Het Boek. Serie 2. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 73]
| |||||||||||||
De Amsterdamsche rekenmeester Sybrandt Hansz CardinaelDe buitengewone economische opleving van Amsterdam na de alteratie deed aldaar sinds het einde van de 16e eeuw een vrij groot aantal scholen ontstaan, waar de kinderen der welvarende burgerij onderwijs ontvingen in die vakken, welke men voor de voortzetting en uitbreiding van het vaderlijk bedrijf noodzakelijk achtte. Vooral de lessen in de wiskunde en de zeevaartkunde - waarvan ook volwassenen profiteerden - waren zeer in trek. Velen van de houders dezer scholen zijn zoo goed als vergeten; tot degenen wier namen bekend zijn gebleven, behoort de rekenmeester Sybrandt Hansz Cardinael, die deze bekendheid nog betrekkelijk aan het toeval dankt, nl. aan het geestige gedichtje van Vondel: Lyfwacht voor Meester Sybrant Hanssen Kardinael den Vrieschen Euklides.
Aen zijn scholieren.
De Vriesche Euklides hangt alleen
Van cijfferletters hecht aan een,
Bewaart toch Sybrant met u allen,
Bewaart dien Rekenschat getrou
Viel Kardinael van 't plat, hy zou
Aen cijfferletters stucken vallenGa naar voetnoot1).
In dit gedichtje, dat in of kort vóór 1644 geschreven moet zijn vermoedelijk in verband met de verschijning van Cardinael's schoolboek ‘Arithmetica ofte Reecken-Konst’, klinkt door Vondel's groote waardeering voor den rekenmeester, maar de dichter kon niet nalaten eenigszins den draak te steken met Cardinael's liefhebberij. Blijkbaar was laatstgenoemde een van die wiskundig aangelegde personen, die voor vrijwel niets anders be- | |||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||
langstelling hebben dan voor hun vak en in vleeschgeworden cijfers zijn veranderd. Niet ten onrechte noemt Vondel Cardinael den Frieschen Euclides, immers onze rekenmeester aanschouwde in het jaar 1578 te Harlingen het levenslicht. Gelijk zoovelen trok ook hem de handelsstad Amsterdam aan (cherchez la femme?), waar hij zich in 1605 op 27-jarigen leeftijd vestigde en twee jaar later in het huwelijk trad met een aldaar wonend Harlinger meisje, genaamd Levijntje Panten, een dochter van den toenmaals reeds overleden schoolmeester Lieven (of Levinus) Panten en Martijntje van Leden. Wij weten de meeste dezer bijzonderheden uit zijn ondertrouwacte, die in het ten Gemeente-Archieve te Amsterdam berustende Pui-register is te vindenGa naar voetnoot1) en als volgt luidt: Den 11 Augustii 1607 Compareerden voor Ysbrandt Ben Albertsz en(de) Laurens Jansz Spieghels: Sybrant Hanses, van Herlingen, schoolm(eeste)r, out 29 jaren, wonen(de) om 2 jaren inde Geertruijdenstraet, alwaer hem obgeleyt met een bescheyt van daer te brengen en(de) Levijntje Panten, van Herlingen, out 20 jaren, wonen(de) inde Haerlemerstraet, geassisteert met Martijntje van Leden haer moeder ter andere zijde enz.; (i.m.) bij acte van de predicant Sibrand Abeli tot Harl(ingen) zeggen(de) daer niet gebruyckel(ijck) te zijn dat Mennisten te Harlingen geboden opt Stadhuys gedaen worden, word tzelve bescheit aengenomen; (w.g.) Lievintgen Panten. ![]() Vóór zijn vestiging te Amsterdam was Cardinael door den Hove van Friesland geadmitteerd als landmeterGa naar voetnoot2). Wij weten dit omdat een zich nog in het Gemeente-Archief te Haarlem berustende in kleuren op perkament geteekende ‘Caerte vande gelegentheyt vande Beverwycker meer strecken(de) van Sparrendam tot aen Beverwyck met de voornaemste dorpen’ blijkens het opschrift vervaardigd was door ‘Mr. Sibrandt Hanssoon geadmitteerde | |||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||
Landtmeter bij den Hove van Vrieslandt, wonende tot Amsterdam Ano 1608’Ga naar voetnoot1). Het schijnt niet onaannemelijk, dat Cardinael aanvankelijk te Harlingen het beroep van landmeter uitoefende, doch later te Amsterdam de school van zijn overleden schoonvader voortzette. Ook te Amsterdam bleef hij werkzaamheden als landmeter verrichten; daarvan getuigen - behalve bovengenoemde kaart - een tweetal kaarten in het Rijks-Archief te 's-Gravenhage, die als volgt worden omschrevenGa naar voetnoot2):
Tot dusverre kwamen geen verdere resultaten van Cardinael's werkzaamheden als landmeter aan het licht. Cardinael behoorde tot de Doopsgezinden en wel tot de Gemeente der Vlamingen, te Amsterdam vergaderende in de kerk Het Lam op den Singel tegenover de tegenwoordige Universiteits-Bibliotheek. Deze Gemeente bevatte meer orthodoxe elementen dan de zgn. Waterlandsche Gemeente der Doopsgezinden, waartoe Vondel oorspronkelijk behoorde. Uit den aard der zaak evenwel waren Vondel en Cardinael, al behoorden zij tot verschillende richtingen onder de volgelingen van Menno, met elkander bekend. In het kerkelijk leven van die dagen nam Cardinael echter geen vooraanstaande plaats in. ‘Van buyten aen, was hij nedrigh en slecht’, dichtte zijn vriend Dirck Pietersz Pers, ‘maer in 't gemoet was hij vroom en oprecht’. Heel zijn hart had hij verpand aan de rekenkunde en aanverwante vakken, hierin ‘was (hij) als een helder licht’. Hoe hoog hij stond aangeschreven als wiskundige, weten wij uit hetgeen zijn tijdgenoot Jan Hendrick Jarichsz van der Ley in diens in 1615 verschenen (doch blijkens de voorrede reeds in 1614 geschreven) boek ‘Het Gulden Zeeghel Des groote Zeevaerts’ van hem mededeelt: ‘Meester Sybrant Hansen een Vriese wt de Zee-Stadt Harlinghen haer alder Base seer ver- | |||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||
