Het Boek. Serie 2. Jaargang 22
(1933-1934)– [tijdschrift] Boek, Het–
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haagsche uitgevers van de zeventiende en achttiende eeuwIDe beide Haagsche uitgevers Hendrik HondiusDe Haagsche uitgevers van de 17e en 18e eeuw zijn nog niet beschreven. Ledeboer heeft in zijn baanbrekend werk hen wel bijeengebracht naast al hun meer- of minderwaardige gildebroeders, maar over hun leven en werken kon hij slechts algemeene of toevallige gegevens mededeelen. Daarom vereischen de meer belangrijken onder hen eerst een rustige behandeling, eer zij tot lexikonartikels samengeperst kunnen worden. Als voorarbeid voor zulk een lexikon, evenals mijn boek over de boekverkoopers op het Binnenhof, wenschen de hiervolgende kleine monografieën beschouwd te worden. Aan een volgorde naar tijd of rang acht ik mij hierbij niet gebonden. Het aangehaalde bewijsmateriaal berust, voor zoover niet anders aangegeven, op het Gemeente-Archief te 's Gravenhage. Waar geen plaats genoemd wordt, is steeds 's Gravenhage te verstaan.
***
Onze kennis van het leven der beide Hagenaars Hendrik Hondius is ondanks de nasporingen van Nagler, Kramm, Wurzbach, W. Stechow (in Thieme-Becker's Künstlerlexikon) nog zoo gebrekkig en onzeker dat een nieuwe vaststelling der feiten, op grond van een ruimer materiaal, wel van nut kan wezen.
Hendrik Hondius sr., zoon van Guiljam, is 9 Juni 1573 te Duffel in Brabant geboren en kwam in 1597 in Den Haag, volgens De Bie, een betrouwbare zegsman. In hetzelfde jaar 1597, 24 Juni, ontving hij van de Staten Generaal octrooi op een plaat, en werd hij, 5 December, als plaatsnijder in het Gilde ingeschreven (boek B en G). Ook zijn huwelijk met Sara Jansdr., dochter van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Cornelis Lambrechtsz., goutsmid, en Anthoinette Cornelis Joachimsdr. van den BergeGa naar voetnoot1) ‘van Breda, van overtreffelijck ende eerelyck geslacht’ (De Bie), moet in hetzelfde jaar vallen: het had nl. in Den Haag, dus niet vóór 1597, plaats (De Bie), en aangezien de trouwregisters in Den Haag met 1598 beginnen en het daarin niet vermeld wordt, blijft alleen 1597 als datum over. De kinderen uit dit huwelijk zijn, in de chronologische volgorde van de acten in 1650:
Sara Jansdr., de moeder van deze kinderen, stierf tusschen 1616 en 1620, en hij hertrouwde in Nov. 1620 met Godela van Heems- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
kerk, die hem tien jaren overleefde (beluid 1660 7 April). Uit dit laatste huwelijk zijn geen kinderen voortgekomen. Toen Hondius trouwde woonde zijn schoonvader in de Gortstraat ‘in den Cardinaelshoed’ en hij vestigde zich naast dezen (nots. Ketting 1602); in 1606 kochten zij beiden samen een huis in het Gortstraatje, en in 1611 hij alleen het huis dat aan het zijne grensde ‘daar uitsteekt In de vier Winden.’ In 1614 kocht hij het groote huis op het Buitenhof ten zuiden van de Voorpoorte, en hier woonde hij tot 1640. Zijn huis in de Gortstraat verkocht hij in 1616 aan den kunstverkooper Pieter de Pruyster, en in 1640 het huis op het Buitenhof aan Jan Smith, koopman in syde laekenen (Transportregisters). Hij bleef echter in de Hofbuurt wonen, waar hij tot aan zijn dood in hooge eere was. In 1647 was hij deken van de buurt, en als oud-deken werd hij door de gemeene buren ten grave gedragen. Het oeuvre van Hendrik Hondius sr. is niet zuiver vast te stellen, omdat het niet geheel kan afgescheiden