| |
| |
| |
Dagboeken en brieven:
Ireen Farjon
Kartini 1879-1904
Kartini's leven viel grotendeels samen met de periode van de ethische politiek in Nederlands-Indië en met de eerste feministische golf in Europa. Van beide emancipatiestromingen, hoe verschillend ook, heeft zij invloeden ondergaan. Hoge Nederlandse bestuursambtenaren, en Nederlandse feministen van haar tijd hebben grote belangstelling voor haar gehad. Zij heeft nog gekorrespondeerd met een paar jonge Javanen, die nationalist zijn geworden. Dat toverwoord ‘Indonesië’ heeft zij waarschijnlijk nooit gekend.
Toch is zij in Indonesië een mythe geworden. Na haar dood is zij gewoon blijven voortbestaan, niet zoals zij was maar gewoon zoals men dacht dat zij geweest moest zijn. Zij is één van de belangrijkste Nationale Helden van de republiek Indonesië, Moeder Kartini, voorvechtster van de vrouwen en van de nationale strijd en van het recht op onderwijs van meisjes en vrouwen. Ieder jaar op haar geboortedag breekt er een stroom lofprijzingen op haar uit in de pers en bij herdenkingsbijeenkomsten van dames en schoolkinderen. Iedere keer opnieuw worden haar verdiensten voor het onderwijs veel te mooi afgeschilderd en worden de tragische kanten van haar leven diskreet verzwegen.
Toch was Kartini zelf allerminst diskreet als zij haar hart uitstortte over bepaalde familiegebruiken van de Javaanse adel die haar het leven ondragelijk maakten en haar illusies braken. Men hoeft er maar haar brieven op na te lezen. Zij zijn na haar dood gebundeld door J.H. Abendanon, de voormalige Directeur voor Onderwijs, Eredienst en Nijverheid. Hij achtte het verkieslijk hier en daar coupures aan te brengen in de teksten, soms om haar te sparen, soms, denk ik, om het gouvernement te sparen, soms alleen om herhalingen te voorkomen. Dit boek Door Duisternis tot Licht, gedachten over en voor het Javaanse volk van Raden Adjeng Kartini (1911) en de mooie biografie van mevrouw Sitisoemandari Soeroto: Kartini, sebuah biografi (Jakarta, 1977) zijn de belangrijkste bronnen over haar veel te korte leven.
| |
| |
Kartini werd geboren op 21 april 1879 te Majong in het regentschap Djapara aan de noordkust van Midden-Java. Haar vader was regent, hoofd van het inlands bestuur, haar moeder zijn eerste vrouw, dochter van een kleine koprahandelaar en godsdienstonderwijzer. Beide ouders van haar moeder maakten de pelgrimstocht naar Mekka. Toen haar vader bevorderd zou worden tot regent, kreeg hij waarschijnlijk van de koloniale regering de wenk zich een ebenbürtige vrouw te nemen. De ebenbürtige droeg de titel raden aju, zij was van adel altijd, en naar status de eerste vrouw in de kabupaten. Het is niet uitgesloten dat het gouvernement een oogje hield op de keuze van de raden aju's, de regentsvrouwen, dat zij een beetje makelden, terwille van harmonische bestuursverhoudingen. Kartini had op z'n minst twee moeders, maar in haar brieven, alle aan Nederlanders geschreven, verdoezelt ze dat feit. De Nederlanders, hoewel zij haast allen konkubines hadden, hadden een afkeer van de rechtmatige polygamie van hun Indonesische kollega's.
Of de regent meer vrouwen had, getrouwd of in konkubinaat, is niet bekend. Overigens zou niemand zich daarover hebben verbaasd. De Javaanse ambtenaren en met name de hoogsten, de regenten, vonden het ‘royaal’ om veel vrouwen te hebben. Het gaf prestige.
In de Kartini-lektuur worden zowel haar vader, als haar echtgenoot, de regent van het naburige Rembang, altijd voorzien van het epitheton ‘vooruitstrevend’. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat zij dezelfde moderne ideeën zouden hebben gehad als Kartini. Niets is minder waar. In Kartini's eigen tijd bedoelde men alleen dat zij westers onderwijs hadden genoten, in tegenstelling tot de meeste andere regenten. Maar hun familieleven, hun wereldbeschouwing was die van alle Javaanse adel, zelfgenoegzaam, verknocht aan de adel en met een zeker dédain ten opzichte van de Hollanders.
