Het Boek. Serie 2. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 53]
| |||||||||
Johannes Vingboons, teekenaar, graveur en kartograafDe geschiedenis van de kartografie is een stuk beschavingsgeschiedenis der menschheid. Steeds had dat volk de leiding, dat aan de spits stond der beschaving. In de Oudheid waren het de Grieken, in de Middeleeuwen de Arabieren, in de veertiende en de vijftiende eeuw de Italianen, in den Renaissancetijd eerst de Italianen en daarna ook de Duitschers op het gebied van de landkaarten, de Portugeezen en de Spanjaarden op dat der zeekaarten. Dit parallelisme tusschen beschavingshoogte en stand van de kartografie is alleszins begrijpelijk. Wat is er al niet noodig voor het kaarteeren? Als wetenschap is de kartografie nauw verbonden met geografie, astronomie, geodesie en mathematische vakken en dus in hooge mate afhankelijk van den stand dier wetenschappen. Maar daarnaast is de kartografie ook kunst en waren hare beoefenaars ook dikwijls tevens schilders en graveurs. Ook Nederland mag er zich op beroemen, dat één tijdvak in de geschiedenis der kartografie het Nederlandsche wordt genoemd. Het vangt aan in de zestiende eeuw, eerst in de Zuidelijke, daarna in de Noordelijke Nederlanden. Einde zeventiende eeuw gaat de leiding over op Frankrijk, al blijft, althans op het gebied der zeekaarten, het Nederlandsche werk ook gedurende de achttiende eeuw van beteekenis. Maar terwijl de kartografische werkzaamheid der zooeven genoemde volken hare hartstochtelijke beschrijvers heeft gevonden en hare voornaamste voortbrengselen in kostbare reproductiewerken beter toegankelijk zijn geworden, wacht het Nederlandsche tijdvak nog steeds op zijn geschiedschrijver. Hoogst belangrijke vóórarbeid verrichtte hiervoor reeds de Leidsche bibliothecaris Dr F.C. Wieder. En het zijn zijne ‘Monumenta Cartographica’, welke sedert 1925 door de Fa. Mart. Nijhoff in den Haag worden uitgegeven en waarvan thans vier deelen zijn verschenen, welke mij aanleiding hebben gegeven tot het schrijven van deze studie. Hier | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
worden ons op onberispelijke wijze hoogst gewichtige monumenten der Nederlandsche kartografische periode geboden, begeleid door een niet minder belangrijken tekst. De op ware grootte gereproduceerde kaarten zijn bijna alle voortbrengselen van Nederlandsche kartografen, zoodat deze uitgave een waarlijk Nederlandsche onderneming is, welke de groote beteekenis, die Nederland eenmaal op het gebied der kartografie innam, in het volle daglicht plaatst. Aan Dr. Wieder komt daarom de dank toe van allen, die eerbied hebben voor het groote werk, dat onze voorvaderen eenmaal in Oost en West hebben verricht: zijne Monumenta Cartographica zijn in waarheid ‘Monumenten’, illustreerende niet alleen, maar demonstreerende vooral onze zeventiende-eeuwsche grootheid. Een eeuw lang voorzagen de Nederlandsche kartografen de geheele wereld van atlassen. Wie zag nooit de zware perkamentbanden van Ortelius of Mercator, van Hondius of Janssonius, maar bovenal van de Blaeu's! En wie heeft nooit eens een oog geslagen in onze eens zoo beroemde zeeatlassen? Toch was voor de ontwikkeling van de kartografie het kartografisch materiaal, dat zijn weg niet vond in deze folianten van nog veel meer beteekenis. Het werk van de in dienst van onze beide groote handelskompagnieën staande kartografen als Hessel Gerrits en de Blaeu's werd niet publiek gemaakt. Veel van hun werk is verloren, veel echter is ook teruggevonden, hetzij in originali, hetzij in kopieën. Vooral aan den speurzin van Dr. Wieder is het gelukt, veel van hun werk voor den dag te brengen uit binnen- en buitenlandsche bibliotheken en archieven. In de Monumenta Cartographica is het bovenal het werk van den vóórdien bijna onbekenden kartograaf Johannes Vingboons uit Amsterdam, waarmede wij bekend worden gemaakt. Het is aan Dr. Wieder gelukt niet minder dan 240 kaarten van Vingboons zelf, of onder zijn leiding naar het schijnt voortgebracht, terug te vinden. Zij bevinden zich voornamelijk in de Vaticaansche Bibliotheek te Rome, in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag, in de Biblioteca Laurenziana te Florence (vroeger in de Villa Castello) en in een atlas, afkomstig van de Firma van Keulen en hare opvolgster de Fa. H.G. Bom te Amsterdam, waarvan de kaarten thans in verschillende bibliotheken (b.v. Library of Congress te Washington, Bibliothèque nationale te Parijs) of bij particulieren verspreid zijn. | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