maert inde tel ende meet-const oock so wytnemende in de selve als een in Hollant te vinden is en(de) te rechte nae een tweeden Ludolph geleken mach worden heeft onlanchs noch hondert zeer constige Geometrische questien mette solutien laten wtgaen hij heeft mede een instrument onderhanden dat gedreven sal worden met sterke wateren waer met hij deur de tijt rekeninghe de Longitudo meent te vinden’Ga naar voetnoot1). Een tweede Ludolph van Ceulen genoemd te worden, is wel een heele eer! En vooral wanneer dit geschiedt door iemand, die nu juist niet heel veel pleizier van onzen rekenmeester had beleefd. In 1612 had nl. Van der Ley aan de Staten-Generaal ‘voorgedraghen ende vertoont een generale Regel, waer met, so wel des Werelts lengte als breete.... afgepast ende gemeeten can worden’. Na een gunstig voorloopig advies door twee deskundigen, hadden de Staten-Generaal de zaak aan de Admiraliteit van Amsterdam opgedragen ter onderzoek door ‘verstandighe stuyrluyden en andere Personen, soo wel inde practycke als theorie ervaren’. Onder deze laatsten behoorde ook Sybrandt Hansz, die na herhaald aandringen met drie andere experts (Willem Jansz Blaeu, Hendrik Reyersz en Hessel Gerritsz) een schriftelijk rapport uitbracht, waarin de inventie van Van der Ley ‘sonder fondament op beuselen en ydele speculaties ghebouwt’ genoemd wordt. De uitvinder was hierover begrijpelijkerwijze weinig gesticht, weshalve op zijn aandringen een nieuw onderzoek werd gelast, in te stellen door Plancius, Blaeu, Cardinael, Hessel Gerritsz en Barent Evertsz Keteltas. Ter vergadering verscheen echter alleen onze rekenmeester, die goedvond dat de zaak door een vijftal andere deskundigen ‘zoude gherevideert worden’. Op een volgende vergadering verklaarde Cardinael nog, in tegenwoordigheid van Blaeu en Hessel Gerritsz, dat hij ‘de sake voormaels qualycken hadde verstaen’; de drie genoemden ‘mochten wel lijden, dat de voorschreven vijf personen over de sake geroepen worden, maer wilden hun verstandt in 't ordel van andere niet stellen’. Bij dit alles is de jalousie de métier niet ver te zoeken, temeer daar wij weten, dat Meester Sybrandt - zooals hij in de wandeling werd genoemd - zelf zich ook bezig hield met de kwestie der | |||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||
lengte- en breedtebepaling. Hoe het Van der Ley met zijn uitvinding verder verging, kan men uitvoerig lezen bij Dr. C.P. Burger Jr., De Amsterdamsche Boekdrukkers en Uitgevers in de zestiende eeuw, dl. III, blz. 216 e.v.Ga naar voetnoot1). Cardinael had dus volgens mededeeling van Van der Ley in of kort vóór 1614 in het licht gegeven ‘hondert zeer constige Geometrische questien mette solutien’. Voorafgegaan door een ander werkje waren deze bij vorengenoemden Willem Jansz Blaeu gedrukt onder den titel: Practijck des landme- ║ tens: Leerende alle rechte ende ║ kromzydige Landen/ Bosschen/ Boom- ║ gaerden/ ende andere velden meten/ ║ soo wel met behulp des Qua- ║ drants/ als sonder het selve. ║ Mitsgaders alle Landen deelen in ghelijcke ende on-║ ghelijcke deelen op verscheyden manieren, ║ met eenighe nieuwe ghecalculeerde ║ Tafelen daer toe dienende. ║ Gecomponeert door Iohan Sems ende Ian Pietersz. Dou, ║ gheadmitteerde Landtmeters. ║ Vermeerdert met hondert Geometrische Questien met ║ haer Solutien. Door Sybrant Hansz. ║ Rekenmeester tot Amsterdam. ║ (vignet: landmeters aan hun arbeid met wiskunstige figuren en landmeters-werktuigen) Ghedruckt tot Amsterdam by Willem Jansz. op het ║ Water/ in de vergulde Sonnewyser. 8oGa naar voetnoot2). De Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam is in het bezit van twee exemplaren van dit boekje. Beide exemplaren bevatten in denzelfden band een tweetal andere werkjes, nl. ‘Van het ghe- | |||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||
