen volgen over het toe te kennen honorarium voor de bewerkers van de uitgaven. De heer Sterck die de ideeën van den heer De Vreese prachtig vindt, en ook van meening is, dat men aan het uitkeeren van een honorarium niet kan ontkomen, acht voor de uitvoering van zulk een plan een ondememenden, kunstzinnigen uitgever noodig, die tevens kapitaalkrachtig is. Ook de heer Henkel is van deze meening.
Verder wordt nog gehandeld over de vraag, welk werk het meest geschikt zou zijn om mede te beginnen. We zullen deze bespreking hier niet weergeven, omdat een nader verslag over het onderwerp eerstdaags te verwachten is.
| |
Verslag van de Commissie over de geschiedenis van den oudsten boekdruk in de Nederlanden
De Commissie, naar aanleiding van de bespreking in de jaarver- | |
| |
gadering van het Nederlandsch Verbond van boekenvrienden ingesteld ter behandeling van de geschiedenis van den oudsten Nederlandschen boekdruk, werd gevormd door de heeren C.P. Burger Jr., J.D. Rutgers van der Loeff en J.F.M. Sterck. Op de eerste bijeenkomst waren allen het eens over de wenschelijkheid, dat aan dit onderwerp de aandacht worde gewijd, en dat men moge komen tot geregelde uitgaven die het publiek over dit onderwerp kunnen voorlichten. Daarbij moet niet een strijd-toon worden aangeslagen zooals op dit gebied maar al te veel is gebeurd. Hoofddoel moet zijn de bronnen zelve, de oudste voortbrengselen van den Nederlandschen druk onder de oogen van de lezers te brengen door goede reproducties en eenvoudige heldere toelichting. Men zou de werken in facsimile kunnen geven, b.v. het Abecedarium, of bij werken waarvan al facsimile-uitgaven bestaan, zooals de Spiegel onzer behoudenis, door eene reeks specimina en uitlegging van den tekst een ruimer publiek in het onderwerp kunnen inwijden. En zoo zou gaandeweg een helder overzicht van die geheele merkwaardige groep drukwerk kunnen worden gegeven. Ook van de historieberichten is eene volledige en goede uitgaaf, niet vertroebeld door polemiek en door vooropgestelde meeningen, zeer gewenscht.
Om hiertoe te komen zal men zich allereerst moeten wenden tot de firma Enschedé te Haarlem die voor deze onderwerpen steeds belangstelling heeft getoond.
Voor een tweede bijeenkomst waren op uitnoodiging door de commissie twee heeren van de firma Enschedé aanwezig, die met groote belangstelling en instemming van het plan kennis namen, en ook van meening waren dat men zoo spoedig mogelijk tot uitvoering moet overgaan. Daarbij kwam de uitgaaf van het Abecedarium op den voorgrond die misschien zonder al te groote kosten zou kunnen worden gegeven, en wel geschikt zou zijn om het publiek te pakken, en ook wel in ruimer kring verkoopbaar. Daarnaast werd overwogen een Nederlandsche uitgaaf van de uitnemende uiteenzetting van onzen overleden landgenoot J.H. Hessels over ‘typography’, een werk dat niet lijdt onder den fellen polemischen toon die men in andere werken wel vindt.
De heeren zullen het plan al dadelijk nader overwegen. Het is dus van veel belang, dat onzerzijds de commissie worde gemachtigd om met het vormen en uitvoeren van het plan door te gaan.
| |
| |
De jaarvergadering van 19 Maart 1928 machtigde de beide commissies om met de plannen voort te gaan, en met uitgevers verdere onderhandelingen aan te knoopen. Dat is sedert ook geschied, zoodat in de a.s. jaarvergadering, begin 1929, wellicht bepaalde voorstellen ter tafel zullen kunnen komen.
Behalve op zich zelf staande uitgaven kwam ook de uitgaaf van periodieke mededeelingen aan de leden ter sprake. Het is zeer te wenschen dat een financiëele regeling gevonden wordt die een en ander mogelijk zal maken.
Van de drie hiervóór genoemde boekjes zijn nog eenige exemplaren voorhanden. Voor zoo ver de voorraad strekt, zullen zij worden toegezonden aan leden die ze nog niet bezitten, en ze bij den Secretaris aanvragen; en voorts aan nieuw toetredende leden.
Zie hier de titels:
De oprichting van het Verbond, de bijeenkomsten en voordrachten in 1925 en 1926. 48 blz. met pl.
Catalogus der tentoonstelling van de ‘vijftig beste boeken’ in Nederland vervaardigd en uitgeg. in 1925. 16 blz.
Catalogus der tentoonstelling van de ‘vijftig beste boeken’ .... uitgeg. in 1926. 16 blz.
C.P. Burger Jr.
|
|