Deze door Dr. Wieder als Atlas-Vingboons aangeduide kaartenverzameling is voor onze koloniale geschiedenis van het hoogste belang. De kaarten werden nooit in druk uitgegeven; wel zijn echter van vele dezer manuskriptkaarten meerdere exemplaren aanwezig, zoodat we een viertal series kunnen onderscheiden:
De kaarten tot deze collecties behoorende gelijken alle op elkaar in techniek en algemeen uiterlijk en zijn naar het schijnt alle in hetzelfde atelier vervaardigd en onder dezelfde directie. Geen dezer kaarten is gedateerd, maar om innerlijke zoowel als om andere redenen mogen wij aannemen, dat ze, op zeer enkele uitzonderingen na, vóór het jaar 1670 werden vervaardigd. Het papier, waarop ze zijn geteekend, werd, blijkens het watermerk, in Amsterdam voor officieele registers gebruikt vanaf 1652. De tijd van vervaardiging zal dus liggen tusschen 1652 en 1670; de meeste schijnen van 1665 tot 1670 te dateeren. Voor het grootste gedeelte zijn het kaarten van grootere of kleinere deelen der aardoppervlakte (134) of plattegronden van steden (23); echter treffen we er ook een groot aantal gezichten op steden en sterkten onder aan (67). Onder de kaarten moeten in de eerste plaats worden genoemd de 56 bladen, welke tezamen een kaart van het geheele octrooigebied van de Westindische Compagnie vormen, dat is dus van de geheele Oost- en Westkust van Noord- en Zuid-Amerika, alsmede van de Westkust van Afrika ten Zuiden van den Kreeftskeerkring, alle op éénzelfde schaal van 1: 1.500.000 geteekend. Het bestaan van een dergelijken reusachtigen ‘padron general’ der Westindische Compagnie was tot heden absoluut onbekend. Of ook de Oostindische Compagnie van haar gebied zulk een padron heeft doen vervaardigen is evenmin bekend, maar de waarschijnlijkheid van zulk eene kaart acht ik vrij groot: in de Haagsche collectie bevinden zich drie bijeenbehoorende bladen (de nos. 4, 5 en 10), die hierop wijzen. Ook van de Europeesche kusten bevat de Haagsche collectie drie bijeenbehoo- | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
rende bladen (de nos. 1, 2 en 3), die misschien tot eene algemeene kaart van de Europeesche Westkust behooren. Van de plattegronden is wel de belangrijkste die van New-York, de eenige plattegrond uit het Nederlandsche tijdvak, vrij zeker eene kopie van de verdwenen plattegrond van Cortelyou van 1660 De gezichten op verschillende steden en sterkten, behoorende tot het handelsterrein onzer beide groote handelslichamen, getuigen, als aquarellen, van den hoogen kunstzin en de groote kunstvaardigheid der auteurs. Omtrent deze vervaardigers tastten we tot voor enkele jaren geheel in het duister. Wel bevatte Bom's Atlas enkele kaarten geteekend door J. Vingboons en schreef Frederik Muller daarom alle kaarten uit dien atlas aan dezen kunstenaar toe, maar hiervoor was geen enkele reden. Nadat echter Dr. Wieder in 1922 kennis maakte met de sedert kort in de Biblioteca Apostolica Vaticana ontdekte drie banden, getiteld: ‘Wereltlycke Verthoningen Der Zee kusten en Verscheide Aenpaelende Gewesten in Africa, America, En een Gedeelt van Europa, Ondeckende De Voornaemste Hauens, Steeden Sterckten en Streckingen, Van De twee Deelen der Weerelt. Wt Onderuin [din]ghen, Van Veel Eruaeren Zeeuaerders, Vergadert en te Samen Gestelt Door Johannes Vingboons’, waarin 98 van de 130 kaarten Vingboons als auteur vermelden, was het groote aandeel van hem aan de totstandkoming van de gansche collectie zeker (in de Haagsche collectie is geen enkele kaart, welke