Het Boek. Jaargang 19
(1930)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boekenlijst van een kanunnik-geneesheer van het kapittel van O.L. Vrouw te Maastricht uit het midden der 15de eeuwIn het Rijksarchief te Maastricht berust, onder de archieven van het voormalig Kapittel van O.L. Vrouw aldaar, een register van protocollen, dat testamenten en regelingen der natatenschap van kanunniken bevat van 1449 tot 1469. De eerste bladzijden worden ingenomen door stukken, die betrekking hebben op de uitvoering der laatste wilsbeschikking van een kanunnik, die tevens doctor was in de medicijnen. Deze heette Petrus Everdey en was afkomstig uit Antwerpen. Volgens G.D. FranquinetGa naar voetnoot1) wordt hij reeds als kanunnik vermeld in het jaar 1441 en zou hij overleden zijn in 1449. Zooals wij dadelijk zullen zien, werd in dit jaar wel zijn notarieel testament gemaakt, doch zijn overlijden moet twee jaren later gesteld worden, en wel op den 7den December, den dag, waarop volgens het Necrologium van het O.L. VrouwenkapittelGa naar voetnoot2) zijne commemoratio werd gehouden. Petrus Everdey had reeds 31 October 1447 eigenhandig zijn testament gemaakt. Hij wilde begraven worden in de O.L. Vrouwenkerk, bij het altaar der Apostelen Petrus en Paulus, ter zijde van den gewonen weg naar het koor. Hij stichtte er een jaargetijd en legateerde aan zijne zuster Margareta 25 Rijnsche gulden, gelijkstaande met 50 grijpen, boven de 8 dienstjaren, die haar reeds betaald waren. Aan elk zijner zusters Katherina en Agatha vermaakte hij 12 Rijnsche gulden en aan Lucas en Petrus, de zonen van wijlen zijn broeder Johannes, elk 8 Rijnsche gulden, om zich in de werktuigkunde te bekwamenGa naar voetnoot3). Van hetgeen na de uitkeering der legaten overschoot moest o.a. de helft besteed worden om een Homelieënboek te laten schrijven voor het koorGa naar voetnoot4). Tot uitvoerders | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van zijn laatsten wil stelde hij aan zijn medekanunnik den magister Johannes de Bloemendael, Petrus Wyrix, kapelaan van O.L. Vrouw, Johannes Millinghen op Saxdries, priester, en Dionysius Maeckart, burger van Maastricht. Deze laatste wilsbeschikking, welke door hem en den kanunnik Johannes de Bloemendael was gezegeld, werd 13 September 1449 in den vereischten vorm gebracht door den notaris Cristianus Hoef de Eyndovia, in tegenwoordigheid der getuigen Amoldus Scubens en Walterus Nijs, ‘clerici’ van het Luiker bisdom. Den 8sten December 1451 - dat moet wel zijn daags na zijn o-verlijden - verschenen de vier bovengenoemde uitvoerders voor den deken en het kapittel van O.L. Vrouw, legden hun het notarieel testament voor en verzochten het te laten voorlezen. Dit geschiedde door den notaris Symon Amelii, kapelaan van O.L. Vrouw, waarna de uitvoerders bevestigend antwoordden op de vraag, of zij bereid waren hunne taak te aanvaarden. Nog denzelfden dag begonnen zij met de notarieele boedelbeschrijving in het sterfhuis. Deze is buitengewoon merkwaardig, omdat ze zeer uitvoerig is en daardoor kostbare gegevens verschaft voor de kennis van het huiselijk en maatschappelijk leven der hoogere geestelijkheid te Maastricht in het midden der 15de eeuw. Wij zouden ze daarom gaarne in haar geheel hebben weergegeven, doch wij moeten ons bepalen tot hetgeen betrekking heeft op het boekenbezit van den kanunnik - geneesheer. Zoo trof men in de keuken aan, beneden in een kast, ‘horas beate virginis in pergameno’, d.w.z. een getijdenboek ter eere van de H. Maagd op perkament. In de zaal lag, eveneens beneden in een kast, een ‘Doctrinale in pergameno scriptum et impressum’, d.w.z. een leerboek op perkament geschreven en gedrukt. De aanwezigheid van een gedrukt boek in het midden der 15de eeuw, toen de boekdrukkunst of liever het drukken met losse lettertypen pas begon, trok ten zeerste onze aandacht en wij stelden pater Bonaventura Kruitwagen, die op het gebied van wiegedrukken gezaghebbend is, daarvan in kennis. Deze geleerde was van meening, dat het hier een leerboek betrof van Gerson, dat volgens een of ander plaat-druk-procédé vermenigvuldigd was. Hij zou, zoodra zijne gezondheid het toeliet, zijne meening toelichten in een afzonderlijk opstel. Laten wij hopen, dat hij weldra daartoe zal kunnen overgaan. In een kamer beneden naast de zaal vond men in een kist ‘cedu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lam quamdam, per quam Petrus Wyrix superius nominatus fatebatur se recepisse librum theutonicalem’, d.w.z. een briefje, waarbij de boven genoemde Petrus Wyrix (een der uitvoerders van het testament) bekende, dat