Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Chrysallis. Jaargang 1980 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Chrysallis. Jaargang 1980
Afbeelding van Chrysallis. Jaargang 1980Toon afbeelding van titelpagina van Chrysallis. Jaargang 1980

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
verhalen
gedichten / dichtbundel
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Chrysallis. Jaargang 1980

(1980)– [tijdschrift] Chrysallis–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 98]
[p. 98]

Dagboeken en brieven:

Katherine Mansfield

(19 december, 1920)

Lijden.

Ik zou willen dat dit als mijn belijdenis wordt beschouwd.

Er bestaat geen grens aan het menselijk lijden. Als je denkt: ‘Nu heb ik de bodem van de zee bereikt - nu kan ik niet dieper gaan’, dan ga je dieper. Het is eeuwig zo. Vorig jaar in Italië dacht ik: nog slechts een zweempje erger, dat zou de dood zijn. Maar het is dit jaar nog zo heel veel vreselijker geweest...

Lijden heeft geen grenzen, is eeuwig. Eén scheut vormt een eeuwige marteling. Lichamelijk lijden is - kinderspel. Als mijn borst door een grote steen zou worden vermorzeld - ik zou in staat zijn tot lachen!

Ik wil niet sterven zonder een getuigenis achtergelaten te hebben van mijn geloof dat lijden overwonnen kan worden. Want inderdaad dat geloof ik. Wat moet ik doen? Wat Jack ‘er bovenuit rijzen’ noemt bestaat niet. Dat is niet juist.

Je moet je eraan onderwerpen. Geen weerstand bieden. Het nemen. Je erdoor laten overstelpen. Het volledig aanvaarden. Je moet het tot een deel van je leven maken.

Alles wat we in het leven werkelijk aanvaarden, ondergaat een verandering. Zo moet lijden Liefde worden. Dat is het mysterie. Dat moet ik doen. Ik moet van persoonlijke liefde, die ik te kort ben gekomen, overgaan tot grotere liefde. Ik moet het hele leven geven wat ik aan hem gegeven heb. Deze marteling zal - als hij me niet fataal wordt - voorbijgaan.

Het zal ophouden. Ik ben nu als iemand wiens hart uit zijn lichaam is gescheurd-maar-verdraag-het-verdraag-het! Net als in de lichamelijke wereld duurt de pijn ook in de geestelijke wereld niet eeuwig voort. Het is alleen nu zo vreselijk heftig. Het is net alsof er een vreselijk ongeluk is gebeurd. Als ik ophouden kan met het herleven van de schok, het afgrijzen ervan, kan ophouden het steeds weer te herhalen, dan zou ik sterker kunnen worden.

Hier doemt de figuur van dokter Sorapure om een vreemde reden in me op. Hij was een goed man. Niet alleen hielp hij me de pijn

[pagina 99]
[p. 99]

te verdragen, maar hij suggereerde ook dat lichamelijk lijden noodzakelijk is, een herstellingsproces, hij zei zo vaak dat ik moest bedenken dat de mens maar een nietig onderdeel is in de hele wereldgeschiedenis. Mijn eenvoudige aardige dokter bezat een puur hart, net als Tsjechov een puur hart bezat. Maar voor deze ziektes moet je je eigen arts zijn. Als ‘lijden’ geen herstellingsproces is, zal ik dat ervan maken. Ik zal de les die erdoor geleerd wordt leren. Dit zijn geen ijdele woorden. Dit is niet de vertroosting van een zieke.

Het leven is een mysterie. De beangstigende pijn van deze woorden zal vervagen. Ik moet me richten op werk. Ik moet deze marteling ergens in stoppen, moet het veranderen. ‘Smart zal worden veranderd in vreugde.’

Dat betekent jezelf nog volkomener te verliezen, nog dieper lief te hebben, jezelf een deel van het leven te voelen - niet ervan afgescheiden te zijn.