Zeker, de regent van Djapara heeft zijn dochters naar de Europese Lagere School laten gaan. Dat was in die tijd een grove inbreuk op de heersende gewoonten over de opvoeding van de dochters van Javaanse hoofden. Maar verder heeft hij zich toch als een konservatief man doen kennen, maar al te benauwd dat Kartini's emancipatie-ideeën hem zouden treffen in zijn hoog aanzien.
Hij heeft haar beloofd dat zij een opleiding tot onderwijzeres
| |
| |
mocht volgen, als die zou zijn ingesteld. Een eerste voorstel daartoe werd door de Raad van Regenten afgewezen. Toen er later van Nederlandse zijde de mogelijkheid werd geboden tot een opleiding in Batavia en Kartini en een jonger zusje daaraan mochten deelnemen, heeft hij haar uitgehuwelijkt aan de regent van Rembang. Toen kon ook het zusje niet gaan.
De Rembangse regent had drie vrouwen. De raden aju was zojuist gestorven en zo kwam hij om de hand van Kartini. Zij was toen volgens de normen een oude vrijster, en naar haar familie zei een mikpunt van roddel vanwege haar gekke ideeën. Een regent doet, wat des regents is, ‘àlles voor de man, niéts voor de vrouw’.
Een jaar was Kartini te Rembang, toen baarde zij een zoon en stierf vier dagen later. Men fluistert dat zij vergiftigd zou zijn, zoals de vorige raden aju's in die kabupaten. Men zegt doorgaans dat zij gelukkig is geweest te Rembang. Maar zij was vaak ziek, zelfs al direkt na aankomst. In de brieven aan de vriendinnen schrijft ze inderdaad dat ze gelukkig is. Maar ze hoopt op een dochtertje, om aan haar goed te kunnen maken, wat er aan haarzelf ontzegd werd. ‘Haar man en de omgeving’ willen een zoon. Men zegt dat haar vader een jaar na haar van verdriet is gestorven.
Dat Kartini in Rembang gelukkig is geweest, is niet waarschijnlijk. Haar huwelijk betekende het einde van al haar illusies. Juist dat wat haar altijd de grootste angst en afkeer had ingeboezemd, was haar overkomen. Zij had juist niet willen trouwen, niet gedwongen willen worden de zoveelste vrouw van een onbekende oudere man te zijn.
Daaraan was een lange keten diepe teleurstellingen vooraf gegaan. Zij had het liefste schrijfster willen worden (maar zij mocht alleen publiceren over niet-serieuze zaken, de serieuze pasten haar niet), ook gefnuikt werden haar pogingen om arts te worden, accoucheuse en onderwijzeres en verpleegster. Tenslotte vergenoegde zij zich ermee er een schooltje op na te houden voor kleine meisjes van bevriende Javaanse families. Dat was ver beneden haar kunnen.
Hoeveel beter was een studie aan haar besteed geweest dan aan haar dierbare broer Sosrokartono, ook hij hemelhoog geprezen in de Kartini-literatuur. Hij liet zich in Europa fuiven als romantische Javaanse prins, later in Indonesië is hij gestorven als wonder- | |
| |
doener in de reuk van heiligheid, nogal traditioneel.
Kartini daarentegen was goed gemotiveerd om een studie of opleiding nuttig te maken. Zij zou studeren om de Javaanse vrouw en het hele Javaanse volk ‘op te heffen’, niet om te trouwen met een Europeaan (zoals men roddelde), maar om alle Javanen, het overheerste ras, gelijkwaardig te maken aan de overheersende Hollanders. Voor zichzelf koos zij juist westers onderwijs om zich te emanciperen, maar tegelijk was ze zich bewust dat zij Javaanse was en wilde blijven. Zij leefde aan de vooravond van de nationalistische beweging, haar nationalisme had alleen betrekking op Java. Zij zou emanciperen zowel als vrouw en als Javaanse en later zou men wel eens zien!
