Anna Rook
Het spel van de vervreemding
Om de een of andere reden was ze wakker geworden. Ze had een beklemd gevoel, alsof de droom die ze gedroomd had haar nog gevangen hield. Dat overkwam haar wel meer. Dan was ze, wakker lijkend, er absoluut van overtuigd dat ze iets kwijt was, dat ze iets moest zoeken, of dat ze iets onherstelbaars had nagelaten te doen. Ze zat recht overeind in bed. Het was heel stil, heel donker, en ook koud. Ze rilde in haar dunne nachtjapon. Naast haar hoorde ze het regelmatige ademhalen van haar man. Vaag zag ze de vorm van zijn lichaam onder de dekens. Een brede bergrug, een brok vanzelfsprekendheid: hij nam zijn rust, die had hij nodig.
Ik zal wel naar de w.c. moeten, dacht ze. Ik ben natuurlijk wakker geworden omdat een plas mij in de weg zat. Voorzichtig schoof ze het bed uit, om haar man niet wakker te maken. De vloer was ijskoud. Snel zocht ze haar pantoffels. Die lagen ergens onder het bed. Ze deed een vestje aan. Ze kon nu beter zien in het duister. Er viel grijs licht naar binnen door de deur, die altijd open stond. Dat was voor het contact met de kinderen, die nogal eens bang waren 's nachts. Ze liep het trapportaal op. Door het dakraam viel wat maanlicht naar binnen. Automatisch keek ze even bij de kinderen. Wat lagen ze daar lief en rustig. De een met opgetrokken knieën, de ander met wijd uitgespreide armpjes, in totale overgave aan de slaap. Op de grond zag ze een slordige hoop kleren naast de resten van een omgevallen bouwwerk.
Zachtjes sloop ze naar de w.c. Ze merkte nu dat ze inderdaad een gespannen blaas had. Het luchtte op, dat drukkende gevoel weg te kunnen laten vloeien. Het gaf een hard kletterend geluid in de nachtelijke stilte. Dat maakte haar een beetje bang. Dat geluid had iets van een vreemd gebeuren, dat zij weliswaar zelf ontketende, maar waar ze toch buiten stond. Ze hield haar adem in en luisterde gespannen of ze nog andere geluiden hoorde. Na een poosje hoorde ze vaag, achter zich, in het andere huis, het zagende geluid van snurken. De w.c., dat was de plek waar je het meeste kon horen van de buren. De plek waar de ingewanden van de huizen bij elkaar kwamen en je plotseling ook midden in het andere huis bleek te zitten. Een ongewilde intimiteit. Ik zal maar niet door-