Ach Leven! aanvaard me - maak me waardig - leer me je lessen. Ik schrijf dit. Ik kijk op. In de tuin de beweging van de bladeren, de lucht ziet bleek, ik merk dat ik huil. Het is moeilijk - het is moeilijk een goede dood te sterven.

september (1922)

Op 30 augustus 1920 had ik mijn eerste gesprek met Orage. Bij die gelegenheid begon ik met hem te vertellen hoe ontevreden ik was over het idee dat het Leven iets is dat minder is dan wat wij ons ervan kunnen voorstellen. Ik had het gevoel dat met bijna iedereen die ik kende of niet kende hetzelfde gebeurt. Amper is het met hun jeugd, met dat beetje kracht en die impuls jeugd eigen, gedaan, of ze hielden op met groeien. Precies op het moment dat je kunt voelen dat nu de tijd gekomen is jezelf gereed te maken, je hele kracht te gebruiken, te beginnen met beheersen, volwassen te zijn, schijnen ze tevreden te zijn met het in feite verruilen van hun enige liefste hartewens voor talloze wensjes. Het beeld dat in me opkwam was dat van een rivier die in ontelbare kleine stroompjes over een donker moeras uitvloeit.

Natuurlijk is het zelfbedrog. Ze noemen dit uitvloeien - grotere tolerantie - ruimere belangstelling - een gevoel voor verhoudingen

[pagina 100]
[p. 100]

opdat de mogelijkheden ‘les levens’ niet door hun werk zouden worden uitgesloten. Of ze noemen het een ontsnapping uit al dit zelfonderzoek en zelfbewustzijn - een eenvoudigere, en dus betere, levenswijze. Maar vroeg of laat klinkt er - in de literatuur in ieder geval - een ondertoon van hartgrondige spijt. Er is ongemak aanwezig, een frustratiebesef. Je hoort, je denkt dat je hoort, die roep die een echo in je eigen wezen vindt: ‘Ik heb het gemist. Ik heb het opgegeven. Dit is niet wat ik wil. Als dit alles is dan is het Leven leven niet waard.’

Maar ik weet dat dit niet alles is. Hoe kun je dat weten? Laat ik het geval van K.M. eens nemen. Zolang ze zich kan herinneren is haar leven zo'n typerend vals bestaan geweest. Maar toch hebben zich door haar hele leven heen momenten voorgedaan, ogenblikken, vluchtige blikken waarin ze de mogelijkheid van iets geheel anders voelde ...

30 september

‘Weet je wat individualiteit is?’

‘Nee.’

‘Het bewustzijn van je wilskracht. Het bewustzijn van het feit dat je een wil hebt en kunt handelen.’

Ja, dat is het. Wat een prachtige zegswijze.

3 oktober

Kwam aan in Parijs. Kreeg kamers in het Select Hotel, Place de la Sorbonne, voor 10 fr. per dag per persoon. Wat voor gevoel? Heel weinig. De kamer lijkt een kamer waar ik zou kunnen werken - of zo voelt het...

Ik heb vandaag aan M. gedacht. We zijn niet meer samen. Maar ga ik in de juiste richting? Nee, nog niet. Ik ben het nog slechts aan het bekijken - vertel anderen ervan. In lichaam en geest ben ik niet. Ik voel me een beetje een oplichter ... Dat ben ik. Een van de K.M.'s vindt het zo erg. Maar natuurlijk vindt ze dat. Zij moet sterven. Voed haar niet.

[pagina 101]
[p. 101]

oktober

Belangrijk. Als we beginnen in staat te zijn onze mislukkingen niet serieus te nemen, betekent dat dat we ophouden er bang voor te zijn. Het is onmetelijk belangrijk om te leren lachen om jezelf. Datgene wat Tsjechov ‘een vleugje gemakkelijke gemeenzaamheid en spot’ noemt, heeft waarde.

 

Wat zal er met Anatole France en zijn charmante glimlach gebeuren? Wordt er soms een gebrek aan gevoel onder verborgen gehouden? net als onder de lusteloosheid van M?

Het leven zou als een bestendig, zichtbaar licht moeten zijn.