Vingboons' naam draagt; in de Castello-collectie alleen die van het eiland S. Thomé). Vergelijkt men al de kaarten met elkaar, dan blijken ze, zooals gezegd, onderling zooveel gelijkenis te vertoonen, dat ze onder ééne leiding moeten zijn ontstaan. In de door Dr. Wieder in de Monumenta Cartographica gereproduceerde kan men in hoofdzaak het werk van twee kunstenaars onderscheiden, te weten Johannes Vingboons en een Anonymus (misschien Fr. Post?), die de meeste gezichten schilderde. Daarnaast meen ik nog een vijftal onbekende bewerkers te moeten aannemen, die ieder slechts één (of twee) kaarten of gezichten vervaardigden; bovendien zijn een drietal der reproducties opgenomen uit een groep van kaarten, welke een geheel anderen oorsprong verraden, dus niet behooren tot de Vingboons-collectie, maar er later aan zijn toegevoegd. Deze ontdekking van Dr. Wieder van zoo talrijke kaarten van Johannes Vingboons haalde opeens een Nederlandsch kunstenaar, | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
kartograaf en graveur uit het halfdonker in het volle daglicht, althans zijn werk; omtrent zijn persoon weet ook Dr. Wieder ons vrijwel niets mede te deelen. De enkele opmerkingen omtrent Vingboons in den brief van Fred. Muller aan Henry Harrisse (van 3 Nov. 1886), door Dr. Wieder overgenomen (Mon. Cart. IV, 10), zijn onjuist: hij is geen Rotterdammer van geboorte, maar een broer van den bouwmeester Philips VingboonsGa naar voetnoot1) en evenals deze te Amsterdam geboren; dat hij een zoon is van den schilder David V., lijkt twijfelachtig; dat hij Frans Post naar Brazilië vergezeld zou hebben, wordt door niets bewezen. De familie Vingboons was van Zuidnederlandschen oorsprong. Karel van Mander zegt in zijn in 1604 verschenen ‘Schilderboeck’, dat ‘David Vinckeboons, geboren te Mechelen, int jaer 1578, is, cleen kindt wesende, ghebracht t' Antwerpen, en met zijn Ouders nae seven Jaer ghecomen t' Amsterdam in Holland, alwaer hij noch teghenwoordig is woonende: zijn Vader was een redelijck goet schilder in waterverwe, ghenaemt Philips Vinckeboons en is overleden t' Amsterdam Anno 1601’. Van dezen Philips Vinckeboons kennen wij uit het Weesboek (12 Jan. 1633) drie zoons: de toen reeds overleden David en diens broeders Philips en Pieter. Van David worden aldaar acht onmondige kinderen genoemd, waaronder Jan, oud 16 jaar. Waarschijnlijk is dit echter niet onze kartograaf Johannes Vingboons, want deze had twee broers Philips en Justus, waarvan hier onder de kinderen van David geen melding wordt gemaakt. Verschillende leden van de familie Vingboons zijn als kartograaf bekend: in 1633 verleenen de Staten Generaal voor den tijd van zeven jaar octrooi aan Pieter Vickeboons voor het drukken, doen maken, uitgeven en verkoopen van ‘seeckere caerten gedruct op douck’Ga naar voetnoot2); in 1637 krijgt Philippe Vinckeboons van hetzelfde college octrooi voor den tijd van elf jaren voor het drukken, doen drukken, uitgeven en verkoopen van ‘seker kaerte van Brazyl door hem by den anderen gebracht, versamelt ende gemaeckt voor desen noyt in sulcken manier oft soo volcomen perfectie gemaeckt ende uytgegevenGa naar voetnoot3); van Justus en David Vingboons kennen wij eene kaart in negen bladen van 'T Hooghe Heymraedtschap vande | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
Landen van Woerden, gheteeckent en int Cooper gesneden door Justus en Davidt Vingboons en T' Amsterdam, Ghedruct by Justus en Davidt Vingboons, op St. Anthonis Breestraet op de Hoeckvande Salmander Steeg’, van het jaar 1670 (2e druk is van 1740)Ga naar voetnoot1). Van Johannes Vingboons is, behalve de door Wieder bekend geworden kaarten van de Vingboons-Atlas, ook nog bekend zijne kaart van ‘Het hooge Heemraedtschap van Schielandt’, ‘gemeten ende aldus in Caert Gebracht door Mr. Jan Stampioen gesworen ordinaris Lantmeter vanden selven Lande, inde Jaer 1651, 1652 ende 1653 .... in Coper gesneden en Geteeckent door J. Vingboons. Tot Amsterdam, Ghedruct by Johan Vingboons, op St. Anthonis Breestraet op