worden van dat van zijn gelijknamigen neef te Amsterdam. Volgens W. Stechow (in Thieme-Becker) zou de traditioneele scheiding tusschen den Haagschen plaatsnijder en den Amsterdamschen kartograaf geheel en al op willekeur berusten. Het gaat echter ook niet aan, om eenvoudig den Hagenaar al het plaatsnijwerk en den Amsterdammer al het kartographische werk toe te wijzen: want een groot aantal kaartwerken dragen het Haagsch adres. In de lijsten der octrooien vinden we ook geen hulp, want slechts in het begin, 1597 en 1598, werd op een afzonderlijk genoemd werk van Hondius door de Staten Generaal octrooi verleend, reeds in 1599 werd dit uitgestrekt ‘op alle zijne eigen werken en inventien’ (Staten Gen. nr. 3328). De beslissing in een twijfelachtig geval komt dus aan een onderzoek van anderen aard toe dan hier thans aan de orde is. Naast het kunstenaarschap staat natuurlijk het koopmanschap. Wij weten dat Hondius tusschen 1624 en 1635 kaarten leverde aan het Hof van Holland (Resol. Hof 377) en prenten, kaarten en andere nieuwicheden aan den Magistraat (Tresoriersrekeningen). In een notarieele acte van 1632 veranderde hij zelfs zijn betiteling van ‘plaatsnijder’ in die van ‘koopman’ (nots. L. Rietraet). Zijn werk bracht hem loon en eer. In 1627 werd hij in den 200sten penning aangeslagen op een vermogen van ƒ 10.000 (Die Haghe 1913 bl. 47) en in het gilde was hij in de jaren 1633-1643 hoofdman en deken. Een blik in zijn huishouden geeft ons het testa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
ment dat hij in 1646 bij een aanval van ziekte opstelde en kort daarna, weder hersteld, lichtelijk gewijzigd herhaalde: Hij geeft hier als zijn wil te kennen ‘dat zijn huisvrouwe sal hebben de lijfftochte ende vollen bezit van den ganschen boedel, soo die bij hem sal nagelaten werden... in sulcke voege als deselve nu jegenwoordich by hen beiden beseten wert, dat deselve sijn huisvrouw den winckel van prenten en anders te vercopen sal aenhouden mogen, behoudelijck dat de platen mitsgaders huijsraet ende vorders buyten den winkel sijnde niet anders en sullen mogen werden vercocht als met kennisse ende goetvinden van sijne kinderen, ende dat haer mede vrij sal staen tharen noodruft het capitael aen te tasten ende verminderen, alles sonder tegenspreecken van ymanden. Is mede sijn begeerte dat Sara Hondius, sijn jongste dochter, bij sijn huysvrouw sal blijven wonen ende hare behoeften genieten wtten selven boedel, gelijck bij sijn leven tot noch toe is geschiet, ende deselve ten huwelijcken state komende dat sijn huysvrouwe haer alsdan sal wtsetten gelijck d'andere kinderen met een somme van 400 [gewijzigd: 450] car. guldens, te weten 300 gl. tot de clederen [gewijzigd: van wegen haer moederlijck goet] ende 100 [gewijzigd: 150] guldens tot een bruyloft... met dese conditie dat de vsz. sijne huysvrouw wt den gantschen boedel niet meerder en sal mogen aen haer sijde, bloede ofte anderen wegh te maecken als een somme van 1000 car. gl. ende hare klederen... end dat alle de vorderen goederen van den boedel sullen gaen aen sijns testateurs erffgenamen geinstitueert bij desen, sijne kinderen geprocreert bij sal. Saertjen Jansdr., sijns testateurs eerste ende overledene huysvrouw...’ (nots. Joh. Weer 6 en 26 Maart). Dit testament van 1646 was niet zijn laatste wilsbeschikking, in de acten van 1650, aangaande de schifting van zijn nagelaten boedel, wordt alleen een testament van 13 Maart 1648 genoemd. Dat is echter niet bewaard. Men vraagt zich af wat Hondius tusschen 1646 en 1648 aanleiding kan gegeven hebben om op zijn beschikkingen van 1646 terug te komen, omdat zich in de familieomstandigheden te huis gedurende die twee jaren geen veranderingen hadden voorgedaan. En toch kan hernieuwde koopmanszorg de oorzaak geweest zijn, want in 1646 of 1647 bereikte hem uit den verre de tijding dat voorloopig niet meer te rekenen viel met de terugkeer van zijn jongsten zoon. Willem al lang ingeburgerd te Danzig, Hendrik nu gevangen in Brazilië, dat kon hem toch, toen hij 75 jaar werd, nopen de toekomst op nieuw in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
de oogen te zien. Na drie jaren kwam dan ook het einde, op 25 (of 29) October 1650 is hij begraven (zie Buurtboek 67 fol. 89 en Buurtboek 68 fol. 1). Het bleek spoedig dat tusschen de weduwe en haar stiefkinderen verschil van opvatting bestond over hun aanspraken op den boedel. Na een eerst voorloopig compromis kon men blijkbaar niet tot een afdoende overeenstemming geraken, totdat na tien jaren de dood van Godela een eind aan de zaak maakteGa naar voetnoot1).
***
Hendrik Hondius jr., op één na het jongste kind van Hendrik Hondius sr., is omstreeks 1615 in Den Haag geboren (zie boven). In het voorjaar 1635 werd hij lid van het St. Lucasgilde en verliet hij tevens Den Haag. Het Gildeboek vertelt dat hij ‘overmits zijn vertrek uten Haghe, zijn boeken ende konst, ende weynich schilderijen heeft willen verkoopen’, dat hij echter in de vendue ook eenige schilderijen, van buiten Den Haag afkomstig, heeft ingesmokkeld en daarom in een boete van ƒ 20 verviel, welke som op 24 April 1635 promptelijk werd betaald (Boek G fol 76v). Twintig jaar oud verdwijnt hij dus uit Den Haag, en als wij het eerst weer van hem hooren, dat is in 1643, houdt hij zich in Brazilië op (nots. P. v. Groenevelt 1646 25 Jan.). En hier was hij nog in 1650, toen na het overlijden van hun vader de kinderen Hondius wegens de boedelscheiding een request bij het Hof van Holland indienden en verzochten voor hun broeder Hendrik een representant te benoemen ‘te kennen gevende dat deze was uytlandich ende in Brasiel van de Portugeesen in verseeckerheyt aengehouden wiert’ (Memoriaelboek Hof 73 1650 18 November). Eenige notarieele acten van na zijn terugkeer lichten ons nader in over die gevangenschap. Isaak Sweerts attesteerde dat zeker proces van H. Hondius wegens een slaaf ‘is gevoert geweest in St. Anthony aan de Cabo St. Augustijn ende dat deselve stadt St. Anthony in handen van de Portugeezen is vervallen in maand Augusto 1645 ende dat Hondius daeruyt mede gevanckelyck weggevoert is geweest nae de Bahia de Todos os Sanctos, ende hij Hondius aldaer wel sestehalff jaer gevangen is gebleven’ (nots. M. Beekman 1655 28 Febr., vgl. ander attestaat 15 Mei). En hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelf betuigde dat hij zekeren Velthuysen in Brasiel wel heeft gekend ‘ende dat hij met hem eenen tijt binnen de Bahia heeft gezeten ende in de gevanckenisse geparticipeert’ (ibid. 1653 1 Sept.) Met welk doel de jonge Hondius naar Brazilië is gegaan en wat hij aldaar heeft bedreven, is niet bekend. Heeft hij in jeugdigen vrijheidsdrang het vaderlijke bedrijf in den steek gelaten, om zijn geluk te zoeken in het land der toekomst van de Westindische Compagnie? Of is hij juist in zijn beroep mede daarheen gegaan in het schitterende gevolg van Johan