Zij heeft de Nederlandse kuituur wel eens geïdealiseerd, zelfs De Genestet vond zij mooi. Maar haar kritiek op de Nederlanders in Indië is bijzonder scherp: op het racisme dat zij ondervond in de ‘gelukkigste tijd van haar leven’ op de lagere school, en dat zij keer op keer observeerde in haar omgeving als daar Hollanders en Javanen bijeenwaren. Het gescheld der Hollanders op Java kwetste haar, zij haatte de verschrikkelijke opiumhandel ten bate van de Nederlandse begrotingen, zij doorzag de baatzucht en het winstbejag.
Of haar Javaanse familie, haar moeders en andere familieleden hebben ingezien dat haar pogingen om de adat te doorbreken meer was dan alleen een afkeer van de polygamie der regenten, is de vraag. Als erfelijke adel, bestemd voor hoge bestuursposten, hadden zij hun eigen superieure kwetsbare gevoelens tegenover de heersers. Haar eigen moeder, afkomstig uit een orthodox gezin, zal zeker diep geschokt zijn geweest door Kartini's aanklacht tegen de polygynie, dat geheiligd instituut van de geopenbaarde Islamitische Wet en dus onaantastbaar. Haar andere moeder was misschien even afkerig van westers onderwijs als de hele Madurese adel en velen der Javaanse regenten. Veel begrip hebben zij nooit getoond voor Kartini's ideeën, Kartini is van hen vervreemd geraakt en heeft veel moeite gedaan om de oude vertrouwdheid terug te winnen. Of dat ooit helemaal gelukt is, blijft de vraag. De brieven zijn aan Nederlanders gericht en laten grote delen van haar familieomstandigheden in het duister. Haar brieven cirkuleerden in hoge ambtelijke kringen, de bazen van haar eigen vader en ooms. Wat de één mooi vond, vond de ander maar niets, ‘gila
| |
| |
Barat’ (bezeten van het Westen) zoals men smalend zei in de dertiger jaren van een Indonesiër die te veel vriendjes was met de Hollander.
Er waren in die tijd rond 1900 meer jonge Indonesiërs die dezelfde idealen koesterden als zij, bewuste mannen en vrouwen, aktiever dan Kartini, zoals de onderwijzeres Dewi Sartika. De kontakten met hen waren incidenteel. De korrespondentie met een jonge student werd al weer spoedig verbroken, omdat het niet paste. Verzoeken om bijdragen te leveren aan tijdschriften over belangrijke onderwerpen als onderwijs aan vrouwen en polygamie werden afgewezen op verzoek van haar vader, want dit waren beleidsgevoelige onderwerpen. Zij heeft nooit veel anders kunnen publiceren dan een paar genrestukjes en beschrijvingen van Djaparaas houtsnijwerk. Daar wist zij dan toch weer iets nuttigs van te maken door propaganda te maken voor opdrachten aan de houtsnijwerkers. Maar over het algemeen is zij altijd geïsoleerd geweest van de meest modern denkenden van de jonge Indonesiërs. Wat er in die tijd omging buiten Java, in de zogenaamde Buitengewesten, valt uit haar brieven met geen woord op te maken. Zij heeft zich haar hele leven bewogen in een klein kringetje van ‘ethische’ dames en heren, die rustig vooruitstreefden, welbewust van hun grenzen. Een wereld van hoge ambtenaren in een kolonie. Ieder kende zijn plaats.
Haar brieven zijn uniek, omdat zij zelf beschrijft wat er in haar omging, toen zij in verzet kwam tegen het onrecht vrouwen en zichzelf aangedaan in haar beschermd milieu. Ondanks de konflikten en vervreemding van haar familieleden die na verloop van tijd werden bijgelegd, voelde zij zich altijd aan hen gebonden. Het konflikt in haarzelf was dat zij haar familie en haar Javaanse wereld nodig had, maar dat zij tegelijk werd meegesleept door de westerse ideeën over vrouwenrechten. Bovendien werden haar eigen ideeën over recht op onderwijs sterk gestimuleerd door Abendanon en andere Nederlandse vrienden en vriendinnen.
