Maar dikwijls zijn op het oogenblik, dat de drukpers wacht, op de bibliotheken, waar de onderscheidene medewerkers het materiaal vergaren en bewerken, de benoodigde nrs. der tijdschriften nog niet binnengekomen of ter lezing gelegd, het komt ook voor, dat de tijdschriften zelf over tijd zijn en dat, naar achteraf blijkt, hun jaartal op een antedateering berust. De incongruentie van den inhoud der Fr. en der Duitsche bibliographie, voorzoover ze althans op hetzelfde materiaal berusten, vindt dus in een voorloopig onvolledige bewerking, vooral van buitenlandsche literatuur, haar verklaring. Vroeger, voor den oorlog, toen de B. Ph. C. nog in driemaandelijksche afleveringen verscheen, die de literatuur tot een half jaar voor haar verschijnen registreerden, werkte de onregelmatige beschikbaarheid der tijdschriften niet belemmerend. Ook hier brachten de oorlog en zijn gevolgen een verandering te weeg, bestaande in de jaarlijksche verschijning der B. Ph. C. en in navolging daarvan van de nieuwe Année, maar beide behelzen slechts in naam een bepaald kalenderjaar, inderdaad een deel ervan is een deel van het vorige jaar en van zelfs vorige jaren, zooals de Année het ook op den titel laat uitkomen.
Bladeren wij in dit nieuwe deel der Année en zetten wij ons zelfs tot lezen, wij worden getroffen door de enorme werkzaamheid, die er tegenwoordig op het terrein der philologie en archaeologie heerscht, en wij zijn ook dankbaar voor de energie, waarmee de bewerking van al dat materiaal den gebruiker wordt voorgezet. Maar gaarne zouden wij zien, dat Marouzeau iederen aanstoot vermeed door zijn philologische medewerkers goed op de vingers te kijken. Ik herhaal mijn reeds stereotiepe klachten (zie Het Boek op al de boven aangehaalde plaatsen). Weer maken wij kennis met een tot dusver onbekenden auteur. Geregistreerd moet worden een art. van F. Zimmermann, der Chione-roman neu untersucht. Hier gaat het om de op papyrus bewaarde fragmenten van een Griekschen roman, waarin een jonge dame Chione de hoofdrol speelt (vgl. ook Het Boek XX, 1931 p. 69), terecht staat het in de B. Ph. C. nr. 2812 onder IV 1 Papyri. Maar in de Année p. 36 verschijnt het onder het lemma van een auteursnaam: Chion! Een misbruikt lemma is p. 148 Tibullianum Corpus. Er worden alleen geschriften over Tibullus, wiens naam men nu ook als kernwoord zou hebben verwacht, vermeld. De betrokken bew. schijnt den bewusten term wel eens vernomen te hebben, maar niet te weten, dat men daaronder een complex verstaat, waarin, met Tibullus als hoofdauteur, een aantal gedichten reeds in de oudheid een gemeenschappelijke overlevering hebben erlangd (de panegyricus ad Messellam, Lygdamus en Sulpieia [die niettemin pag. 125 een afzonderlijk lemma heeft]). Dat de spreukendichter Syrus, Publilius Syrus (d.i. Publilius de Syrier), en niet P. Syrus (d.i. Publius Syrus, zooalsop p. 115 staat als kernwoord) heet, weten wij reeds sinds Wöllfins ed. uit het jaar 1865. Onder het lemma Erotica p. 49 vinden
wij een aantal artikelen over erotische motieven in de dichtkunst vereenigd, maar ook, en wel in de eerste plaats, de Eroticorum graecorum fragmenta papyracea van Lavagnini, die de scriptores erotici - de romanschrijvers - betreffen, aldus genoemd, omdat van den Grieksche roman een liefdesgeschiedenis altoos de kern vormt. Den jongeren Plinius moet men niet van den ouderen door den onlatijnsch gebruikten comparatief iunior (p. 109) onderscheiden, maar door minor, of nog beter is de toevoeging, die van den schrijver zelf afkomstig is: Secundus. Wie begrijpt, dat met het lemma ‘ad Testamenta quae referuntur’ (p. 145) de Apocrypha van het O. en N. Test. bedoeld worden, of wie zou literatuur over dit onderwerp onder zoo'n onverstaanbaar lemma - en zoo zijn er nog veel meer - zoeken? Een auteur, aan wiens naam al of niet ter onderscheiding van homonymen zijn afkomst uit Antiochië wordt toegevoegd (b.v. Eustathius p. 53, Johannes p. 74, Isaac p. 76. Severus p. 121, Theophilus p. 147, Victor p. 170, enz.) is niet een Antiochiensis, maar of een Antiochensis (zooals terecht bij Euagrius p. 49 staat) of een Antiochenus. Er zij nog eens op gewezen (vgl. Het Boek XX, 1931 p. 69), dat een bewoner van Aquitania een