bruyck der ║ Geometrische Instrumenten ║...║ Door Iohan Sems ende Ian Pietersz. Dou. ║ (zelfde vignet als bij de Practijck des Lantmetens) Ghedruckt by Willem Jansz. inde Sonnewyser’ en ‘Tractaet ║Vant maken ende Ge- ║bruycken eens nieu gheor║donneerden Mathematischen ║ Instruments.║ ... ║ door ║ Jan Pieterszoon Dov ║ .... (drukkersmerk van Blaeu) Tot Amsterdam ║ By Willem Janssen opt Water/inde ver-║gulde Sonnewyser, Anno 1620’. Beide werkjes hebben afzonderlijke pagineering en signatuur, zoodat wij - waar het titelblad van de Practijck des Lantmetens niets anders aangeeft - wel moeten aannemen, dat zij door den binder (of reeds door den uitgever) aan laatstgenoemd boekje toegevoegd zijn. Wanneer dat zoo is, dan zullen wij in verband met de geciteerde passage bij Van der Ley de genoemde uitgaaf van de Practijck des Lantmetens (en dus ook van de Hondert Geometrische Questien) omstreeks 1613/14 moeten stellen. Bierens de Haan denkt hierover evenwel anders: deze schrijver beschouwt de vier genoemde werkjes als tesamen gedrukt en uitgegeven bij Willem Jansz Blaeu in 1620 op grond van het feit, dat dit jaartal voorkomt op het titelblad van het TractaetGa naar voetnoot1). Een latere uitgaaf van de Practijck des Lantmetens verscheen bij Blaeu's buurman Jan Jansz (alias Johannes Janssonius); hiervan bevindt zich eveneens een exemplaar in de Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheek. Het titelblad is vrijwel gelijk aan het hiervorengenoemde, behalve dat onder het vignet staat ‘Gedruckt tot Amsterdam by Jan Jansz. op het ║ Water/ in de Pas-Caert’Ga naar voetnoot2). Na de Practijck des Lantmetens volgt met doorloopende pagineering het werkje ‘Van het gebruyck der Geometrische instrumenten’, zonder dat dit evenwel uit het titelblad blijkt. Het deeltje wordt besloten door de Geometrische Questien van Cardinael met afzonderlijke pagineering en signatuur (A - H, blz. 1-118). Overigens zijn er nog meer kleine verschillen tusschen | |||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||
de uitgaven van Blaeu en Janssonius; de laatste wordt door Bierens de Haan gesteld tusschen 1617 en 1650. Bij benadering kan misschien het jaar 1625 worden aangenomen, omdat het chronologisch verschil tusschen beide uitgaven toch niet zoo bijzonder groot kan zijn. Zij zijn ook in zooverre merkwaardig, omdat de drukkers als hevige concurrenten bekend stonden (Blaeu woonde op het tegenwoordige Damrak hoek Mandemakerssteeg Z.Z., Janssonius er vlak naast). Is wellicht de vriendschap tusschen Cardinael en Blaeu - waarvan de duidelijke sporen zijn te vinden in Het Gulden Zeeghel van Van der Ley - later bekoeld? Bekend is trouwens dat Janssonius verscheidene werken van Blaeu heeft nagedrukt. Het werkje van Cardinael werd zelfs door Sebastian Kurz (1576-1659) in het Duitsch vertaald onder den titel: Tractatus geometricus. ║ Darinen hundert schö- ║ ne/ausserlesene/ liebliche Kunst Quaestiones, ║ Durch welche allerley Longi: Plani: und Solidi- ║ metrische Messung/ sehr künstlich zu thun und zu ║ verrichten seind/ mit beygefüegten auff- ║ lösungen/ ausserhalb der ║ Coss oder Algebrae, ║ Vonn Herrn Sybrand Hansz/ Rechenmaister zu ║ Ambsterdam Niederländisch beschrieben. ║ Jetzt aber ... aus gemelter Niederlän- ║ dischen sprach in Hochteutsch ║ Transferiert, ║ Durch ║ Sebastianum Curtium, Arithmeticum, Geometram, ║ Burgern und verordneten Visitatorn der Teutschen ║ Schulen in Nurnberg. ║ Gedruckt zu Ambsterdam bey Wilhelm Jansz in ║ dem vergülten Sonnenweyser. Anno 1617. 4oGa naar voetnoot1). Exemplaren van deze vertaling zijn voorhanden in de Leidsche en Amsterdamsche Universiteits-Bibliotheken. Het exemplaar in laatstgenoemde bibliotheek is gebonden in een fraai perkamenten bandje van later tijd en bevat een (blijkbaar later ingeplakt) portret van den vertaler uit 1641 op 65-jarigen leeftijd. Bij Willem Jansz Blaeu verschenen in 1616 eveneens Duitsche vertalingen van de Practijck des Lantmetens, Van het gebruyck der Geometrische Instrumenten en van het vorengenoemde Tractaet, alle door Sebastian Kurz. Van de beide werkjes van Johan Sems en Jan Pietersz Dou - evenals Cardinael landmeters van beroep - was de eerste druk | |||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||
reeds in 1600 uitgekomen. De tweede druk werd dus vermeerderd met een boekje van hun collega Cardinael, diens eersteling. Blijkbaar dorst Blaeu de uitgaaf van het rekenboek alleen aan als aanhangsel bij den herdruk van een werk van gevestigden naam, zooals de Practijck des LantmetensGa naar voetnoot1). Zelf zegt Cardinael heel bescheiden in het voorbericht van zijn boekje: ‘Soo wij bevinden dat u.l. dit aengenaem is, wij verhopen (so 't Godt toelaet) hier na wat meerder ende beter aen den dagh te brengen’. Wij zullen zien dat Cardinael later nog meerdere werken op rekenkundig gebied heeft gepubliceerd. Bij Bierens de Haan treft men herhaaldelijk de bewijzen aan, dat Cardinael's rekenboekje door latere schrijvers met graagte werd geplunderd. Het blijkt dan ook wel dat het in een behoefte voorzag en dat Blaeu met de uitgave ervan geen misgreep gedaan had. Nog in 1645 schreef Jan Jansz Stampioen de Jonge aan Christiaan Huygens: ‘Om vorders in de mathematyc te studeeren is voor eerst noodigh het solveeren ende ontbinden van eenige geometrische quaestien, daer toe heel bequaem syn De hondert geometrische questien van Meester Sibrant Hanssen, daer alle arithmetische door calculatie, ende oock geometrische door passer en lineael opgelost worden’Ga naar voetnoot2). De Hondert geometrische questien hadden op Cardinael als wiskundige de aandacht gevestigd en zoo kwam het dat hem in 1617 de eer te beurt viel om benoemd te worden tot professor in de wiskunde aan Coster's Academie.