Wat is er overgebleven van die jaren samen? Het is moeilijk te zeggen. Als ze toch zo belangrijk waren hoe konden ze dan op niets uitlopen? Wie gaf het op en waarom?

Heb ik de hele tijd al niet gezegd dat de fout ligt bij het trachten een ziek lichaam te genezen zonder ook maar enige aandacht aan de zieke psyche te schenken? Gurdieff beweert dat hij precies dat doet waarvan ik altijd heb gedroomd dat het gedaan kon worden. De klank van een straatfluit, honderden en nog eens honderden jaren oud.

14 oktober

Ik heb vanmorgen net zolang zitten denken tot het leek dat ik de dingen alleen maar uit elkaar zou kunnen houden als ik probeer te schrijven ... waar ik ben.

Sinds ik in Parijs ben, ben ik even ziek als altijd. In feite dacht ik gisteren dat ik stervende was. Het is geen inbeelding. Mijn hart is zo uitgeput en zo bekneld dat ik slechts naar de taxi en weer terug kan lopen. Ik sta om midi op en ga om ½6 naar bed. Ik probeer ‘te werken’ met stukjes en beetjes maar dan is de tijd al voorbijgegaan. Ik kan niet werken. Ik heb vanaf april zo goed als niets gedaan. Maar waarom? Omdat, hoewel mijn bloed vooruitgegaan is door de behandeling van Manouchin, ik er goed uitzie en het een goed effect op mijn longen heeft gehad, het mijn hart geen greintje goed heeft gedaan. En die vooruitgang is slechts tot stand gekomen doordat ik in het Victoria Palace Hotel het bestaan van een lijk geleid heb.

[pagina 102]
[p. 102]

Mijn geest is bijna dood, de bron van mijn levenskracht heeft zo gehongerd dat ze net niet uitgedroogd is. Mijn verbeterde gezondheid is bijna geheel schijn - acteren. Waar komt het op neer? Kan ik lopen? Alleen maar kruipen. Kan ik iets met mijn handen of mijn lichaam doen? Helemaal niets. Ik ben beslist hulpeloos invalide. Wat is mijn leven? Het is het bestaan van een parasiet. Er zijn nu 5 jaren voorbij, mijn boeien zitten strakker dan ooit tevoren. Ik voel me al een beetje gekalmeerd door het schrijven. Ik dank God voor het schrijven! Ik ben zo doodsbang voor wat ik ga doen. Alle stemmen uit het ‘Verleden’ zeggen ‘doe het niet’. Bogey zegt ‘M. is een geleerde. Hij doet zijn deel. Het is aan jou om het jouwe te doen.’ Maar daar heb ik helemaal niets aan. Ik kan net zomin mijn psyche genezen als mijn lichaam. Kennelijk nog minder. Wordt Bogey zelf, hoewel hij toch volkomen fris en gezond is, niet uiterst gedeprimeerd als hij steenpuisten in zijn nek heeft. Denk eens aan vijf jaar gevangenschap. Iemand moet me helpen eruit te komen. Als dat het toegeven aan zwakte is - dan is het dat maar. Maar het komt slechts door een gebrek aan verbeeldingskracht dat het zo genoemd kan worden. Wie zal me helpen? Denk aan Zwitserland: ‘Ik sta hulpeloos’. Natuurlijk is hij dat. De ene gevangene kan niet de andere helpen. Geloof ik alleen in de medische wetenschap? Nee, nooit. Het lijkt me kinderachtig en belachelijk te kunnen veronderstellen dat je als een koe genezen kunt worden als je geen koe bent. Hier ben ik, al deze jaren heb ik gezocht naar iemand die het met me eens is. Ik heb van Gurdieff gehoord die het niet alleen met me eens is, maar er ook nog oneindig veel meer vanaf schijnt te weten. Waarom weifel ik? Angst. Angst waarvoor? Komt het niet neer op angst Bogey te verliezen? Ik geloof het wel. Maar, lieve hemel! Zie de dingen toch onder ogen. Wat heb je van hem, nu? Waar bestaat je relatie uit? Hij praat met je - soms - en dan gaat hij weer weg. Hij denkt liefdevol aan je. Hij droomt van een leven met je, eens als het wonder is geschied. Je bent als droom belangrijk voor hem, niet als levende realiteit. Want je bent geen realiteit. Wat heb je met hem gemeen. Bijna niets. Maar toch leeft in mijn hart een diepe zoete gevoelsvloed die liefde voor hem is, verlangen naar hem. Maar wat voor nut heeft het zoals de zaken er nu voor staan? Een leven samen terwijl ik ziek ben, zou eenvoudig een martelgang met gelukkige momenten zijn. Maar dat is geen leven ...

