| |
| |
| |
Varia
Een Engelsch perkamentboekje uit den incunabeltijd
William de Machlinia. The Primer on vellum printed by him in London about 1484. Newly found and described by George Smith. With facsimiles of the woodcuts. London: Ellis, 29 New Bond street, W1. 1929. Printed at the Chiswickpress. 26 blz. voorwerk en tekst, 9 facs. bladen.
De ontdekking van het hier als ‘Primer’ aangeduide boekje wordt door den heer Ge. Smith genaamd ‘a bibliographical event the importance of which it is almost impossible to exaggerate’. De Primer is een getijdenboek, de Latijnsche titel luidt ‘Horae Beatae Mariae virginis ad usum Anghcanum’. Het was in de 15e eeuw een van de meest verspreide boeken in Engeland; men las het thuis, men nam het ook mee naar de kerk, om er zooals een Venetiaansch schrijver die dat land bezocht, weet te vertellen, op de wijze, daar in de kerk gebruikelijk, de gebeden uit te lezen met gedempte stem. De geschreven exemplaren waren vaak fraai verlucht dikwijls in fluweelen band gebonden. Smith haalt eene reeks testamentaire beschikkingen aan, waarbij deze boekjes aan nabestaanden werden vermaakt, de oudste van 1415, een latere nog van 1519.
Heel natuurlijk werd dit zoo veel gevraagde boek ook al vroeg gedrukt, en wel, naar het voorbeeld van de geschreven exemplaren, op perkament. Het boekje dat nu door Ge. Smith is teruggevonden en beschreven, geeft met zijn houtsneden, bordures, initialen, en de bewerking in kleuren en goud, zooveel mogelijk zulk een handschrift exemplaar weer. Wat was er nu, vóór deze vondst, van zulke boekjes bekend?
Gordon Duff vermeldt in zijn overzicht van de ‘fifteenth century English books’, voor de Bibliographical Society in 1917 gedrukt, 26 uitgaven van den ‘Primer’; in de ‘Short title Catalogue’ van 1926 is er nog een bijgekomen. Van deze uitgaven zijn er 15 in Engeland gedrukt, 12 op het vasteland. Maar al deze uitgaven waren slechts bekend door kleine fragmenten, uit banden voor den dag gekomen. Alleen het laatst ontdekte boekje, een Rouaansche druk van 1494, het oudste buiten Engeland gedrukte, maakt een uitzondering. De ontdekker was de heer G. Smith zelf; het boekje is nu als oudste gedrukte Primer in het Britsch Museum.
Andere drukplaatsen buiten Engeland zijn Parijs (1488), Antwerpen (1491/2), Venetië (1494). Van Engelsche uitgaven kende Duff er vier van William Caxton tusschen 1477 en 1490, een van William de Machlinia van omstr. 1484, en tien latere (1494-1500) van Wynkyn de Worde, Richard Pynson en Julian Notary. Van de Caxton-uitgaven zijn er enkele bladen in het Britsch Museum, te Oxford en te Cambridge; alleen van de oudste is er een rijker fragment van 62 bladen in de bibliotheek van den heer J. Pierpont Morgan te New York.
De uitgaaf van William de Machlinia was reeds vermeld door Bradshaw (1867) die er een fragment van kende met eene houtsnee-bordure, die later (1520) door den drukker Richard Pynson is gebruikt. Langzamerhand vond men, verspreid in verschillende bibliotheken, 19 bladen van het boek.
| |
| |
Alle waren gevonden in banden van een zelfden binder, van wiens naam men alleen de beginletters W.G. kent. Behalve de reeds gevonden bordure, die zich om aanvangsbladen van nieuwe afdeelingen der Horae herhaalde, kende Duff in 1899 nog geen houtsneden van het boekje. Ook een latere vondst van 16 bladen, weer in een band van W.G. te Oxford, bracht geen houtsneden.
Dit geeft aan het nu door Smith aan het licht gebrachte boek een groote beteekenis. Het heeft eene reeks van 8 houtsneden. Voor de geschiedenis der Engelsche boekillustratie is dit van groot belang; van Caxton kende men slechts een negental houtsneden of houtsnee-reeksjes; verder van de drukkers uit de eerste periode nog slechts een paar, van William de Machlinia nog geene. Het is dus gebleken, dat hij juist tot de eerste drukkers behoorde die houtsneden gaven; ja hij is de eerste Londensche drukker die dit deed.
Hiermee is de groote beteekenis van de vondst duidelijk. Men voelt dat eene nadere beschrijving van het boekje gewenscht is. De inhoud is door een 17e-eeuwschen bezitter op een schutblad aldus aangegeven.
