Aanvulling opstel S. Lydwina
In de vorige jaargang, blz. 274-275 kan men lezen, dat het mij niet gelukt was het Lydwina-verhaal in het werk van Herm. Cornerus, al vóór 1437 geschreven en door pater G.A. Meyer aangehaald, te vinden. Toch blijkt het er wel degelijk in te schuilen. Men zal het aantreffen in de door mij geciteerde uitgave der Chronica novella, op kol. 1263. De mededeeling hiervan dank ik aan de heer D.J.H. ter Horst.
Het is slechts een kort relaas. De naam van Lydwina wordt er zelfs niet in genoemd; ze wordt aangeduid als ‘in Hollandia opido Schiddam puella quaedam’, die 26 jaar en langer geen voedsel heeft gebruikt. De enkele verdere bizonderheden - over haar magerheid, over de verlamming van haar beenen, over het gebruiken van het H. Sacrament en 't bedrog, daarbij eens gepleegd - ze zijn alle bij de latere levensbeschrijvers uitvoeriger te vinden. Doch als eerste getuigenis van een historicus heeft het verhaal natuurlijk belang. Deze Latijnsche tekst, met de Nederl. vertaling erbij, is opnieuw afgedrukt bij H. Meuffels, De Heilige Liduina van Schiedam ('s-Hertog. 1928), 149-150, een werkje met goede bronnen, waarop pater B. Kruitwagen mijn aandacht nog vestigde.
's-Grav., Aug. 1933.
M.E.K.