Coster en Bredero met hun aanhang (w.o. de bekende rekenmeester Willem Bartjens) hadden in genoemd jaar de Kamer ‘In Liefde bloeyende’ verlaten en ‘De Duytsche Academie’ gesticht, met de bedoeling deze niet alleen aan de tooneelspeelkunst, doch ook aan de wetenschap dienstbaar te maken; te dien einde zouden er colleges gegeven worden in de wiskunde, geschiedenis, wijsbegeerte, rechtsgeleerdheid, geschiedenis en Hebreeuwsch. De voertaal zou het Nederlandsch zijn. Men kwam evenwel slechts tot de benoeming van twee professoren, nl. van Cardinael voor onderwijs in de wiskunde en van Jan Theunisz, den veelzijdigen waard uit de muziekherberg ‘D'Os in de Bruyloft’ in de Oudenbrug | |||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||
steeg, die college moest geven in het Hebreeuwsch. De lessen van eerstgenoemde, welke gehouden werden in het zaaltje der Academie aan de Keizersgracht bij de Runstraat, werden bijzonder druk bezocht, immers de muze Euterpe zegt in het gelegenheidsstukje ‘Ghezelschap der Goden op de Bruyloft van Apollo met de Academie’ (1618), dat aan Coster wordt toegeschreven: Hollantsche Volck, hoe noecht u aen mijn oeffeningen,
Die ick in 't werck gestelt heb dit voorleden Iaer,
Door een die 'k in mijn schoot ghekoestert had? die daer
Een onwis tal u wis en ree te kennen leerde
Als ghy myn oeffen-plaets meewaerdelijck vereerde
In zulcken menicht dat ghy hier op eene tijt
Van zulcke tweemael duyst en meer gherekent zijt,
Die d'oeffening altsaem van myne konst betrachten
Met naersticheyt.............................
Dat het aantal der toehoorders van Cardinael soms meer dan tweeduizend bedroeg, is echter een dichterlijke vrijheid, daar de gehoorzaal der Academie bij lange na niet zooveel menschen kon bevatten. Het is bekend, dat de lessen reeds spoedig gestaakt werden, omdat de kerkelijke autoriteiten tegen de instelling gekant waren. Een bezwarende omstandigheid was, dat de beide genoemde professoren tot de Doopsgezinde gemeente behoordenGa naar voetnoot1).
Waar was de school van onzen rekenmeester te Amsterdam gevestigd? Zooals wij zagen, woonde hij in 1607 als schoolmeester in de Geertruidenstraat of St. Geertruidensteeg, een zijsteeg van de Nieuwe Nieuwstraat, omvattende zoowel de tegenwoordige Suikerbakkersteeg als de tegenwoordige St. Geertruidensteeg. Later vermeldt het Kohier van den tweehonderdsten penning voor Amsterdam en onderhoorige plaatsen over 1631 (uitgegeven door J.G. en P.J. Frederiks, 1890) hem als ‘Mr. Sybrand Jansz’ aan de Noordzijde van de Nieuwstraat, vrij dicht bij de Nieuwe Zijds Voorburgwal. Zijn vermogen werd in genoemd jaar geschat op slechts ƒ 2000. -, zoodat hij met zijn rekenkunst geen rijkdommen verworven schijnt te hebben. Wij weten ook hoe het huis van Cardinael genoemd werd, want Claes Hendriksz Gietermaker verhaalt in de voorrede van zijn in 1661 | |||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||
verschenen werk ‘Arithmetica ofte Reken-konst’, dat hij ‘toekomende Mey’ zou komen wonen ‘op de Nieuwen-dijck in de Nieuwe-Straet in 't huys ende school van Mr. Sybrant Cardinael zaliger, in de drie vergulde Ossenhoofden, alwaer als-dan de Konst-Schoole sal uythangen, ende de Stuyrman op de stock zal staenGa naar voetnoot1). De plaats waar deze school had gestaan, was echter nog nauwkeuriger te bepalen. Uit de sinds 1647 bewaard gebleven Verpondingsregisters van Amsterdam (in het Gemeente-Archief aldaar) bleek nl., dat in genoemd jaar Mr. Sybrandt eigenaar was van een perceel in de Nieuwstraat aan de Noordzijde, het negende huis van de Nieuwe Zijds Voorburgwal; de huurwaarde van dit huis bedroeg ruim ƒ 300. -. Het is het tegenwoordige nr. 34 op de linkerhoek van de Suikerbakkersteeg; sindsdien afgebroken werd het met de belendende perceelen getrokken bij de drukkerij ‘'t Kasteel van Aemstel’. Hier was dus indertijd - en vrij zeker reeds in 1607 - de school van Cardinael gevestigd. Eigenaardig is, dat de naam van Cardinael ontbreekt in de keurig bewerkte klappers op de transportregisters in het Amsterdamsche Gemeente-Archief. Nu is het waar dat niet alle transportregisters uit dien tijd bewaard zijn gebleven, doch anderszijds is het mogelijk, dat de school in de Nieuwstraat hem als erfenis van vrouwszijde was aangekomen. In die richting wijst een contract in het jaar 1604 gesloten tusschen Michiel Jansz de Lange en ‘de weduwe van Mr. Lieven Panten’ betreffende het huis ‘waar de bocht van Guinea uithangt’ in de NieuwstraatGa naar voetnoot2). Cardinael's schoonvader heeft dus waarschijnlijk ook in laatstgenoemde straat een school gehad, vandaar dat wij reeds het vermoeden uitspraken, dat Cardinael de school van Lieven Panten heeft voortgezet. Op de kaart van Amsterdam van Balthasar Florisz van Berkenrode is de school van Meester Sybrandt duidelijk te herkennen.