de Hoeck Vande Salmander Steeg’ uitgegeven in het jaar 1660 (de tweede uitgave van 1684 werd te Rotterdam gedrukt bij Abraham van Hoorn)Ga naar voetnoot2). Johannes Vingboons was bovendien de graveur van de platen in de ‘Afbeelsels der voornaemste Gebovvven uyt alle die Philips Vingboons geordineert heeft’, uitgegeven ‘t'Aemstelredam, By Philips en Joan Vingboons. CIƆIƆCXLVIII’, zoomede van de platen bij de ‘Beschryving der Afbeeldingen van het voornaame Gebouw van d'Heeren Trip’, uitgevoerd door zijn broeder Justus, en in 1664 door Blaeu uitgegeven. Terwijl de Staten van Holland en Westfriesland in 1664 nog octrooi verleenen aan de gebroeders Philips, Justus en Johannes gezamenlijk, wordt in het octrooi van Jan. 1674 alleen Philips genoemd, terwijl ook de prenten in het tweede deel van Philips' plaatwerk van dat jaar niet door Johannes Vingboons werden gegraveerd, maar door B. Stopendael en Jan Matthijs. Vermoedelijk was Johannes toen reeds overleden; het adres van Justus en David Vingboons op de kaart van het Grootwaterschap Woerden wijst er, in verband met dat op de kaart van Schieland 1660, op, dat hij reeds in 1670 niet meer tot de levenden behoorde. Eén der kaarten in de Haagsche ‘Vingboons’-collectie (nr. 32 ‘Batavia 't generael gezicht, komende uit zee’), draagt den naam J. Vinckeboons Jn. Dit is zeker niet onze Johannes Vingboons: deze noemde zich nimmer aldus. De bijvoeging ‘Johannes de Ram excudit’ maakt dit trouwens ook al niet zeer waarschijnlijk, daar het oudste oeuvre, dat mij van dezen in 1648 geboren en in 1693 overleden graveur en kartograaf bekend is, dagteekent van 1678, | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
nl. de ‘Caerte figuratijff’, samengesteld door Dirck Evertsz. van Bleijswijck, gravure door J. de Ram. Hij zal, evenals de uitgevers van de kaart van Woerden, een zoon van onzen kartograaf zijn. Zooals wij reeds zagen bestempelt Dr. Wieder alle vier de genoemde kaartcollecties als Vingboons-collecties en het geheel als Vingboons-Atlas, zulks op grond van de groote gelijkenis der verschillende kaarten in verband met de aanduiding van Johannes Vingboons als auteur van den Vaticaanschen Atlas. Wij zagen reeds, dat 98 van de 130 kaarten uit dezen atlas Vingboons' naam dragen; de overige 32 zijn anoniem. Van deze laatste zijn acht te vergelijken met de overeenkomstige in Caspar Barlaeus' ‘Rerum per octennium in Brasilia....’, 1647 en aldaar geteekend: F. Post. Was Frans Post misschien een der medewerkers van Joh. Vingboons? Dat Vingboons de leiding had, blijkt uit den algemeenen titel. Leverde Vingboons origineel werk? De tijd van vervaardiging van de kaarten ligt, zooals Dr. Wieder reeds aantoont tusschen 1652 en 1670; de meeste schijnen te dateeren van 1665 tot 1670. Zij gaan echter meest alle terug op oudere origineelen, waarvan sommige nog aanwezig, de meeste echter onbekend zijn. Slechts enkele kaarten vermelden den oorspronkelijken auteur. Zelden vermelden zij het jaar van vervaardiging van het origineel, waarop zij terug gaan, maar dit is bij verschillende bladen toch wel bij benadering of wel precies vast te stellen. Doet men dit bij de door Dr. Wieder gereproduceerde, dan vindt men, dat deze uiteenloopt van 1628 tot 1663. Al biedt Vingboons dus geen origineel werk, toch schijnen zijne kaarten ons getrouwe kopieën te geven, op artistieke wijze uitgevoerd. Aldus veel materiaal voor ons bewaard te hebben, daarin ligt zeker niet de geringste verdienste van Vingboons. Als graveur en kartograaf schijnt Johannes Vingboons niettemin een goeden naam te hebben gehad, want als den vijfden Juli 1655 eene deputatie van het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van Schieland naar Amsterdam trekt om aldaar om te zien naar een bekwamen graveur voor de nieuwe kaart van dit waterschap, dan confereert men van 6 tot 11 Juli met verschillende kunstenaars en ook met Joan Blaeu, zoodat men pas 13 Juli in Rotterdam terugkeert. Pas 1660 is Vingboons met den hem opgedragen arbeid gereed; mogen wij uit den langen