Horae B. Mariae secundum usum Sarum. |
Ad matutinas de B. Maria. |
Ad laudes de B. Maria cum Suffragiis. |
Ad primam de B. Maria. |
Ad tertiam de B. Maria. |
Ad sextam de B. Maria. |
Ad nonam de B. Maria. |
Ad vesperas de B. Maria. |
Ad completorium de B. Maria. |
Suffragia et salutationes. |
Litania et preces. |
Septem Psalmi penitentiales. |
Vigilia mortuorum. |
Commendationes Animarum. |
In het boek gaan de boetpsalmen vóór de litanie; overigens is de opgaaf juist. We zullen Smith's beschrijving hier niet in alle bijzonderheden weergeven. Het bijzonder zorgvuldig gedrukte boekje bestaat uit 14 quaterns, van 8 bladen - alleen de vierde heeft er vier -; in 't geheel 108 bladen, waarvan er aan het exemplaar acht ontbreken. Het heeft acht houtsnedenalle in goud en kleuren opgewerkt; sommige er van in een houtsneerand. De bladen tegenover de prentjes hebben een gelijksoortige - niet dezelfde - houtsnee-omlijsting; deze was door vroeger gevonden fragmenten al bekend, en is, als boven gezegd, later in drukken van Pynson gebruikt.
De afbeeldingen toonen ons: 1o. de aanvangsbladzijde met initiaal en houtsneeomlijsting; daartegenover stond wellicht eene voorstelling van de annunciatie; 2o. houtsnee van bl. 8 verso, tegenover den aanvang van de laudes, voorstellende de ontmoeting van Maria en Elisabeth; 3o de heilige familie te Bethlehem (23 verso; tegenover de prima); 4o. de presentatie in den tempel (28 v. tegenover de tertia); 5o. de aanbidding der koningen (31 v. tegenover sexta); 6o. de kindermoord (34 v. tegenover nona); 7o de herders (37 v. tegenover vesperae); 8o. het laatste oordeel (50 v. tegenover de boetpsalmen, het tweede deel van het boek); 9o. de kruisiging (108 v.).
Op de beschrijving van het getijdenboek laat Smith een overzicht volgen van het weinige dat wij weten van William de Machlinia, blijkbaar een Brabander die zich te Londen vestigde en samen met John Lettou, die sinds 1480 als drukker werkzaam was, boeken drukte zonder datum en veelal zonder adres, naar 't schijnt op bestelling van boekverkoopers. Later zette William alleen de zaak voort, tot omstreeks 1487.
In een appendix geeft Smith aan, waar zich nog verspreide fragmenten van het boekje vinden: in 't geheel 30 blaadjes, waarvan enkele in meer dan één exemplaar. De in het bewaarde boekje ontbrekende bladen 1, 40, 41, 68, 93-96 zijn er helaas niet bij.
| |
| |
Voor de kennis van den oudsten boekdruk in Engeland is hier een belangrijke aanwinst gebracht. Ook voor de Nederlanden is het van belang, dat we van dezen Nederlandschen drukker Willem van Mechelen die ginds werkte, nu meer weten.
Een andere vraag is, of ook in de Nederlanden, waar zooals we zagen, zulke boekjes voor Engelsch gebruik zijn gedrukt (Antwerpen 1491/2), dergelijke perkamentboekjes, voor gebruik in het land zelf, zijn verschenen.
Slaan we Campbell na op het woord Horae, dan vinden we twee uitgaven vermeld van de Horae Beatae Mariae virginis, ‘impr. sur vélin’ (no. 986, 987), het eene zonder drukkersnaam, van 1488, het andere van Gerard Leeu 1489. Campbell heeft deze boekjes niet gezien, maar de vermelding ontleend aan: Van Praet, ‘Cat. des livres imprimés sur vélin qui se trouvent dans les bibliothèques tant publiques que particulières’. Hij vermeldt dat het eene boekje te koop was in 1804, en dat van het andere een exemplaar moest bestaan ‘ergens in Italië’. We weten er dus niets naders van; of dit boekjes waren ‘in usum Anglicanum’ of ‘in usum Sarum’, d.w.z. zulke voor Engeland gedrukte getijboeken als Smith voor ons heeft beschreven - of wel boeken voor Nederlandsch gebruik, blijft onzeker. In het 2e Supplement vermeldt Campbell nog onder 985a blaadjes van zulke Horae met, tusschen haakjes en gevolgd door een vraagteeken, de aanwijzing ‘Gand Arn. de Keysere, vrs 1487’. Deze blaadjes zijn door Quaritch gekocht voor 200 francs, en zijn beland in de Universiteitsbibliotheek te Cambridge, en beschreven door Conway, in zijn ‘Woodcutters of the Netherlands’,
De reeks van Horaria voor Nederlandsch gebruik - ‘in usum Leodiensis ecclasiae’, ‘Trajectensis ecclasiae’ enz. zullen we hier niet bespreken; perkamentdrukken zie ik er niet bij. Ook niet bij Nijhoff - Kronenberg onder Horae en Horarium (no. 1116-1125).