Maurits, naast den schilder Frans Post, den architect Pieter Post, den natuurvorscher Willem Piso en hoe ze allen heettenGa naar voetnoot1)? Aan relaties tusschen het huis Hondius en Johan Maurits ontbreekt het niet. Hondius sr. was de leermeester en vriend van Constantijn Huygens, den vriend van den ‘Brasiliaan’ en zijn buurman op het Plein (Oud Holland IX 109), en de belangstelling van zijn huis voor alles wat den Prins aanging is notoir: Reeds in 1633 had hij met zijn zoon Willem een Journael van diens gelukkige krijgsverrichtingen uitgegeven, en nu, in September 1635, kondigde Willem niet alleen een Plan van het Belegh van Schenkenschans aan, maar ook ‘een nieuwe perfecte Caerte van Brasilien in 7 bladeren’ (Nieuwstijdingen by Jan van Hilten 1633 22 Jan., 1635 8 en 22 Sept. K. Bibl.). Misschien kan een onderzoek van het rijke materiaal over Brazilië in het Rijksarchief hierover eenig uitsluitsel geven. Zoo lang moet men voorlief nemen het feit, éénerzijds dat Hendrik Hondius niet onder de aangeworven soldaten van de expeditie genoemd wordtGa naar voetnoot2), ánderzijds dat geenerlei kaart- of prentwerk van hem uit dien tijd bekend is. Een levensbericht, als hetgeen hier gegeven wordt, zou zich dus met dien Braziliaanschen tijd niet nader bezig behoeven te houden, als niet aldaar nog iets was voorgevallen, dat op heel zijn verder leven een stempel heeft moeten drukken. Het betreft zijn huwelijk. Dat hij getrouwd was zien we al kort na zijn thuiskomst, wanneer bij een doop in de familie ‘Hendrik Hondius en zijn huisvrouw’ als peten optreden (Doopboek Groote Kerk 1651 31 Dec.) en later, wanneer in een testament van zijn zuster Sara een legaat wordt vermaakt aan zijn dochter Sara (nots. Boutesteyn 1667 26 Juni). Maar in Den Haag is geen trouw- noch geboorteacte voorhanden, die hem of zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
familie betreft, en, toeval of niet, gedurende heel zijn leven vinden we den naam van zijn vrouw nergens vermeld. Na zijn dood leeren wij haar naam wel kennen, wanneer die Sara bij een ziekte haar moeder Barbara van Hoogstraten als haar universeele erfgename institueerde (nots. Berckelbach 1679 23 Sept.) en wanneer ‘Barbara van Hoogstraten, weduwe wijlen Hendricus Hondius’, een nieuwe woning huurde (ibid. 1685 19 Jan.). Maar eerst een missive van het Hof van Holland uit het jaar 1695 openbaart ons, wat die naam insluit. Zie hier het merkwaardige document (uit het latijn vertaald): President en Raden van het Hof van Hollant ontbieden hun groet aan allen die dit lezen of hooren en in 't bijzonder aan de overheden van de stad Baja aller Heiligen aan de kust van Brasilië, vulgo Bahia de todos los Sanctos. Aan iedereen zij bekend gemaakt dat voor ons is verschenen de eerzame juffr. Sara Hondius, dochter en eenige erfgename van Hendrik Hondius, in zijn leven onzen boekverkooper, en Barbara van Hoogstraten, echtgenooten en burgers van 's Gravenhage, dewelke Barbara van Hoogstraten de dochter was van Dirck van Hoogstraten, eerst kapitein in dienst van deze Provintien en bevelhebber van de Forten van het Kaap St. Augustijn aan de kust van Brasilië, hierna echter tribuun over de soldaten in dienst van den koning van Portugal, en Susanna van Nieuwenhove, diens wettelijke huisvrouw. Aangezien nu de vsz. Sara vernomen heeft dat deze beiden overleden zijn, en eveneens Franciscus van Hoogstraten, haar oom, en zij vertrouwt dat hun aller bezit na rechten aan haar