duur afleiden, dat deze het als graveur zeer druk had? | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Dr. Wieder deelt ons mee, dat het watermerk van het door Vingboons gebruikte papier steeds hetzelfde is, nl. een groot wapenschild met een fleur de lis en het monogram J H S met daaronder een paar initialen, die niet altijd dezelfde zijn. Dit watermerk stemt niet overeen met dat van de kaart van Schieland van 1660 en evenmin met dat van de kaart van Woerden. Het papier voor de kaart van Schieland gebruikt vertoont een zeer primitief watermerk, misschien van eigen maaksel: op de eene helft van een blad V E, op de andere helft B. Mogen wij in de V en de B Vingboons zien? De kaart van Woerden bezit als watermerk een fleur de lis met daaronder een wapenschild, voorzien van drie schuine strepen. Ook hieruit blijkt, dat de tijd van vervaardiging van de kaarten uit den Vingboons-atlas gelegen is tusschen 1660 en 1670. Belangrijk is de vraag naar de verhouding van Vingboons tot Joan Blaeu, vooral sedert Wieder ontdekte, dat in den Atlas magnus in 46 folio-banden, aanwezig in de National-Bibliothek te Weenen, verschillende bladen voorkomen, welke overeenkomen met kaarten in den Vingboons-Atlas. Volgens Dr. K. AussererGa naar voetnoot1) is deze enorme verzameling van kaarten echter niet te beschouwen als van Blaeu afkomstig, al vormt Blaeu's Atlas major er de basis voor. Zij is de vrucht van de verzamel- en onderzoekingswerkzaamheid van den zeer bereisden en kunstzinnigen bibliophiel Laurentius van der Hem (1621-1680) uit een Amsterdamsch patriciersgeslacht. Omstreeks 1640 begon hij met de verzameling voor den grooten atlas. Zijne dochter Agatha verkocht den Atlas in 1730 aan Prins Eugenius van Savoye voor den prijs van ƒ 122.000. De banden XXXV-XLV zijn gewijd aan de werelddeelen Afrika, Azie, Australie en Amerika. Het vijfde deel van de Monumenta zal gewijd zijn aan dezen atlas, waarvan alsdan enkele bladen zullen worden gereproduceerd. Indien wij in dezen 46-deeligen atlas echter niet het werk van Blaeu voor ons hebben, bewijst hij voor de betrekking tusschen Vingboons en Blaeu niets. Ook is het watermerk van het door Blaeu voor zijn Atlas Maior gebruikte papier een andere, nl. Atlas dragende de wereld, hoewel deze uit denzelfden tijd (1662-1665) dagteekent als de Atlas-Vingboons. Het is dus niet erg waarschijnlijk, dat Vingboons' atlas uit het atelier van Blaeu afkomstig is. Toch stonden de gebroeders Vingboons | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
met den grooten uitgever in relatie. Dit blijkt reeds uit het titelblad van de reeds vermelde en bij Philips en Joan Vingboons uitgegeven ‘Afbeelsels’, waarop we de bijvoeging aantreffen: ‘Men vintse by Joan Blaev oock te koop’. Ook hierop werpt de reis van de reeds vermelde Rotterdamsche deputatie eenig licht. In de ‘Reeckening van Cornelis Nieupoort, Rentmeester van het Hoogeheemraetschap van Schielandt ende dat van alle het gene bij denselven van wegen het Gemeenlandt van Schielandt voors. ontfangen ende daertegens weder wtgegeven is t' sedert Ste Pieters schouwe in April anno XVJe vier en vijftich tijde der laetste Reeckeninge tot den eersten April daeraenvolgende in den Jare XVJc vijf en vijftich’ 1 zegt genoemde Rentmeester: ‘Den vijfden Julij is de Weledele Heere van Rasquert beneffens den Rendant naer Amsterdam gereijst omme te sien naer bequame plaetsnijders ende Caertmaeckers omme de nieuwe kaert van Schielandt te doen snijden ende voltrecken ende daerover met mr. Jan Stampioen, Lantmeter, ende verscheyden meesters plaetsnijders ende Caertmaeckers besich geweest, den VJen, VIJen, VIIJen, IXen, Xen ende XJen dito Ende eyntelijcken hetselve werck besteet aen mr. Johan Vingboons, volgens den Contract daervan gemaect, den XIJen dito vertrocken ende XIIJe thuys gecomen’. Daar kosten voor deze kaart blijkbaar niet werden gespaard (behalve de kosten van het opmeten en in teekening brengen van het Hoogheemraadschap door J.J. Stampioen, zijn die voor het snijden van de platen en het