Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
CARAN-conferentiebundel 4. Vierde CARAN-conferentie Aruba 22, 23 en 24 november 2017 (2018)

Informatie terzijde

Titelpagina van CARAN-conferentiebundel 4. Vierde CARAN-conferentie Aruba 22, 23 en 24 november 2017
Afbeelding van CARAN-conferentiebundel 4. Vierde CARAN-conferentie Aruba 22, 23 en 24 november 2017Toon afbeelding van titelpagina van CARAN-conferentiebundel 4. Vierde CARAN-conferentie Aruba 22, 23 en 24 november 2017

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.06 MB)

Scans (4.31 MB)

ebook (4.73 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
tijdschrift / jaarboek
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

CARAN-conferentiebundel 4. Vierde CARAN-conferentie Aruba 22, 23 en 24 november 2017

(2018)– [tijdschrift] CARAN-conferentiebundel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

11. De toekomst van het Nederlands op de UA
Door Kitty Groothuijse (Universiteit van Aruba)

Er zijn al veel interessante lezingen gepasseerd de afgelopen dagen, waarvoor hartelijk dank namens de organisatie. Ik wil ik nu graag kort ingaan op de toekomst van het Nederlands hier op de UA. Maar voordat ik dat doe, wil ik enkele punten ter overweging met u delen, zo u wilt uitgangspunten.

 

Het onderwijs volgt de samenleving. Ik wil niet verzanden in een mirror or mold-discussie, want natuurlijk heeft het onderwijs ook een vormende werking richting samenleving, maar ik ga ervan uit we gevoeglijk mogen aannemen dat de samenleving de keuze voor een of meerdere talen bepaalt en dat het onderwijs in deze een volgende rol heeft. Met andere woorden het onderwijs past zich vanzelfsprekend aan bij de keuzes van de samenleving. De toekomst van het Nederlands als instructietaal zal m.i. dus in hoge mate afhankelijk zijn van de keuzes die de samenleving hier op dit eiland bewust of onbewust maakt.

 

Bij oppervlakkige beschouwing vertoont dit eiland evenveel overeenkomsten met een Amerikaans protectoraat als met een voormalige Nederlandse gebiedsdeel. Je moet wel stekeblind zijn om niet te zien dat de rol van het Nederlands in de Arubaanse samenleving alsmaar minder prominent wordt ten faveure van het Engels. In ieder geval is dat het geval op de UA. Als instelling voor hoger onderwijs zijn we inmiddels van een eentalig instituut een tweetalig instituut gegroeid, waarbij ook hier de rol van het Engels prominenter wordt ten koste van de rol van het Nederlands

 

Een ander uitgangspunt, dat voor mij even vanzelfsprekend is, is dat taal sociale status heeft en geeft. Dat geldt niet alleen in een meertalige context, maar in een meertalige context vallen de verschillen sneller en beter op.

Uit gesprekken met collega's die hier langer wonen dan ik komt naar voren dat in de afgelopen decennia de status van het Spaans op Aruba sterk veranderd is. Was het 25 jaar geleden nog ‘chique’ om te pronken met een grootouder uit Zuid-Amerika en ‘elegant

[pagina 92]
[p. 92]

Spaans’ te spreken, in de loop der tijd verloor het Spaans deze status. Een van de mogelijke verklaringen is de influx van Spaanstalige laagbetaalde arbeidskrachten uit Zuid-Amerikaanse landen die aan het werk gingen in het toerisme en in de bouw. Deze migratiegolf heeft wellicht een rol gespeeld bij de statusverandering die het Spaans op ons eiland heeft ondergaan.

 

Persoonlijk ervoer ik vooral aan het begin van mijn leven hier op Aruba. Het lukte me bijna niet om mijn op een cursus geleerde Papiamento in de praktijk te oefenen, omdat mijn Nederlandse accent ertoe leidde dat gesprekspartners meestal aangaven ‘graag hun Nederlands te willen oefenen’. Waarop de conversatie, die ik begonnen was om nu eindelijk eens mijn Papiamento te oefenen, veranderde in een conversatie in het Nederlands waarbij ik de gesprekspartner hielp met het vergroten van de woordenschat in het Nederlands.

 

Dat het met de actieve beheersing van het Papiamento en mij nog steeds niet echt klikt, mag u overigens wijten aan een drukke baan en zeker niet aan een gebrek aan belangstelling voor de taal.

 

Van Eric Mijts mag ik het niet zeggen, maar voor mij heeft het Papiamento de potentie om uit te groeien tot een wereldtaal, want hoewel iedere taal een ‘creoolse taal’ is, is het Papiamento is een prachtige mix van de wereldtalen Portugees, Spaans en Engels en een niet onbelangrijke andere Europese taal die we kennen als het Nederlands, en heeft het daarnaast nog enkele elementen van de taal die in Kaap-Verdië werd gesproken in een tijd waarop we nu met afgrijzen terugkijken.