is achtergelaten, machtigt zij... [zij machtigt den Portugeezischen commissair te Amsterdam, een vriend te Baja en een koopman te Lissabon] om haar belangen waar te nemen (Hof 103 1695 22 Febr.). De vrouw van Hendrik Hondius was dus een dochter van den beruchten verrader, dien majoor Dirk van Hoogstraten, die in 1645 voor achttienduizend gulden het fort Nazareth benevens zijn troepen aan den vijand verkocht, die door Hollant in contumaciam was veroordeeld om gevierendeeld te worden en wiens vermogen werd verbeurd verklaard (Wätjen bl. 144). Hoe en wanneer kwam de Haagsche plaatsnijder in een zoo intieme aanraking met den Hollandschen officier? Wij weten het niet, alleen weten we dat Hoogstraten reeds, voordat Hondius er kwam, met vrouw en kinderen in Brazilië was (in 1634 en 1636 komen hij en zijn vrouw als doopgetuigen voor, en de bovengenoemde zoon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Frans werd in 1637 29 April aldaar gedoopt; zie Alg. Ned. Familieblad 1888 blz. 141 v.), en we weten ook dat Hendrik Hondius ten tijde van het verraad reeds met zijn dochter getrouwd was. Een ooggetuige, die zijn Journaal van die dagen juist in hetzelfde jaar uitgaf dat Hondius in het vaderland terugkeerde, spreekt van hem als een welbekend persoonGa naar voetnoot1): ‘Den 11 December 1645 arriveerde in de Bahia de Heer Ritmeester Ley, Capiteyn Johan Hick, ende Hendrik Hondius met verscheyde anderen’... ‘Den 14 Januari 1646 is Larrou wederom na Pernambuco vertrokken met hem gaende Hendrik Hondius, schoonzoon van den verrader Hoogstraten, ende ging den gemeene spraeck dat hem een somme gelds was met gegeven om t'een of t'ander Fort - ende specialycken was gheseyt d'Effogados - daer met te incorporeren’. Ook is hier een lange brief van Hoogstraten aan zijn schoonzoon afgedrukt, die toen opgevangen werd (ook aangehaald in Nieuhof, Brasiliaense Zee- en Lantreize 1682 bl. 137). Ook hier nooit een aanduiding welk ambt Hondius bekleedde, terwijl anders alle personen met hun rang genoemd worden. Wanneer en waarom hij gevangen gezet werd, weten we niet, evenmin hoe hij in 1650 vrij kwam. Hij moet zijn persoon wel van elk verband met den verrader los gemaakt hebben, anders had hij toch niet in de stad der landsregeering durven terugkeeren, en nog minder had hij daar het bizondere vertrouwen van het Hof en den Magistraat genoten. Ook zou hij zich niet, toen de millioenen van Portugal loskwamen (Wätjen bl. 177), te Amsterdam bij de Westindische Compagnie met oude aanspraken aangemeld hebben (nots. Beekman 1674 4 Sept.). Maar niettemin zou het ook begrijpelijk zijn, als de naam van zijn vrouw zoo veel mogelijk werd stil gehouden. Terwijl de kinderen Hondius, na den dood van hun vader, in de weer waren om zonder Hendrik een billijke boedelscheiding tot stand te brengen, verscheen deze zelf en nam zijn plaats weer in als lid van de familie (nots A. v. Drift 1651 7 Maart). En ook als burger van zijn vaderstad. Hij heeft den Haag niet weer verlaten; en zelfs binnen de stad bleef hij onveranderlijk in hetzelfde gehuurde huis wonen, nl. in de Hofstraat Westzijde, schuin over den Gouden Leeuw (nots. Schoonderwoert 1666 14 Sept., 1669 31 Jan.). De vraag, welk beroep hij vervolgens hier uitoefende, is aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen twijfel onderhevig. Nooit en nergens wordt hij Plaatsnijder genoemd, en er is ook geen plaat noch kaart van hem aan te wijzen. Hij heet uitsluitend