drukken en uitgeven der kaart door Johannes Vingboons alleen fl. 2850 ‘boven eene recognitie ter discretie van de Heeren Dijckgraef ende Hooge Heemraden’) en met verschillende bekwame plaatsnijders en kaartmakers werd geconfereerd, mogen wij aannemen, dat Blaeu hun Vingboons als den bekwaamsten heeft aangewezen. Want uit de ‘Memorie vande oncosten dewelcke gevallen syn op de reijse naer Amsterdam, met den Weledelen Heere van Rasquert tot resumtie ende besteedinge vande Caerte van Schielandt in Julij 1655’Ga naar voetnoot1) lezen wij o.m. dat de heeren ‘des avonts (van 5 Juli) tot Amsterdam gecomen ende aldaer int Logement gelogeert tot den 12en dito’ en aldaar o.m. betaald hebben ‘aen heer Schepen Blaeu over eenige dagh te hebben gevaceert in het ordonneren & resumeren van de Caert de somme van £ 18.0.0’. | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
Resumeerende kan ik met Dr. Wieder instemmen, dat al de kaarten uit den Atlas-Vingboons (enkele van afwijkend type en enkele van lateren datum uitgezonderd) onder leiding van Johannes Vingboons zijn tot stand gekomen. Wellicht moeten ook verschillende kaarten uit den atlas van v.d. Hem hiertoe gerekend worden. Daarentegen is mij van eenig aandeel van Blaeu aan de totstandkoming van den Atlas-Vingboons tot heden niets gebleken, terwijl Dr. Wieder er een voorbereidende verzameling van Joan Blaeu in meent te mogen zien, bestemd om eenmaal zijn Atlas Maior aan te vullen, die zooals bekend vrijwel geen speciaalkaarten bevat van de terreinen van werkzaamheid van de Oost- en de Westindische Compagnieën. De kaarten van den Vingboons-atlas zijn manuscripten; wel komen in de Haagsche collectie een achttal kopergravures voor, maar zij bezitten niet het Vingboons-type. Ook verschillende andere kaarten geven door hun afwijkenden stijl of door hare afwijkende bladgrootte aan, dat zij niet tot den Vingboons-atlas moeten worden gerekend. Verschillende wel tot de Vingboonskaarten behoorende bezitten een gegraveerd net van kompaslijnen, zooals meer gebruikelijk was; in het midden van het blad bevindt zich een 32-stralige kompasroos en in een cirkel daaromheen nog 16 zoodanige rozen. Zulk een orienteerend systeem van kompaslijnen was reeds in de zestiende eeuw in gebruik. De kaarten bezitten dus meestal het gewone type der toenmalige zeekaarten. Langs West- en Oostrand zijn zij in den regel van breedtegraden voorzien; de groote onnauwkeurigheid, welke de lengtebepaling destijds en nog lang daarna kenmerkte, deed de kartografen elke aanduiding van de lengte, als waardeloos voor de plaatsbepaling, achterwege laten. Bijna steeds zijn het gelijkgradige paskaarten; kaarten met wassende breedten komen in den Vingboons-atlas voor, maar zijn toch vrij zeldzaam. De konservatieve zeeman gewende zich slechts moeilijk aan het gebruik van Mercatorkaarten. De kompaslijnen op hunne gelijkgradige paskaarten moeten dus ook niet beschouwd worden als loxodromen; het zijn groote-cirkelbogen. Als alle zeekaarten schenken zij weinig aandacht aan het binnenland; wel geven sommige het kustrelief in zij-aanzicht weer. Verschillende aquarellen geven panorama's van de dan natuurlijk kleine landstreek. Ziet men de prachtige kleuren, welke de kaarten in originali ook nu nog bezitten, dan betreurt men het, dat het | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
niet mogelijk bleek, ze ook in kleurendruk in de ‘Monumenta’ weer te geven. Ook komt het gemeenschappelijk type daardoor bij de origineele kaarten en teekeningen beter uit dan zulks bij de reproducties het geval is. Wanneer ik thans overga tot de behandeling van de in de Monumenta Cartographica gereproduceerde kaarten en platen, dan is het te begrijpen dat het niet mogelijk is in een beknopte bespreking van Dr. Wieder's werk iedere kaart afzonderlijk te behandelen. Dit is trouwens ook niet noodig: Wieder zelf bespreekt iedere kaart met de noodige uitvoerigheid, daarbij blijk gevende van zijne groote kennis van de locale geschiedenis van de afgebeelde landstreek of stad. Zeer