het bos. De sneeuw blijft daar vaak tot ver in juni in groezelige hopen tussen de sparren liggen. Een zwaar en slaapwarm lichaam rilt wanneer de luchtstroom als koud water in de hals van het nachthemd loopt en twee porseleinblauwe ogen kijken afkeurend naar twee obstinate tepels.
Zij zit daar zo stil onder de boom en hoort het keukenraam met een klap dichtslaan, maar als ze haar oren tot het uiterste spitst kan ze toch nog de onderdelen van de ontbijttafel horen: het doffe metalen geluid van het cacaoblikje, het schelle kristal van de kaasstolp, de valse klank van het zilveren schaaltje.
‘Nu is het twee uur en nu zeg je nog niks! Is het je bedoeling dat we vannacht helemaal niet slapen, alleen maar omdat jij in een slecht humeur bent?’
Ze zwijgt om de boekvink niet te storen die gracieus en waardig van het ene kiezelzaadje naar het andere stapt. Net was hij nog gevangen in de schaduw van de boom, waardoor het stralende blauw van zijn nekveren extra opviel. Nu spant hij zijn rode vest in de zon - en vliegt plotseling op, geschrokken van de beweging als ze onbewust haar hand optilt naar haar haar. Ze krabt haar hoofdhuid met raspende nagels en ziet misnoegd een regen van witte roos neerdalen op de donkere katoenen rok die ze meteen met driftige slagen begint af te borstelen. Dan gaapt ze uitvoerig.
‘Nee zeg, hou daarmee op! Val nu niet in slaap! Dan is alles weer goed als we wakker worden - is dat je bedoeling? O nee. Het is wel erg makkelijk om maar in jezelf te vluchten en te gaan zitten kijken alsof je Jahwes schrift op de muur ziet en er geen rekening mee te houden wat ik voel, hoe ik misschien wel reageer...’
‘Nee. Alleen maar stil. Stil, stil, stil, STIL! Probeer je me gek te maken? Of ben je alleen maar zo vreselijk laf dat je niet kunt beslissen of je wilt gaan of blijven?’
Dat lijkt wel een koekoek diep in het bos... Dat wil zeggen, het kan een koekoek zijn maar het is eigenlijk alleen een onbepaald geluid dat haar irriteert door de klagende monotonie, door eeuwig dezelfde soort roep die om antwoord vraagt. Maar nu is de vogel blijkbaar van boom veranderd want het is duidelijk te horen dat het een koekoek is: het zachte wiegende hoorngeschal dat anders altijd verstomt in de hooitijd.
De roep van de koekoek lijkt een teken van vertrek: meteen begint de stilte te wijken en wordt doorbroken, het dunne zegel van de dag