Boek- en Kunstverkooper of alleen Boekverkooper. Ook werd hem, toen Hillebrant van Wouw in 1669 den handel quiteerde, èn door het Hof èn door den Magistraat de leverantie van schrijfbehoeften, papier, pennen e. dgl. opgedragen (Resolutien Hof en Tresoriersrekeningen). Als uitgever is hij bekend door eenige prenten, door een reeks vlugschriften en enkele boeken. Hij moet een eigen drukkerij gehad hebben, sedert 1655 vinden we bij zijn adres ook wel vermeld ‘Gedrukt in 's Gravenhage ten huize van Hendrik Hondius’ of ‘Gedrukt bij Hendrik Hondius wonende in de Hoff-Straet in de nieuwe Konst- en Boekdrukkerij’. Niet zoo eenvoudig te beantwoorden is de vraag, of hij ook Courantier was. De geschiedschrijver van de 's Gravenhaagsche Courant, Sautijn KluitGa naar voetnoot1), noemt hem als uitgever van dergelijke bladen, maar het gebrekkige materiaal maakte het hem niet mogelijk een omlijnd beeld te verkrijgen. Om tot eenige helderheid te komen moet men uitgaan van den eigenlijken Courantier van die dagen, G.L. de Macht, den avonturier, over wien veel terloops, maar nooit samenvattend is gehandeldGa naar voetnoot2).
*
Gerard Lodewijk van der Macht ‘Heer van Maldegommerstraet, ter Clock, Oxelaer, St. Aldegonde’ zoo als hij zich zelf noemtGa naar voetnoot3), is (volgens zijn opgave in een verhoor) 1622/23 te Gent geboren. Hij kwam jong in Den Haag en trouwde hier, in Juni 1646, met Jonkvr. Cornelia van der Spiegel, die toen al 37 jaar oud was. Tot aan zijn eerste verbanning woonden zij op het Kasteel Westerbeek (nabij den Loosduinschen Weg). In welk jaar hij als courantier begon met zijn Mercurius valt nog niet te zeggen. De ‘Wekelycke Mercurius’, in Mei tot Augustus 1654 bij Joh. Rammazijn gedrukt, en de ‘Haagsche Wekelyke Mercurius’ van September 1654 tot Juni 1655 bij W. Breeckevelt gedrukt (Sautijn Kluit bl. 6-8) sluiten wel merkwaardig precies aan bij de volgende authentieke reeks, maar met zekerheid leeren wij hem eerst in Juli 1655 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
kennen als auteur van den ‘Haegsche Weeckelycke Mercurius’ door het volgende contract met Hondius (nots. J. de Putter): Op de naervolgende conditie soo sijn Jonchr de Macht ter eenre ende Hendricus Hondius Bouckdrucker [ende vercoper doorgehaald] ter andere sijde tesamen veraccordeert ende overcomen, Eerstelijcken alsoo den vsz. Jonchr de Macht is uytgevende seecker [courant doorgehaald] weeckelijcke Mercurius, die alle weecken precys sal uytcomen ende gedrukt sijn, beloovende de selve tijdelijck aen den vsz. Hondius te bestellen t'synen huyse in forma gedruckt, soo belooft den vsz. Hondius deselve Mercurius in effecte ende forma vsz. aen te nemen ende daervooren aen de vsz. Sr. de Macht voor 't stuck te betalen een halve stuyver, behoudens nogtans dat, gelyck de Hr. Hondius belooft deselve Mercurius niet minder te vercoopen als voor twee stuvers het stuck, syluyden contractanten, boven den halve stuver vrijgelt, gesamentlyck sullen parten ende deylen 'tgunt dat tot de weerde van twee stuvers sal comen te gelden [in een vluchtig neergeworpen, niet geheel te ontcijferen bijvoeging wordt het geval geregeld, dat niet alles verkocht wordt en blijkbaar ook van nummers gesproken ‘daerinne vervangen zijn alle relatien’ d.i. de den Mercurius begeleidende, genummerde vlugschriften]. Dit contract begrijpt vermoedelijk al de publicaties met het vignet De vliegende Mercurius en het adres In 's Graven-hage, Gedruckt voor den Autheur: By Christianus Calaminus. Ende men verkoopse voor den Autheur, By Henricus Hondius, Konst ende Boeck-verkooper inde Nieuwe Konst ende Boeckdruckerye, Woonende inde Hofstrate. Dat zijn ten eerste de eigenlijke Courant met de Advysen, en ten tweede een reeks genummerde, doorloopend gepagineerde, gedateerde vlugschriften, die blijkbaar tegelijk met de Courant verschenen. Van deze zijn bewaard:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