Zoals zij in de hier afgedrukte brieven beschrijft, is haar opstandigheid als vanzelf in haar opgeborreld, toen zij nog heel jong was. Maar het besef niet alleen te staan, heeft haar daarbij aangemoedigd door te gaan. Haar inspiratrice in haar jeugd was niet het Nederlandse feminisme, maar de Indiase Pandita Ramabai (1858-1922), een vrouwelijke Sanskrit-geleerde, die in 1878 in Calcutta
| |
| |
begon les te geven aan Hindu-vrouwen van hoge kaste om hen te emanciperen. Kartini schrijft over haar: ‘O! ik weet het nog zo goed; ik was nog heel jong, een kind van 10 of 11 jaar, toen ik gloeiend van geestdrift in de krant van haar las. Ik beefde van opgewondenheid: dus niet alleen voor de blanke vrouw is 't mogelijk zich een zelfstandig bestaan te veroveren! - óók de bruine Indische vrouw kan zich vrij, onafhankelijk maken. Dagen lang dacht ik aan haar, en nooit heb ik haar kunnen vergeten’.
Kartini maakte kennis met de Nederlandse vrouwenbeweging door mevrouw Ovink-Soer, de vrouw van de assistent-resident te Djapara. Zij was medewerkster van De Hollandsche Lelie en de schrijfster van de kinderboeken De Canneheuveltjes en van de bundel schetsen Vrouwenleven in de dessa (1900). Aan haar zegt Kartini haar verdere ontwikkeling te danken te hebben, zij noemde haar ‘Moedertje’ en miste haar geweldig na haar vertrek uit het regentschap.
De Hollandsche Lelie was het feministische blad voor dames en jonge dames van gegoede huize. Kartini kreeg een abonnement en plaatste een advertentie, waarin zij verzocht om een pen-friend. Dat werd één van de medewerksters van het blad, Stella Zeehandelaar, aan wie Kartini de meest interessante brieven heeft geschreven. Stella was een femsocvrouw anno 1900: ‘Zij was geheelonthoudster, bovendien ijverde zij voor dierenbescherming, zorg voor zuigelingen en ongehuwde moeders, vaak ten koste van haar eigen belangen. [...] Voorstandster van de modernisering van de vrouwenkleding droeg zij zelf ook de zgn. Reformkleding. Verder was zij overtuigd socialiste. [...] Het was echter kenschetsend voor het karakter van Stella dat zij haar man overheerste en ook wat geringschattend over mannen in het algemeen dacht.’ (Bouman, 1954). Ik zou Stella's brieven aan Kartini graag eens lezen. Wie Door duisternis tot licht leest, moet vooral goed letten op de korrespondentie tussen Kartini en Stella. Kartini is wild enthousiast, geweldig gestimuleerd van emotie en ideaal. ‘Vrijheid, gelijkheid en zusterschap’, zo voelt zij haar vriendschap met Stella. Zij hebben zonder twijfel veel van hun vriendschap verwacht. Maar de indruk die men krijgt uit hun korrespondentie is die van een grote afstand, die niet alleen in zeemijlen is te berekenen.
In de eerste brieven, die hier worden afgedrukt, heeft Kartini heel
| |
| |
wat aan Stella uit te leggen. Juist daarom zijn zij ook voor ons interessant. Maar ook in de eerste brief al schrijft Kartini wat stijfjes en bevangen: ‘Ook heel erg graag zou ik meer van uwe Toynbeeavondjes willen vernemen, evenals van den geheelonthoudersbond, waarvan u zo'n ijverig lid bent. Dit alles hebben wij in Indië niet.’
Nee, in Indië had men weer andere dingen. Toch was het een bijzondere vriendschap, gebaseerd op wederzijds respekt, en op gemeenschappelijke vrouwenidealen. Zij hebben elkaar vele brieven geschreven. Maar Stella heeft niet alle brieven aan Abendanon willen afstaan, slechts 14 van de 20 of 25.