Intusschen hield Cardinael zich niet alleen bezig met de landmeetkunde, de wiskunde en de zeevaartkunde, doch beoefende hij ook de daarmede ten nauwste samenhangende astronomie; als vrucht zijner studiën verscheen in 1635: | |||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||
Mathematische ║ ofte ║ Wisconstige bewijs-redenen, waer ║ mede bewesen wort, dat de Aerdcloot stil staet, ║ en de Sonne daghelijcx en jaerlijcx sijnen loop doet; ║ naer de leeringhe van Ptolomaeus. ║ Teghens ║ Het ghevoelen van N. Copernicus, dat den Aerdcloot sijnen daghe- ║ lijckschen en jaerlijckschen loop soude doen, en de Sonne ║ stil staen in 't midden vande vaste Sterren-Hemel. ║ Door Mr. Sybrand Hansz. Cardinael, Reecken-Meester ║ tot Amsterdam. ║ (Meet-kundig vignet). t'Amstelredam, ║ Ghedruckt by Cornelis Gerritsz. van Breugel, ║ Voor Salomon Savery. Anno 1635. 4oGa naar voetnoot1). Zooals uit den titel blijkt, toont de schrijver zich een voorstander van het oude stelsel van Ptolemaeus, bijna honderd jaren nadat Copernicus zijn nieuw systeem had ontworpen. Overigens moet men bedenken, dat slechts drie jaar tevoren (1632) Galileï - naar de overlevering luidt - zijn bekend ‘E pur se muove’ had uitgeroepen. Na Cardinael's dood verscheen zelfs nog een herdruk van genoemd werk bij Thomas Fonteyn te Haarlem in 1655Ga naar voetnoot2), spoedig gevolgd door een werkje van den Doopsgezinden schoenmaker Dirk Rembrandtsz van Nierop (1661), waarin laatstgenoemde zich een vurig voorstander betoonde van het stelsel van Copernicus. Ook bij de Doopsgezinden was dus het kamp verdeeld in voor- en tegenstanders van de nieuwe richting. Als uitgever van het in 1635 verschenen werk van Cardinael - die zich hier voor het eerst met dezen familienaam tooit - fungeert Salomon Savéry, die zich bekendheid als graveur heeft verworven en in 1616 was gehuwd met Mayke Panten, een zuster van Cardinael's vrouw. Deze Savéry had zich volgens het Lidmatenregister van de Gemeente der Waterlandsche Doopsgezinden (in het Doopsgezind Archief te Amsterdam) den 3den Maart 1637 op 44-jarigen leeftijd te Amsterdam laten doopen. Blijkbaar stond Cardinael met zijn zwager in zeer vriendschappelijke betrekking; laatstgenoemde woonde eveneens in de Nieuwstraat aan de Noordzijde, het derde huis van de Nieuwe Zijds Voorburgwal (thans no. 46), waar hij een ‘lijnwaet en kantneeringe’ dreefGa naar voetnoot3).
Het meest bekend werd Cardinael in zijn tijd echter door zijn | |||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||
schoolboeken der ‘Arithmetica ofte Reecken-konst’, die zeer veel gebruikt werden en talrijke herdrukken beleefden. Van LennepGa naar voetnoot1) kent hiervan een uitgave, reeds in 1639 te Haarlem verschenen (kl. 8o), doch ik vond deze tot dusverre nergens anders vermeld. Heeft het werk bij zijn verschijnen aan felle critiek blootgestaan? Men moet dit wel concludeeren uit het reeds geciteerde versje van Vondel, waarin den scholieren van Cardinael wordt aangeraden een lijfwacht te vormen ter bescherming van hun leermeester. Bewaart dien rekenschat getrouw, want - zegt Vondel - ‘viel Kardinael van 't plat, hij zou aen cijfferletters stucken vallen’. Plat d.i. plat dak, expliceert de Vondel-commentator. Zou dus Cardinael's school een plat dak hebben bezeten? Wij bemerken er niets van op de kaart van Balthasar Florisz. Waarschijnlijk moeten Vondel's woorden niet letterlijk worden opgevat. Overigens is te bedenken, dat in dien tijd de rekenkunstenaars elkander dikwijls fel bestookten. Bewaard gebleven pamfletten, schotschriften, rekenkunstige vraagstukken bevattende aanplakbiljetten e.d. zijn hiervan de getuigenissen. Meestentijds vindt men de vier schoolboeken van Cardinael bijeengebonden, elk met afzonderlijk titelblad en afzonderlijke pagineering, voorafgegaan door een algemeen titelblad. In de aan Amsterdamsche drukken zoo bijzonder rijke Universiteits-Bibliotheek te Amsterdam treft men niet minder dan zes of zeven verschillende uitgaven der Arithmetica aan:
| |||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||