in het bijzonder geldt dit van Nieuw Nederland. Behalve een Nieuw Engeland, Nieuw Nederland en Virginië omvattend blad van de reeds vermelde en op Spaansche en Portugeesche bronnen steunende echter met Nederlandsche gegevens aangevulde groote kaart op de schaal 1: 1.500.000 in 56 bladen, geeft dr. Wieder ons nog de reproductie van een vijftal speciaalkaarten. Niettegenstaande het schitterende werk van J.N. Phelps Stokes over ‘The Iconography of Manhattan Island’Ga naar voetnoot1) waarvoor ook Dr. Wieder zijne medewerking verleende, is het toch niet mogelijk stap voor stap de ontwikkeling van de kartografie van Nieuw Nederland na te gaan; daarvoor is te veel kartografisch materiaal verloren gegaan. Allereerst is zulks het geval met de origineele kaart van Hudson, al biedt de door Wieder in de archieven van Simancas teruggevonden Velasco-kaart daarvoor compensatie. De oudste kaart van Manhattan Island en dus ook van de kleine nederzetting (Nieuw-)Amsterdam is de Manatuskaart van 1639, slechts bekend door eene copie in den Vingboons-Atlas, door de reproductie in de Mon. Cart. IV, 78 voor iedereen toegankelijk gemaakt. Eenig in zijn soort is het Castello-plan van Nieuw-Amsterdam in de laatste jaren van zijne Nederlandsche periode, berustende op de opmetingen van Jacques Cortelyou van 1660 (Mon. I, 9). Met de prachtige aquarel (repr. Mon. 1, 8) uit de Haagsche collectie, gezicht van de zeezijde op Nieuw-Amsterdam, vormt deze plattegrond een uiterst waardevol gegeven uit de kinderjaren | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
van deze wereldstad. De Noord- en de Zuidrivier (resp. de Hudson en de Delaware) vonden reeds hare kartografische afbeelding omstreeks 1630, als Peter Minuit met het Directoraat van Nieuw-Nederland was belast (1626-1632). Mon. Cart. 79 geeft evenwel de gewijzigde kaart van de ‘Suyd-Rivier in Niew Sweden’ uit diens Zweedsche periodeGa naar voetnoot1). Een tweede terrein van intensieve werkzaamheid der Westindische Compagnie vormde Brazilië. Joh. de Laet's Historie Ofte laerlijck Verhael (Leyden, 1644) en Casp. Barlaeus' Rerum per octennium in Brasilia (Amsterdam, 1647) geven ons een omstandig verhaal van hare verrichtingen aldaar. Maar voor een voldoende inzicht in de wordingsgeschiedenis van de kaart van dit uitgestrekte gebied missen wij ook hier nog te veel gegevens, zoowel van Nederlandsche zijde als vooral van Portugeeschen oorsprong. Een belangrijke bron vormen de kaarten en platen in Barlaeus' Brasilia en wij mogen dan ook den Heer S.P. l'Honoré Naber dankbaar zijn, dat hij deze uitvoerige beschrijving van Brazilië onder Johan Maurits van Nassau voor ons gemakkelijker toegankelijk heeft gemaakt door de schitterende uitgave van zijne Nederlandsche vertaling ('s Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1923). Johan Maurits had de uitstekendste meesters in de verschillende kunsten als bouwkundigen, schilders, beeldhouwers, zoo thuis als te velde bij zich om de plaatsen, landen en steden, welke hij overwon na de overwinning aan de Nederlanders overzee te vertoonen. Wij weten, dat de schilder Frans Post en de kartograaf Georg Marggraf zich onder hen bevonden. Nog van vóór Johan Maurits stadhouderschap dateert de onbekende kaart van Brazilië, waarvoor Philippe Vinckeboons in 1637 octrooi vroeg en verkreeg. Voor ons is het verlies van deze kaart bijzonder te betreuren, omdat wij nu niet in staat zijn na te gaan in hoeverre de verschillende kaarten van J. Vingboons in den Vaticaanschen atlas (Vol. II, 1-10 en 32-39, waarvan sommige in de Monumenta worden gereproduceerd), hierop teruggaan. Vergelijkt men ze met die van den Portugeeschen kartograaf uit denzelfden tijd, João Teixeira, dan wijken zij in meerdere opzichten van diens voorstelling af. De nos. 89-91 van de Mon. dragen Vingboons' naam niet. West-Indië is in de Haagsche collectie goed vertegenwoordigd; | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
