Het Boek. Serie 2. Jaargang 22

[p. *6]

[p. 117]

Bij het portret van Prof. Dr. Willem de Vreese

Op 18 Januari 1934 bereikte Prof. Dr. W. de Vreese den 65-jarigen leeftijd.

Het hierbij afgebeelde portret is geschilderd door den Rotterdamschen kunstenaar Albert Neuhuys en werd Prof. de Vreese op 31 Januari 1934 aangeboden bij gelegenheid van zijn aftreden als directeur der Gemeentebibliotheek te Rotterdam.

Dit afscheid is een huldiging geworden waarbij naast den woordvoerder voor het gemeentebestuur ook de stemmen van collega's in de wetenschap en in het bibliotheekvak hebben geklonken. De heer F. Nivard, wethouder van onderwijs en volksontwikkeling, tevens voorzitter van de commissie voor de bibliotheek en leeszalen en van het huldigingscomité, deed in een hartelijke rede uitkomen op welk een persoonlijke wijze Prof. de Vreese de taak van de bibliotheek gedurende de ruim 14 jaren van zijn ambtsbediening heeft opgevat en uitgebreid. Pater Dr. Bonaventura Kruitwagen en Dr. F.C. Wieder spraken over het groote wetenschappelijke werk dat ondanks alle ambtelijke beslommeringen Prof. de Vreese's volle liefde heeft behouden en thans weer geheel zijn levenstaak zal mogen worden.

Zijn Bibliotheca neerlandica manuscripta en zijn Bouwstoffen van het Middelnederlandsch woordenboek zullen thans in de eerste plaats op zijn geheele toewijding kunnen rekenen. Daarnaast heeft ook de gemeente Rotterdam nog beslag gelegd op een gedeelte van Prof. de Vreese's otium voor de wetenschappelijke beschrijving van enkele bijzondere collecties der bibliotheek. Vooral de door hem zoo krachtig uitgebreide Erasmusverzameling zal zijn aandacht nog blijven vragen, mede in verband met de plannen voor een herdenking van Erasmus' vierhonderdsten sterfdag (1936) in zijn geboortestad.

Daardoor wordt ook de band nog niet geheel verbroken, die den afgetreden gemeentebibliothecaris van Rotterdam aan

[p. 118]

de instelling verbindt die hij zoo zeer heeft helpen groeien. Al eischt de eerstkomende tijd eenige matiging in het streven naar verder uitbreiding van de werkzaamheden der openbare bibliotheken, het bereikte is hier in menig opzicht reeds zeer veel. De persoonlijke invloed van Prof. de Vreese is daarbij van overwegend belang geweest. Zijn schilderij zal, naast het marmeren borstbeeld van den eersten inrichter G. van Rijn, de herinnering vasthouden aan den tweeden man die de bibliotheek maakte tot een instelling van beteekenis. Door de beschrijving der Erasmiana, incunabelen en handschriften zal hij thans die beteekenis nog duidelijker bevestigen.

Bij dit alles doet ook de tegenwoordige redactie van Het Boek een beroep op haar nestor, dat hij dit tijdschrift eveneens nog vele jaren moge bedenken met zijn belangstelling, zijn kritiek en zijn bijdragen over zoovele onderwerpen, die juist hij als uitvloeisels van zijn groote handschriftenbeschrijving in staat is aan de bibliographen en bibliophilen van Nederland te schenken.

Er is dan ook alle reden om thans over een afscheid in het geheel niet meer te spreken, doch alleen terug te denken aan de huldiging als aan een begin van nieuwe verjongde werkzaamheid.

F.K.