De twee laatstgenoemde vlugschriften zijn reeds zonder adres met een ander letter gedrukt, en de Mercurius van 1658 is van uiterlijk geheel afwijkend van de vorige jaargangen; hij heeft geen bizonder titelblad, geen vignet en geeft onder den tekst van elk nummer als adres: In 's Gravenhage Ghedruckt by Anthoni Pieters voor den Autheur 't eynden 't Spuy in 't Huys van den Heer Verwer (Nr. 4. 5. 8. 11. 14. 16. 18 K. Bibl.). De oorzaak van deze verandering is wel na te gaan. Immers in September 1657 begon het proces tegen klerken van de Griffie, die in den dienst van De Macht het hun opgelegde ambtsgeheim stelselmatig veronachtzaamden, een proces, waarin spoedig De Macht zelf betrokken werdGa naar voetnoot1). Bij de examens, die hij in Maart en begin April 1658 onderging, was hij reeds op de Voorpoorte gedetineerd, en op 5 April viel de Sententie, waarbij hij als courantier voor inhabil verklaard en voor tien jaren uit Holland gebannen werd. Het is dan toch onwaarschijnlijk dat hij nog in 1658 de auteur van een tweemaal 's weeks verschijnende courant kon zijn. De Macht begaf zich nu naar Utrecht en zette hier onder den schuilnaam van Anthoni Benedetti, nu met een eigen drukpers, de uitgave van zijn Maandaagsche en Donderdaagsche Mercurius voort. Behalve dezen en nog een andere Courant, die herhaaldelijk verboden en weer toegelaten werden (S. Kluit 1877 bl. 30), gaf hij hier een reeks van anonieme vlugschriften uit, waarvan verscheidene aanstoot gaven bij de regeering. Toen zijn tienjarig ballingschap om was, had hij tegelijk finantieel afgedaan. Failliet verklaard, door dwangverkoop van alles ontbloot, misschien zelfs uit de stad verdreven, trok hij zich terug naar Katwijk. Terstond echter greep hem hier de arm der justitie, wegens zijn Utrechtsche pamfletten. Wederom werd hij op de Voorpoorte gedetineerd en onderging nu in September tot December 1669 zeer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitvoerige verhooren. In verband hiermede werden tal van Haagsche boekverkoopers opgeroepen en moesten over hun relaties met De Macht gedurende zijn werkzaamheid te Utrecht getuigenis afleggen en uit hun rekeningboeken bevestigen. Onder deze uittreksels zijn die van Hendrik Hondius over de jaren 1660 tot 1666 de uitvoerigste, zij toonen aan dat Hondius ook toen nog wel de voornaamste debitant van De Macht in Den Haag was. Ten slotte werd als bewezen verklaard dat De Macht naast zijne couranten, met allerlei geheime praktijken, zijn verboden waar geregeld in de hofstad had binnengesmokkeld, en werd hij bij Sententie van 20 December ‘voor eeuwig gebannen uit den lande van Hollant’. Reeds in 1672 werd hij echter voor gratie bij den Prins aanbevolen, en die schijnt hem ook verleend te zijn, want we ontmoeten hem in de volgende jaren nog herhaaldelijk bij de Haagsche notarissen. Een rol schijnt hij evenwel niet meer te hebben gespeeld. Hier is hij ook, ca. 76 jaar oud, gestorven en op 29 Januari 1698 pro Deo begraven.