C.P. Burger Jr.
| |
Newton's boekerij
Eenigen tijd geleden wisten onze nieuwsbladen mee te deelen, dat het grootste deel van Newton's bibliotheek door een bibliophiel, kolonel Willamil, was gevonden in een stadje in Gloucestershire, Cirencester, bij een koopman in oudheden. Met een dertigtal boeken, die in 1920 bij een verkooping voor den dag zijn gekomen, wordt nu de collectie - in 't geheel 858 boekdeelen - en bloc te koop aangeboden door Henry Sotheran Lt., boekverkoopers te Londen. Slechts enkele dezer boeken zouden in minder goeden staat verkeeren. De meeste zijn goed bewaard gebleven.
In drieentachtig stuks staat Newton's handschrift en een twintigtal dragen zijn handteekening. Er zijn er vier uit 1661, het jaar van Newton's gaan naar Trinity College te Cambridge. Een Latijnsch woordenboek bevat de dagteekening: 29 Maart 1661, dat is dus enkele maanden vóór dat Newton naar Cambridge ging. Zeer opmerkelijk zijn verder eerste en tweede edities van de ‘Philosophiae naturalis principia mathematica’ met allerlei verbeteringen en toevoegingen van Newton's hand. Een ‘Traité de la Lumière’ (1690) van Christiaan Huygens bevat een inscriptie van Newton, die vermeldt het boek van den schrijver cadeau te hebben gekregen.
| |
Een brief aan Vondel gericht, in 1929
Tijdens het Internationaal Tooneelfestival door Gémier te Parijs voorbereid in het Theater des Champs Elysées, zou het Vlaamsche Volkstooneel uit Brussel, onder leiding van Johan de Meester Jr., Vondel's Lucifer opvoeren.
Een der kleinere kunstbladen te Parijs wist o.m. zijn lezers toen mede te deelen, dat M. Joost van der Vondel, niet alleen een beroemd dichter en
| |
| |
tooneelschrijver was in Nederland, maar jaarlijks de steeds gewijzigde ‘slot-revue’ schreef bij zijn stuk, dat op Nieuwjaarsdag in den Stadsschouwburg te Amsterdam opgevoerd werd.
Dit bracht waarschijnlijk den actieven leider van een bekend Parijsch persuitknipselbureau ertoe, om aan Monsieur Joost van der Vondel, Auteur Dramatique à Amsterdam, een offerte te maken voor.... Coupures de Journaux et de Documentation uit de Fransche pers, nu zijn werk te Parijs zou worden gespeeld, in het Theater des Champs Elysées. Zie hier het adres:
A.M.J. Van der Vondel Auteur Dramatique Amsterdam - Pays-Bas.
Onze correcte postadministratie zond de offerte toen ‘Retour Afzender, geadresseerde overleden’....
Dr. Diferee, de bibliothecaris van ons Vondelmuseum, had deze aanbieding wellicht wel een goed plaatsje willen geven in de door hem beheerde verzameling.
(Uit het Handelsblad).
| |
Een rondreizend kunstkooper vóór 100 jaren
Het Handelsblad deelt de volgende advertentie mede, van 15 Juni 1829.
Wilhelm van Callenbergh, Kunstkooper, van Braband, berigt aan alle Liefhebbers der Schilderkunst, dat hij met verscheiden uitmuntende Stukken, zoo van oude als nog levende Meesters, die hij ter bezigtiging aanbiedt, is uitgepakt in het Logement de Star, bij Worchiana, in de Nes; zal tot een civiele prijs verkoopen en blijft acht dagen, heeft ook bij zich alle soorten van Plaat- en Steendrukwerken.
| |
Het niet-uitleenen van boeken
Dikwijls waarschuwt men tegen het uitleenen van boeken: zie o.a. onze voorgaande aflevering blz. 269. Maar is het verstandig, stelselmatig nooit een boek uit te leenen? We lazen onlangs in een blad deze anecdote.
Een boekenliefhebber, die eene villa bewoonde, met eene welvoorziene bibliotheek-kamer, had een buurman, met wien hij vriendschappelijk omging, en die wel eens een boek van hem wilde leenen.
‘Neen, uitleenen doe ik uit beginsel nooit, maar het zal me veel genoegen doen als ge, zoo dikwijls ge maar wilt, in mijn bibliotheekkamer wat komt lezen.’
Eens, in den tuin bezig, vroeg hij den gieter van zijn buurman te leen, maar kreeg ten antwoord:
‘Neen, uitleenen doe ik uit beginsel nooit, maar het zal me veel genoegen doen als ge, zoo dikwijls ge maar wilt, in mijn tuin wat komt gieten.’
|
|