Een exemplaar in de Leidsche Universiteits-Bibliotheek bevat het algemeen titelblad als sub F genoemd, verder het eerste schoolboek van 1678, het tweede en vierde in 1674 verschenen bij de ‘Weduwe van Theunis Jacobsz’, het derde in hetzelfde jaar bij ‘Jacobus Konijnenberg, Boekverkooper in de Nieuwe Hoogstraet by de Suyder-Kerk’. Buitendien noemt Bierens de Haan (dl. II, blz. 158) een uitgaaf der drie eerste schoolboeken uit 1640 in de bewerking van Mr. Johannes Dauman, hetgeen vermoedelijk een vergissing is, en verder (dl. II, blz. 157) een uitgaaf van het eerste deel der schoolboeken bij Everhard Cloppenburgh in 1664 en een van het tweede deel bij ‘Michiel de Groot, Boek-Verkoper op de Nieuwendyck tusschen de Oude en Nieuwe Haarlemmersluys in de groote Bijbel, 1650’. Uit het voorgaande volgt, dat de eerste uitgaaf van de schoolboeken dateert uit 1640, wellicht reeds uit 1639. Dat het Cardinael's plan was het niet bij vier deeltjes te laten, blijkt uit het feit, dat men op blz. 91 van het derde boek ten opzichte van interest-rekening leest: ‘dese maniere van doen daer af sal hier naemaels in ons seste school-boeck breeder van geleert worden’. De dood verhinderde hem echter deze latere deelen in het licht te geven. Mr. Jillis Kok, die de in 1658 verschenen uitgaaf van het eerste deel der schoolboeken heeft herzien, noemt reeds Cardinael's rekenboek in zijn ‘Grondige onderrichtinge over d'Arithmetica | |||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||
ofte Rekenkonst’ (Amsterdam 1649) en wel temidden van een 21-tal namen in een ‘Register der namen van d'autheuren die in dit boeksken gealligeert worden en de jaren wanneer se gedrukt zijn’ (Sybrandt Hansz Cardinael 1644)Ga naar voetnoot1). Van Cardinael wordt ten slotte nog vermeld een werkje getiteld ‘Boeckhouden’, Amsterdam, 1648, fo.Ga naar voetnoot2), benevens een verhandeling over het wijnroeienGa naar voetnoot3). Cardinael stierf in 1647 op 69-jarigen leeftijd en werd op 26 November van dat jaar in de Oude Zijds Kapel te Amsterdam begraven (‘Mr. Sybrant Hansz Kardinael uijt de Nieustraet’) in graf no. 174, hetwelk hij op 7 Mei 1646 van zijn schoonzoon Hendrik ten Cate had gekocht. Tot ruim dertig jaren na zijn dood werden dus de door hem vervaardigde rekenboekjes herdrukt. Zijn vriend, de dichter-boekverkooper Dirck Pietersz Pers (c. 1580-1662), die volgens Vondel ‘sijn boecken en prenten op 't dierst wist te venten’ schreef ‘Ter ghedachtenis van mijnen ouden Vriendt, Mr. Sybrant Hanssen Cardinael, van Harlingen’Ga naar voetnoot4): Wel op mijn ziele weest te vreen,
En soeck in Gode rust,
U vriend die is U voor getreen,
En siet nu beter lust;
Als ick o God! dit selve padt betree,
Maeck my bequaem dat ik mag wesen ree,
Wanneer gy klopt dat ik dan vaerdig stae,
Doet ghy u wil, ick steun' op u genae.
U will' is dat ick 't leven laet,
En nae een beter stae,
Ghy hebt doch voor een vast beraet,
Besloten dat ick gae:
Maeck my bereyt dat ick het aerdsch veracht,
En, door berouw, op 't Hemels zy bedacht:
Ons leven is gelijck een wandelaer;
Die altijdt reyst door menigh moordenaer.
Mijn vrient, eylaes! is voor-getreen
En heeft sijn loop volbracht,
Hij heeft sijn strijdt nu af-gestreen,
| |||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||
Die yder noch verwacht.
Al streeft men hier door veele ramp en smert,
Al quelt men sich inwendigh in het hert:
't Is vergeefs, elck moet dien wegh betreen.
Mijn vriend is wegh, wat baet dan al 't geween.
Mijn oude vriend, in konst gequeeckt.
Van sijn' kindsbeenen af:
Sijn geest en aerdigheyt noch spreeckt,
Schoon hij leydt in het graf.
Hij wist al 't geen wat oyt de konst vermocht,
En watter oyt scherpsinnigh breyn bedocht.
Dies sal sijn lof oock nimmermeer vergaen,
Maer blincken uyt gelijck de heldre maen.
Gae nu by 't Eenigh Drie-getal,
En met het Circkel-rond,
En past den Cubus over al,
Daer ghy hier feyl aen vont.
Gae nu ter school by Godes Majesteyt,
En leer daer van al dees volkomentheyt.
Eylaes u konst, daer ghy u hooft in braeckt,
Om 't licht te sien, die is nu al gestaeckt.
Sijn konst is Wis en Rekental,
Was als een helder licht,
Dies hij den lauwer dragen sal,
Voor yders aengesicht.
Van buyten aen, was hy nedrigh en slecht,
Maer in 't gemoet was hy vroom en oprecht:
Een open hert, toond' hy in al sijn werck,
Sijn eygen ziel was hem een School en kerck.
Misgunt hem niet dat hy nu rust,
En beter lust verwerft,
Al is sijn lamp nu uytgeblust,
Sijn konst doch nimmer sterft.
Scholieren treurt om dees konstrijcke Man,
Wiens tongh u nu niet onderwijsen kan.
Doorsnuffelt dan sijn overschrandre geest,
Die ghy ten deel noch in sijn boecken leest.
Slaep dan mijn Vriend, in Godt, die leeft,
Tot aen den blijden dagh,
Tot Godt u weder 't leven geeft,
Die alle dingh vermagh.
Dat ghy mooght sien op Godes Heerlickheyt,
Den vroomen mensch van eeuwigheyt bereyt,
Dat ghy mooght staen voor Christi aengesicht,
En peylen daer des Hemels eeuwigh licht.