*
Hondius is dus nooit uitgever van den Mercurius en zijn bijbladen geweest. Hij was alleen van 1655 tot 1657 de uitsluitende, later de voornaamste debitant ervan in Den Haag. Ook was hij (naast Jacob Hacke) de vaste leverancier van Couranten aan het Hof van Hollant, zoo ver terug als men het kan nagaan, want de Resolutien van dit Hof 1652/65 ontbreken. Zóó vast, dat na zijn dood zijn erfgenamen in dit ambt werden gecontinueerd. Of zijn weduwe van dat aanbod gebruik heeft gemaakt, kunnen we slechts vermoeden, van zijn dochter Sara weten we het. Toen deze nl. in 1732 ‘door haar hooge jaren en swakheid van den ouderdom niet meer in staat was om zich zelf te helpen’ transporteerde zij aan een hulpbereid echtpaar ‘alle haar goederen, speciaal het jaarlijke inkomen bedragende na aftrek van de onkosten een honderd en eenige guldens welke zij van de E.M. Raden van Staten jaarlijks over leverantie van Couranten is trekt kende’ (nots. J. de Bruyn 3 Maart). Als uitgever van een courankan Hondius alleen in aanmerking komen voor den ‘Maendelike Portugeese Mercurius zijnde een Waerachtigh verhael van den Oorlog tusschen Portugael en Castilien. Begint met het Iaer 1663’, waarvan slechts twee nummers bekend zijn (Sautijn Kluit bl. 10). Zesentwintig jaren waren Hendrik Hondius nog vergund in zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
geboortestad werkzaam te zijn. Of hij het in al dien tijd tot aanzien en fortuin heeft gebracht, weten we niet. Het laatste wat wij van hem hooren is een financieele aangelegenheid, die een wonderlijk licht werpt op het toenmalige huishouden van het Hof van Holland. In de vergadering van 27 October 1676 werd een requeste van hem voorgelezen ‘tendeerende om betalinge te mogen erlangen van sijne leverantie, ter somme van tusschen de drie ende vierduysend carolus guldens gedaen’, waarop na lange deliberatie geresolveerd werd den rentmeester te doen aanzeggen ‘dat hy de vsz. Hondius voor allen anderen sooveel doenlijck sal hebben te voldoen ende daerinne continueeren ter tijt ende wijlen hij Hondius van sijn achterwesen ten vollen sal wesen gecontenteert.’ Hij zal het niet beleefd hebben. In de volgende resolutie, van 12 Januari 1677, wordt reeds over zijn opvolging gehandeld. Er werd toen besloten ‘dat men de weduwe Hondius sal afvragen of ook genegen is in de vsz. leverantie te continueeren.’ Hendrik Hondius is dus tusschen 27 October 1676 en 12 Januari 1677 gestorven. Hij liet alleen zijn vrouw en één dochter na, Sara, die ongetrouwd bleef en in 1737 overleed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der uitgavenHendrik hondius sr. (boekwerken)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrik Hondius Jr.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prenten:
's Gravenhage E.F. Kossmann |
|