Over Kartini's huwelijk schreef ze: ‘Het leed dat ik ondervonden heb door Kartini's daad was te intens, dan dat het mij mogelijk was daarover te schrijven en nog is mij dit onderwerp te pijnlijk om het aan te roeren.’ ‘Daarin heeft K. haar gehele zijn verloochend. Wie zoals ik gedurende vijf jaar haar gehele zieleleven heeft meegeleefd, die weet veel te goed wat die stap voor haar betekende, die weet dat zij daarmee een harer grootste idealen prijs gaf. Wie zoals zij tot de “geroepenen” behoort mag voor de wens van één niet haar levensdoel prijs geven.’ Ja, maar toch had Stella haar lange brief van afkeuring liever niet naar Kartini moeten sturen, maar naar haar vader, die haar tenslotte heeft uitgehuwelijkt en een andere naar Abendanon die haar nog niet zo lang daarvoor met klem had ontraden, eigenlijk verboden, om naar Holland te gaan voor haar opleiding tot onderwijzeres.
Die opleiding was mogelijk geworden door het socialistische echtpaar Van Kol. Zij, Nellie, een schrijfster, haar man parlementslid. In de Tweede Kamer heeft hij voor de komst van Kartini en haar zuster gepleit, waarbij hij Kartini's idee vertolkte dat door onderwijs de polygamie zou verdwijnen. Het werd de Van Kol's niet in dank afgenomen. Abendanon, die vaderlijke ethische vriend van Kartini, verbood haar op aandrang van het gouvernement naar Nederland te gaan (de Van Kol's, zo keurig, waren denkelijk te links), omdat zij toch in Indië van groter nut zou kunnen zijn, juist ook door haar inzet voor het onderwijs aan de Javaanse vrouwen. Het was een argument waarvoor Kartini heel gevoelig was. Erger nog was dat men haar te verstaan gaf, dat zij in haar pleidooien voor onderwijs het woord ‘polygamie’ niet meer mocht gebruiken. Zij moest dat maar voor zich houden om geen aanstoot te geven.
| |
| |
Weer een illusie vervlogen.
Moet hier de Islampolitiek van C. Snouck Hurgronje in gezocht worden? Het is niet onwaarschijnlijk. Zowel Snouck als Abendanon waren zonder meer voorstanders van westers onderwijs voor de Indonesiërs, als hoeksteen voor hun emancipatiebeleid. Het was ook Snouck's mening dat de Islam vanzelf zou veranderen door de grotere invloed van het Westen op de moslims. Hij zal het niet prettig hebben gevonden, dat iemand zich in Nederland de weelde veroorloofde openlijk kritiek te hebben op de polygamie. Men mocht wel proberen moslems te veranderen, kritiek op de Islam zou echter averechtse gevolgen hebben. Overigens was hij het zeker eens met haar; in 1911 schreef hij: ‘Wie wil medewerken aan de vorming van enige honderden meisjes van Java ( ), die mag zich vleien met de gegronde hoop, later als vrucht van zijn werk het monogame leven op Java als het normale in de Inlandsche wereld erkend te zien, en Javaanse ouders ernstig te zien arbeiden aan de opbouw van het leven hunner kinderen.’ Dat idee is de erfenis van Kartini.
De problemen waarmee de vrouwen worstelen in Hilda van Suylenburg, emancipatieroman van C. Goekoop-de Jong van Beek en Donk (1ste druk 1897), lijken op die van Kartini. Het citaat dat Virginia Woolf geeft in Three Guineas van een negentiende eeuwse Engelse: ‘I don't know if I ever revealed the fact to you that being allowed to learn German was all the paid-for education I ever had. £2,000 was spent on my brother's. I still hope not in vain’, zou op Kartini's huid geschreven kunnen zijn. Gemeenschappelijk had zij ook met de Nederlandse feministes van gegoede huize het ideaal te mogen werken, om als ongetrouwde vrouw onafhankelijk te zijn van de familie.