Voor de kennis van het leven van Cardinael hebben wij niet veel aan deze goed bedoelde, doch minder geslaagde verzen van zijn | |||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||
vriend. Dirck Pietersz Pers was in ieder geval hoogelijk met hem ingenomen en beschouwde hem als weinig minder dan een wiskundig genie. Een langjarige vriendschap moet beide mannen verbonden hebben. Pers woonde op het tegenwoordige Damrak, het derde huis vanaf de Oudenbrugsteeg Zuidzijde, dus vlak bij Cardinael. Uit het huwelijk van Cardinael werden slechts dochters geboren. Een tweetal huwden met leden van de bekende Doopsgezinde geslachten Bruyningh en Ten Cate; hieronder volgen de beide huwelijks-inteekenacten uit het Amsterdamsche Puiregister (D.T.B. 678, fo. 15 en 67 5, fo. 155 vo.): ‘Den 5 January 1645 Compareerden.... Jan Pieterss BruijninkGa naar voetnoot1) van A(msterdam), wed(uwnaar) van Hilgont Pieters(dr), woon(ende) in de Nieuwstraet & Levijntie Sybrantss Cardinael van A(msterdam), out 34 jaer, woon(ende) als voorn, geass(isteer)t met Mr. Sybrant Hansz Cardinael haer vader enz.; (w.g.) Jan P. Bruyningh, Levijntje Sijbrants’. Een derde dochter, genaamd Ytje Cardinael, was geboren in 1624 en liet zich op 22 Oct. 1645 in de kerk der Vlaamsche Doopgezinden doopen. Het nog in het Doopsgezind Archief te Amsterdam aanwezige lidmatenregister vermeldt als de getuigen haar vader, haar moeder en Cornelis Moorman. Hieruit volgt wel zonder eenigen twijfel, dat Cardinael lid was van de Vlaamsche GemeenteGa naar voetnoot3). Ytje huwde eerst (1647) met Jan Koerten of Courten, | |||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||
een winkelier op den Nieuwendijk te Amsterdam, zoon van Jan Courten en Trijntje Lubbertsdr. Bus. Koerten overleed echter reeds na enkele jaren, waarna Ytje in 1659 hertrouwde met Zacharias Rosijn, een winkelier in de Warmoesstraat. Uit het eerste huwelijk werd de bekende kunstenares Johanna Koerten, alias Hanna de Knipster geborenGa naar voetnoot1). Verder werd een ongenoemde dochter van Cardinael den 24sten Aug. 1645 in de Oude Zijds Kapel begraven, terwijl een vijfde dochter zich dd. 15 Dec. 1647, dus ongeveer drie weken na haars vaders dood, bij de Waterlandsche Gemeente der Doopsgezinden te Amsterdam liet doopen (‘Tanneken Sybrants jonge dochter, dochter van meester Sybrant Kardinael salr. in de Nieustraet’). Voor de toenmalige mentaliteit der Doopsgezinden is het laatste merkwaardig, immers het blijkt dat Tanneken zich niet tijdens het leven van haar vader bij een nevengemeente der Doopsgezinden durfde te laten doopen! Van het geslacht waartoe Cardinael zelf behoorde, is weinig bekend. Een jongere broeder van hem was Jeme Hansz (Ime Hanses), te Harlingen geboren in 1583 en aldaar als schoenmaker gevestigd; deze ondertrouwde te Amsterdam dd. 16 Aug. 1608 met Stijntje Jansdr., van Alkmaar afkomstig, doch sinds drie jaar te Amsterdam in de Warmoesstraat woonachtig. Verder vindt men in het protocol van den Doopsgezinden notaris J. van Loosdrecht te Amsterdam een acte dd. 14 Juli 1649 (dl. 1678, fo. 257 vo., Gem. Archief Amsterdam), waarbij procuratie wordt verleend door ‘d'eersame Claes Jemesz hantschoenmaker binnen de vers(egde) stede voor hem selve ende de rato caverende voor Hiske Hanses ende Levijntge Sijbrants wedue tot Amsterdam’ aan ‘d'E(dele) Burgem(eeste)r Jan Roigiers de Gave’. Men kan als vrijwel zeker aannemen, dat Hiske Hanses een zuster was van Cardinael. Claes Jemesz of Claes Jemesz de Ringh - zooals hij de acte onderteekent - was een zoon van Jeme Jacobsz de Ringh (1574-1627), een in zijn tijd zeer bekend leeraar bij de Waterlandsche Doopsgezinden te Harlingen, die wellicht met een andere zuster van Cardinael gehuwd was. Toen Claes Jemesz de Ringh te Amsterdam dd. 28 Sept. 1634 aanteekende met Annetie | |||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||
Mattheusdr. werd hij bij ontstentenis van zijn ouders bijgestaan door Mr. Sybrant', die blijkbaar zijn oom wasGa naar voetnoot1). Volgens welwillende mededeeling van wijlen Dr. G.J. Boekenoogen te Leiden was niet verwant met onzen schoolmeester de scheepstimmerman Hendrik Hendriksz Cardinael (1644-1702), veelal abusievelijk genoemd Hendrik Jacobsz Cardinaal, sinds 1688 werkzaam als opperbaas aan de Admiraliteitswerf te Amsterdam en bekend geworden als vriend van Czaar Peter tijdens diens verblijf hier te lande. Deze Cardinaal sproot uit een Zaansch geslacht van timmerlieden en werd de stamvader van het nog bloeiende geslacht van dien naam, beschreven in den 8sten jaargang van het Ned. Patriciaat (1917). Er bestaan thans trouwens nog meerdere geslachten Cardinaal of Cardinaals te onzent, die onderling niet verwant zijn. De oorsprong van den naam kan in verband staan met het uithangteeken van een kardinaal, dat men vaak bij herbergen aantrof. Mogelijk is dan ook dat de vader van den rekenmeester - waarvan wij alleen weten, dat hij den voornaam Hans droeg, te Harlingen woonachtig was en waarschijnlijk tot de Doopsgezinden behoorde - in laatstgenoemde stad een herberg hield, waar de kardinaal uithing. Uit de Verpondingsregisters na 1647 blijkt, dat de weduwe van Cardinael eigenares bleef van het perceel in de Nieuwstraat; tot zelfs in de registers van 1680-83 wordt zij aangeduid als ‘Mr. Sybrand Hansen wed(uw)e’, zoodat zij ver over de negentig jaar oud geworden moet zijn. Het is niet volkomen duidelijk of zij de school van haar overleden echtgenoot heeft gecontinueerd. Waarschijnlijk was dit niet het geval en verhuurde zij het perceel aan personen, die de school van haar man voortzetten. Zoo noemt zich de Doopsgezinde schoolmeester Abraham de Graaf in een placcaat van 18 Jan. 1659 ‘Wis- en Sterre-konstenaer tot Amstelredam woonende aen den Nieuwendijck in de Nieuwestraet in de drie Vergulde Ossehoofden’Ga naar voetnoot2). En wij zagen reeds hoe Claes Hendriksz Gietermaker zich in Mei 1661 of 1662 eveneens zou vestigen ‘in 't Huys ende school van Mr. Sybrant Cardinael zaliger’. | |||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||
Van de leerlingen van Cardinael vindt men slechts vermeld de reeds genoemde Mr. Cornelis van Leeuwen, die in 1663 een ‘School-boeck der Wijnroeijerijen’ deed verschijnen, waarin een tafel voorkomt ‘van 't meeten der Wannigheyt’, afkomstig van ‘Sybrant Jansz Cardinael’Ga naar voetnoot1). Dat ook Johannis Olfersz Schooten (Joannis Olpheris) een leerling was van Cardinael, blijkt uit diens boekje ‘Tweevoudige verklaringe, over de verklaringe van Dirk Ruyter, van 't lineael en de pleynschael’ (Amsterdam 1658), waarmen op blz. 11/12 leest: ‘De linien G ende F op 't liniael, zijn over langhe jaren wel bekent gheweest, en de demonstratie is beschreven bij Jan vanden Broeck in sijn boek ghenaemt de Instructie der Zeevaert, gedruckt in 't jaer 1610 en ook by myn wel gemaekt, doen ik tot Mr. Sybrant Hansz noch leerde....’. Verder noemt Mr. Johannes Dauman in de voorrede van zijn in 1678 verschenen bewerking van Cardinael's Eerste Schoolboek onzen rekenmeester ‘mijnen mr. sal(ige)r’.