[pagina 103]
[p. 103]

Je weet wel dat Bogey en jij een soort droom zijn van wat zou kunnen zijn, en dat het nooit zou kunnen zijn, nooit waar zou kunnen zijn, behalve als je beter bent en je zult nooit beter worden door je het ‘in te beelden’ of te ‘wachten’ of te trachten het wonder zelf tot stand te brengen. Dus als de Grootse Lama van Tibet heeft beloofd je te helpen, hoe kan je dan weifelen? Waag het? Waag alles! Bekommer je niet meer om de meningen van anderen, die stemmen. Doe hetgene wat voor jou het moeilijkst van alles is. Doe iets voor jezelf. Zie de waarheid onder ogen.

Tsjechov deed het niet, dat is waar, maar Tsjechov stierf. En laten we eerlijk zijn. Hoeveel weten we uit zijn brieven van Tsjechov? Was dat alles? Natuurlijk niet. Geloof je niet dat hij een heel leven vol verlangens had waarover amper een woord bestaat. Lees dan zijn laatste brieven. Hij heeft de hoop opgegeven. Als je die laatste brieven van sentiment ontdoet zijn ze vreselijk. Er is geen Tsjechov meer. Hij is door zijn ziekte opgeslokt.

Maar misschien lijkt dit allemaal nonsens voor mensen die niet ziek zijn. Zij hebben dit pad nooit begaan. Hoe kunnen ze zien waar ik ben. Reden te meer om stoutmoedig voorwaarts te treden, alleen, het leven is niet simpel. Ondanks alles wat we zeggen over het mysterie dat het leven is, willen we het blijven hanteren alsof het een kinderverhaal is ...

Nu, Katherine, wat bedoel je met gezondheid? Waarom wil je dat? Antwoord: met gezondheid bedoel ik de kracht om een vol, volwassen, levend, ademend leven te leiden met een hecht contact met de dingen waarvan ik houd - de aarde en de wonderen ervan - de zee - de zon. Alles waar we als we over de uitwendige wereld spreken op doelen. Ik wil daarin binnengaan, er een deel van zijn, erin leven, ervan leren, alles verliezen wat oppervlakkig en aangeleerd in me is en een bewust direct menselijk wezen worden. Ik wil door mezelf te begrijpen anderen begrijpen. Ik wil alles zijn wat ik in staat ben te worden, zodat ik (en hier ben ik gestopt met schrijven en heb gewacht en gewacht en het maakt niets uit - want er is maar een manier om het uit te drukken) een kind van de zon kan zijn. Over het helpen van anderen, het dragen van het licht enzovoort, het lijkt me niet juist om nog maar een enkel woord toe te voegen. Laat het hierbij rusten. Een kind van de zon.

Dan wil ik werken. Waaraan? Ik wil zo'n leven leiden dat ik met mijn handen, mijn gevoel en mijn verstand werk. Ik wil een tuin,

[pagina 104]
[p. 104]

een klein huis, gras, dieren, boeken, prenten, muziek. Hieruit, als uitdrukking hiervan, wil ik schrijven ...

Maar warm, gretig, levend leven - om in het leven geworteld te zijn, om te leren, verlangen te weten, te voelen, te denken, te handelen. Dat wil ik. En niets minder. Daar moet ik naar streven. Ik heb dit geschreven voor mezelf. Ik ga nu het risico nemen het naar Bogey op te sturen. Hij mag ermee doen wat hij wil. Hij moet zien hoeveel ik van hem houd.