Maar ongetrouwd zijn was in Indië en is in Indonesië iets abnormaals, strijdig met de norm. Men trouwt. Zij haatte de polygame huwelijkstoestanden. Maar als zij Nederlanders heeft horen spreken van ‘bigamie's kanker’ moet zij zich toch ook weer gekwetst hebben gevoeld, omdat een Hollander dat zei over hen, de Javanen. Hollanders zijn vaak onuitstaanbaar hypokriet en betweterig. Zij hebben uiteindelijk van Kartini de voorvechtster gemaakt van hún onderwijsideaal en zo is Kartini bekend geworden in binnen- en buitenland. Niet onterecht. Haar nota voor de minister van koloniën, getiteld Geef den Javaan opvoeding! (1903) is een
| |
| |
uitstekend geschreven pleidooi. Het is opgenomen in Door duisternis tot licht.
De Indonesiërs zullen de polygamie niet afschaffen binnen afzienbare tijd. Zij wilden niet in 1937 en veertig jaar later waren zij ook zeer afkerig van afschaffing. Het is nog steeds een diskreet en gevoelig onderwerp. Kartini's eigen meningen over de netelige kwestie worden op de jaarlijkse herdenkingen niet gememoreerd. Men prijst haar verdienste voor het onderwijs. Maar honderd jaar na haar geboorte is nog 60 tot 70% van alle vrouwen en meisjes in haar land analfabeet. Dat vindt ze vast niet goed.
| |
Literatuurlijst:
Raden Adjeng Kartini, Door Duisternis tot Licht, gedachten over en voor het Javaansche volk van -, bijeengegaard en uitgegeven door Mr. J.H. Abendanon, 's Gravenhage 1911. De vijfde druk is herzien, uitgebreid en ingeleid door Elisabeth Allard (Amsterdam, Nabrink, 1976). Een Engelse vertaling verscheen in New York, 1921, met een voorwoord van Louis Couperus. De laatste herdruk van deze Letters of a Javanese Princess verscheen in Kuala Lumpur, Oxford University Press, 1976. Een Franse vertaling, Lettres de Raden Adjeng Kartini: Java en 1900, choisies et traduites par Louis Charles Damais, (...), Paris-La Haye, Mouton, 1960. De eerste vertaling in het Indonesisch verscheen in 1922, de laatste, van mevrouw Sulastin Sutrisno, in 1979. Vertalingen zijn ook verschenen in het Sundanees (1930), Javaans (1938) en in het Japans (1955).
Bibliografisch materiaal over Kartini is te vinden in de vijfde Nederlandse herdruk en in Claudine Salmon, Essai de bibliographie sur la question féminine en Indonésie, Archipel 13 (1977), pp. 29-32. Hierin wordt o.a. niet genoemd E. Du Perron, Kartini en Djajadiningrat, Groot-Nederland 1938 No. 1, pp. 70-74, waarin hij haar onontwikkelde literaire smaak en haar schrijfstijl kritiseert, ‘de hijgende-hart-toon van de Hollandsche Lelie, die zij met zo roerende en ridikule verering las...,’ maar ook met waardering voor ‘Kartini, die innemend is, eenvoudig, precies, en zelfs goed schrijft waar zij feiten meedeelt (...).’ Vermeld dient ook: Cora Vreede-de Stuers, Kartini en De Hollandsche Lelie; emancipatie-idealen in Nederlands-Indië, Sociologische Gids 1976 No. 2, pp. 70-77.
Belangrijke biografische gegevens geven ook de andere artikelen van mevrouw Vreede die in Salmon zijn te vinden en H. Bouman, Meer licht over Kartini, Amsterdam, Paris, 1954.
De belangrijkste biografieën zijn uiteraard in het Indonesisch versche- | |
| |
nen: Pramudya Ananta Tur (de beste Indonesische schrijver, pas onlangs na een vijftienjarige gevangenschap uit het concentratiekamp op het eiland Buru ontslagen) Panggil aku Kartini sadja, Djakarta, 1962, twee delen. De meest recente is van Sitisoemandari Soeroto, Kartini, sebuah biografi, Jakarta, Gunung Agung, 1977. Deze biografie had ik graag besproken, maar het leek me beter in een overzichtsartikel de reeds lang vervlogen herinneringen aan Kartini terug te roepen voor een wat breder publiek dan het kleine wereldje van Nederlandse Indonesianisten.
|
|