Ten slotte volgen hier volledigheidshalve nog eenige weinig belangrijke bijzonderheden omtrent Cardinael, uit verschillende gedrukte bronnen opgediept. In den Catalogus-Van der Willigen (Frederik Muller te Amsterdam, 15 Nov. 1875) komt voor een waarschijnlijk omstreeks 1643 te dateeren in het Duitsch gestelde brief van Arn. Möller, schoolmeester en calligraaf te Lübeck, aan Lieven van Coppenol, waarin geinformeerd wordt naar ‘Sibrand Hansen Cardinal’. Laatstgenoemde stond dus in relatie zoowel met Coppenol als met MöllerGa naar voetnoot2). Verder wordt ‘Sybrant Hanssen’ in Maart 1637 vermeld als kooper van een schilderij, voorstellende een slapende Venus, voor een bedrag van 10 gulden en 5 stuivers uit de nalatenschap van den schilder Jan Bassé de OudereGa naar voetnoot3). Was hij dus wellicht behalve rekenmeester ook kunstverzamelaar? Op naam van Vondel wordt nog gesteld een voor het eerst in 1647Ga naar voetnoot4) verschenen gedicht, getiteld ‘Mathematische Questie, Aen Meester Sybrand Hansz Cardinael, Rekenmeester tot Amsterdam, Over het verschil, voor-gevallen tusschen I.H. ter eenre ende D.V.S. benevens I.C. ter andere zijde, begrepen in de boecxkens, bij hun-luyden respective, nu onlangs uytgegeven’. | |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
Men betwijfelt terecht of dit gedicht, vol duistere toespelingen, wel uit de pen van onzen Vondel is gevloeid; het werd in latere edities niet overgenomen en luidt als volgt: O Cardinael! die u verstaet op 's Hemels Starren,
En door de Reken-konst veel warring kondt ontwarren,
Ontwart dit kluwen oock, en rekent of 't Getal
Dat noyt bekent en was, u uytkomst geven sal
Om in 't geheymst, en het diepsinnigst aller saecken,
En dese hun verschil de rechte grond te raecken.
Dan soo gy na de kunst daer in geen uytkomst siet,
Soo bid ick dat u doch de moeyte niet verdriet,
Om eens een schrand're Vries te willen Divideeren,
Met een ervaren Boer, en wel te observeeren
Of het Product geen Pool te voorschijn brengen sal.
En 't overschot versmelt tot nul of niet mer al.
En als ghy 't soo bevindt, soo kont ghy dese luyden
(Ter liefde van de Konst) de rechte grond beduyden:
Doch soo haer twist-sucht dan noch niet genesen is,
Soo leg vry voor dat volck de garden in de pisGa naar voetnoot1).
Een portret van Cardinael vond ik slechts vermeld in den ‘Catalogue d'une collection précieuse de calligraphie imprimée, gravée et manuscrite etc. En vente chez Fred. Muller, Amsterdam 1873’: no. 288 (Portret van) Kardinaal, Sybr. Hansz, mathematicien 1660? Dessin par J. de Bisschop? 8o. ƒ 5.-. Waar dit portret, dat zeker eenige tientallen jaren vroeger gedateerd moet worden, gebleven is, is onbekend. In al zijne werken deelt Cardinael - in tegenstelling met velen zijner tijdgenooten - niets over zichzelven mede, hetgeen de reden is, waarom levensbijzonderheden omtrent hem tot dusverre vrijwel niet bekend waren; zijn naam zoekt men dan ook tevergeefs in de bekende biografische handboeken. Slechts Van Lennep en Bierens de Haan hebben zich de moeite getroost een aantal bijzonderheden betreffende de door hem in het licht gegeven geschriften, aan te teekenen. Het bovenstaande zij een poging om althans eenig licht te werpen op het leven en bedrijf van een man, die - al bekleedde hij geen vooraanstaande positie in de wetenschappelijke wereld - in zijn tijd een groot gezag moet hebben gehad in onderwijskringen. De talrijke herdrukken van zijn werken, die tot zelfs vele jaren na zijn dood verschenen, zijn hiervan een sprekend bewijs. Mr. H.F. Wijnman. |
|