hier vond de kaapvaart van de Westindische Cie. een vruchtbaar operatieterrein. Wieder geeft ons uit deze Collectie de kaarten van S. Domingo of Hispaniola, van Portorico en van Havana. Minder frequent waren onze betrekkingen tot Mexico. Van een Nederlandsch ingenieur in Spaanschen dienst in Mexico (A. Boot) bevindt zich in de Haagsche collectie een gezicht op de haven van Acapulco. In de Vaticaansche collectie bevinden zich gezichten op Acapulco, Mexico en Vera Cruz, alsmede een plattegrond van de stad Mexico, allen voorzien van Vingboons' naam. Merkwaardig is, dat Vingboons steeds de namen verzwijgt van de auteurs van zijn voorbeelden; want deze vier kaarten bevinden zich in originali in het Middelburgsche stadsarchief: Acapulco en Vera Cruz zijn van A. Boot en de beide van Mexico City van Juan Gomes Trasmonte. Zooals ik reeds opmerkte is het gezicht op Acapulco in de Haagsche collectie niet voorzien van Vingboons' naam, vermeldt echter wel den auteur A. Boot. Pedro Torres Lanzas vermeldt in zijn Relación descriptiva de las mapas, planos &c. de Mexico y Florida, existentes en el Archivo general de Indias, dl. I (Sevilla 1900) een ‘Diseño de la Ciudad de Mexico y del Virreynato de Nueva España ...’ por Adriano Boot van het jaar 1612. Wij mogen hieruit besluiten, dat die kaarten in de verschillende Vingboons' collecties, welke Vingboons' naam niet dragen, ook niet van hem afkomstig zijn. De door Wieder gereproduceerde kaarten van Buenos Aires en van de Chileensche kust bij Chiloe herinneren ons aan Nederlandsche reizen derwaarts. Van de kaarten van de Westkust van Afrika interesseeren ons natuurlijk in de eerste plaats die, welke betrekking hebben op Zuid-Afrika. Mon. Cart. I, 10 en 11 doen ons de Tafelbaai zien tijdens de allereerste jaren onzer vestiging aldaar. De kaart van de kust van Angola wijst terug naar den tijd, in welken onze actie aldaar nauw verbonden was met de Braziliaansche ondernemingen. De kaart van de Goudkust en het gezicht op St. George del Mina zijn voor ons interessant, daar hier de Nederlandsche vlag nog tot 1872 heeft gewaaid. Ook uit het handelsgebied van de Oostindische Compagnie geven de Monumenta ons enkele merkwaardige kaarten en gezichten te zien, al is de oogst hier minder groot. Onze betrekkingen met Japan komen tot uitdrukking in het bijzonder mooie gezicht op het kasteel van Osaca; met China dreven wij reeds sedert 1601 | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
handel in Canton en hiervan getuigen de gezichten op deze stad en op Macao. De kaarten van de Philippijnen en van de baai van Manilla zijn gebaseerd op Spaansche, doch blijkens talrijke Nederlandsche namen, vooral langs de oostzijde, der Philippijnen, werden zij aangevuld met Nederlandsche waarnemingen, in de eerste plaats met die van Matthijs Quast en Abel Tasman gedurende hunne exploratiereis naar het Oosten van Japan in 1629. Verschillende kaarten en plattegronden van Zuid en Oost-Azië zijn, blijkens den geheel afwijkenden stijl, gebaseerd op inlandsche. Zulks is bijv. het geval met die van Canton, van Judiad in Siam, van Jaffenapatnam op Ceylon; Couchin berust op een Portugeesch origineel. Bijzonder karakteristiek is het gezicht op Malakka met zijn tropische sfeer. Van onzen Archipel geeft Wieder enkel een gezicht op Amboina, geteekend naar een verdwenen origineel. Op kleiner schaal ontmoeten wij verschillende van de kaarten en gezichten uit het octrooigebied der Oostindische Cie. in Valentijn's Oudt en Nieuw Oost Indien, 1726. Een voorproef van wat het vijfde deel van Wieder's Monumenta Cartografica ons belooft te brengen uit den Atlas van Eugenius in Weenen en uit den Atlas Stosch aldaar, vormen de vijf tot nog toe onbekende kaarten betrekking hebbende op Abel Tasman's reizen van 1642-43 en van 1644. Ook hierbij zijn er uit Vingboons' studio voortgekomen. Het zijn: Francoijs Jacobsens' kaart in drie bladen van de genoemde reizen, de origineele kaart van de ontdekking van Tasmanië van Isaac Gilsemans en Vingboons' versie van de drie speciale kaarten van Tasman's reizen in den Grooten Oceaan. Schiedam, 1 Juni 1933. J. Keuning |
|