En als ik ‘ik ben bang’ zeg - laat je er niet door van streek brengen, lief hart. Als we in de wachtkamer zitten zijn we allemaal bang. Maar toch moeten we daar doorheen, als de ander zijn kalmte kan bewaren is dat alle hulp die we elkaar kunnen geven...

Dit alles klinkt erg ingespannen en serieus. Maar nu ik ermee geworsteld heb, is het niet meer zo. Ik voel me gelukkig - diep van binnen. Dat jij ook gelukkig moge zijn.

Maandag ga ik naar Fontainebleau, dinsdagavond of woensdagmorgen ben ik weer terug. Alles is in orde.

Vandaag kwam dr. Young, de dokter uit Londen die zich bij Gurdieff heeft gevoegd, me opzoeken, hij vertelde me over het leven daar. Het klinkt wonderlijk goed en simpel, wat ik nodig heb.

17 oktober

Hij (Gurdieff) is precies een hoofdman in de woestijn. Wild van enthousiasme te zijn, of dodelijk serieus - beide zijn verkeerd. Je moet een gevoel voor humor dat alomtegenwoordig is handhaven. Het hangt volledig van jezelf af hoeveel je ziet of hoort of begrijpt. Maar bij elke afzonderlijke gelegenheid in mijn leven heb ik zuiverheid in gevoel voor humor gevonden. Nu misschien begrijp je wat ‘onverschillig’ betekent. Het betekent leren het je niet aan te trekken, niet te tonen dat je het je aantrekt.

18 oktober

De bladeren vallen in de herfsttuin. Kleine stapgeluiden als een zacht gefluister. Ze vliegen, tollen draaien, schudden ...

[pagina 105]
[p. 105]

(Het werk van Katherine bij de gemeenschap bracht lichamelijke en geestelijke activiteiten waaraan ze niet gewend was met zich mee, van dansen tot koeienmelken. Sommigen zeggen dat haar leven door deze ervaringen bekort werd. Ze schreef Murry: ‘Het is hier een onderdeel van het “werk” speciaal die dingen te doen waarvan je niet houdt... Het berust op hetzelfde principe als het juist de mensen waarvan je huivert tegemoettreden enzovoort. Het is om een groter bereik binnen in jezelf te ontwikkelen. Maar wat in de praktijk gebeurt, is dat zodra mensen de dingen waarvan ze een afkeer hebben gaan doen, de afkeer verandert. Je voelt het niet meer.’ Van het dansen schreef ze: ‘Er is een dans die ongeveer zeven minuten duurt waarin het hele bestaan van vrouwen besloten ligt ... Niets is weggelaten. Ik heb ervan geleerd, heb er meer van het bestaan van vrouwen uitgekregen dan uit welk boek of gedicht dan ook ... Geheimzinnig ... Ik herinner me dat ik vroeger dacht dat als er een ding in een gemeenschap zou zijn dat ik niet zou kunnen verdragen, het de vrouwen zou zijn ... Het lijkt me dat er hier zekere mensen zijn die veel verder zijn dan degenen die ik ooit ben tegengekomen - van een geheel andere orde.’

Maar ze overleefde het ondanks het in haar brieven uitgedrukte vertrouwen niet. Murry mocht haar in januari opzoeken. Bij zijn aankomst vond hij haar ‘bleek’, ‘stralend’, ‘door liefde herschapen, totaal veilig in liefde’. Enige dagen later had ze de laatste bloeding en stierf.)

 

Vertaling: Judith Smedts

(Uit: The letters of K.M., 1928, 2 delen.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Katherine Mansfield


vertalers

  • Judith Smedts


datums

  • 19 december 1920

  • september 1922

  • 30 september 1922

  • 3 oktober 1922

  • oktober 1922

  • 14 oktober 1922

  • 17 oktober 1922

  • 18 oktober 1922