hij een Dietsch boek had ontvangen. Als onze vertaling van ‘theutonicalis’ door ‘Dietsch juist is, dan is dat het eenige werk in de volkstaal, dat onder de boeken van den kanunnik wordt vermeld. In een andere kamer beneden naast de zaal trof men nog aan ‘diversos libros pauci valons’, d.w.z. verscheiden boeken van geringe waarde. Verder vond men nog een aantal boeken in een kamer naast de zaal, naar den kant van het huis van den kanunnik Johannes Bloemendael, en bracht ze in een kast bijeen. Uit de boedelbeschrijving blijkt ook nog, dat de kanunnik het noodige gereedschap bezat om de boeken in te binden, want in de laatstgenoemde kamer teekende men aan ‘duo instrumenta apta pro ligatura librorum et certas pecias ligni pro p̄r̄ n̄r̄ fiendis’, d.w.z. twee geschikte gereedschappen voor het inbinden van boeken en zekere houten blokjes dienstig voor het maken van paternosters of bidsnoeren. De verkorting p̄r̄ n̄r̄ dient o.i. opgelost te worden door pater noster. De kanunnik schijnt zich dus ook te hebben bezig gehouden met het vervaardigen van houten kralen voor het bidsnoer, dat gebruikt werd om een bepaald aantal ‘Onze Vaders’ te bidden en daarom den naam gekregen had van paternoster. Het woord ‘noster’ wordt thans nog door het volk gebezigd als een alledaagsche benaming voor den rozenkrans, waarvan het gebruik eerst algemeen werd in de tweede helft der 15de eeuw. Vermoedelijk is het werktuig, waarmee de houten kralen werden vervaardigd een draaibank geweest, want de boedelbeschrijvers vonden boven op een slaapkamer, aan den kant van den tuin, ‘instrumentum quoddam dictum Paternosterbank’ d.w.z. een zeker gereedschap paternosterbank geheeten. De notarieele boedelbeschrijving was 16 December afgeloopen, waarop men overging tot het schatten en ten gelde maken der goederen. Den 19den December had de schatting van leder- en pelswerk plaats en zij werd weldra gevolgd door die van andere goederen. Met de schatting der boeken wachtte men echter buitengewoon lang. Zij geschiedde eerst in Augustus van het jaar 1453 door den Luikschen boekhandelaar Libertus de Loen ten overstaan van den notaris Cristianus Hoef. Er werd een lijst gemaakt van de boeken, die niet vermeld waren in de boedelbeschrijving en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die de uitvoerders van het testament ter zijde hadden gelegd en zorgvuldig bewaard. Die lijst beslaat blz. 14-17 van het register en geeft slechts heel kort het boek aan, meestal met de beginwoorden. De waarde wordt uitgedrukt in ‘boddreger’ of ‘griffones’ = grijpen. De boddregers waren zilveren munten, waarvan er in dien tijd 20 op een grijp gingen. Deze was een munt, die ongeveer de waarde had van een halven Rijnschen goudgulden. Om de koopkracht van een boddreger en dien ten gevolge ook de geschatte waarde van de boeken eenigszins nader te bepalen, kan o.a. gelden de effractie, zooals zij in de rekeningen van het kapittel van S. Servaas te Maastricht van 1438 tot 1449 vastgesteld werd voor de rogge. In het laatst genoemde jaar gold een vat (23,34 liter) 5 boddreger of het mud (24 vat) 6 grijpen. Het verwondert ons, dat een aantal boeken, ongeveer een vierde, aan ‘nichil’, en zeven aan slechts één boddreger geschat zijn. Naar die boeken bestond zeker weinig navraag, of vergissen wij ons in de beteekenis van die schatting? Wij hebben niet kunnen vinden wat er verder met de boeken gebeurd is. In de afrekening staat alleen, dat zij te zamen geschat zijn aan 32 grijpen en 8 boddreger. Er wordt niet aangegeven voor hoeveel zij verkocht zijn, ofschoon dit toch bij andere zaken wordt vermeld. De lijst, die wij nu laten volgen, is door ons genummerd en wij hebben ze paleographisch zoo nauwkeurig mogelijk trachten weer te geven. Waar de lezing onzeker is, wordt zulks in een nota vermeld. De naam of de beginwoorden van het boek zijn cursief gedrukt. Onze bedoeling is enkel betrouwbaar materiaal te leveren aan hen, die belang stellen in het Middeleeuwsche boekenwezen of in de geschiedenis der geneeskundige wetenschappen.
Maastricht, 13 Maart 1930. W. Goossens.
Anno a Nativitate Domini millesimo quadringentesimo quinquagesimo tercio, mensis Augusti dieGa naar voetnoot1), in presencia mei notarii, Libertus de Loen, liberarius in civitate Leodiensi moram trahens, libros infra scriptos, superius non descriptos nec in inventario positos, sed per executores domini quondam Petri Everdey reservatos et in firma custodia positos, taxavit eosdem prout inferius particulariter notatur et describitur:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(was get.:) C. Hoef Notarius. |
|