 

Dan wil ik nu graag ingaan op de situatie op de UA. Onze oudste faculteit, de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, opgericht in 1988, leidde tot voor kort een eenzijdig Nederlandstalig bestaan, omdat het Nederlands - hoewel sinds 2003 al niet meer alleen de enige officiële taal van Aruba, een overheersende rol speelt in het rechtsdomein van Aruba.

 

Een nog steeds te ontwikkelen UA-taalbeleid is gestoeld op 3 pilaren: beroepsmatige, academische en maatschappelijke relevantie van de vier (of eigenlijk 3) talen die een (hoofd)rol spelen in de Arubaanse samenleving. Die talen zouden dientengevolge ook een belangrijke rol binnen de UA moeten hebben. Op dit moment zijn de officiële voertaal en instructietaal het Nederlands en het Engels, Papiamento speelt een hoofdrol in

[pagina 93]
[p. 93]

wat ik voor het gemak de wandelgangen noem, en meer en meer als ‘vertaaltaal’ in de colleges voor studenten onderling.

 

Daarnaast is uitgangspunt van het taalbeleid dat de keuze van (zwaartepunten) in taalbeheersing in andere talen is voorbehouden aan de verschillende opleidingen. De reden daarvan is dat die keuzes vooral pragmatische keuzes zijn, ingegeven door de behoefte van het werkveld van de betreffende opleiding. Als instelling voor hoger beroepsonderwijs kunnen we het ons immers niet permitteren om het werkveld te negeren.

 

Op de Financieel Economische Faculteit, die als tweede faculteit werd opgericht in 1994, zien we evenzeer die sterker wordende nadruk op het Engels. Engels wordt in grote delen van de wereld vereenzelvigd met de ‘taal van het zakendoen’ en Aruba vormt daarop geen uitzondering. Sterker nog: nog steeds komt ruim 85% van de toeristen die ons eiland bezoeken uit de VS en Canada en is onze economie grotendeels afhankelijk van het toerisme, dus als ergens op de wereld het Engels zich snel verspreidde en verspreidt, dan is het op Aruba.

 

Sinds 1998 kent de UA dan ook een volledig Engelstalige Faculty for Hospitality & Tourism Management, waar op dit moment naast Engels als voer- en instructietaal alleen vreemde taalonderwijs in het Spaans wordt verzorgd.

 

Bij de oprichting van de jongste faculteit van de UA, de Faculty for Arts & Science in 2010, heeft vooral de academische pilaar een rol gespeeld. Daarom werd gekozen voor het Engels als voer- en instructietaal voor de 2 opleidingen OGM en SWD waarmee deze faculteit startte. De uitwisseling met kennisinstituten in de regio en de wens om regionaal studenten te interesseren voor deze opleidingen waren daarbij de belangrijkste overwegingen.

 

Dat al binnen enkele maanden na de oprichting door het werkveld de wens te kennen werd gegeven om van het Engels als exclusieve voer- en instructietaal af te stappen, valt te wijten aan de eerdergenoemde beroepsmatige en maatschappelijke pilaar; het werkveld op Aruba noopte tot het heroverwegen van de ondergeschikte of afwezige positie van het Papiamento, het Nederlands en het Spaans bij deze twee opleidingen.

 

Het uitgangspunt van autonomie van de verschillende opleidingen, als het gaat om keuze voor voertaal en instructietaal,

[pagina 94]
[p. 94]

wordt ondersteund door de invoering van een nieuwe organisatiestructuur binnen de UA. Naar het zich nu laat aanzien zal de bestaande faculteitsstructuur voor een groot deel verdwijnen en zal de UA binnenkort nog slechts twee faculteiten kennen: een nieuw te vormen faculteit voor Duurzaamheid en een faculteit ‘Humanities’, waar alle huidige opleidingen van de UA onder zullen ressorteren.

Dit maakt de speelruimte voor differentiatie binnen de opleidingen waarschijnlijk groter, terwijl we tegelijkertijd de ruimte vergroten voor individualisering (verbreding/specialisatie) van studenten, onder meer door het invoeren van een major-minorstructuur. Die structuur zal ook gevolgen hebben voor differentiatie op het gebied van taalbeheersing.

 

Daarom ligt een grotere differentiatie van het taalaanbod op opleidingsniveau voor de hand, naast de al genoemde verbeterde afstemming op de ‘taalbehoefte’ van het werkveld van de opleiding.

 

Zoals Juana Kibbelaar adviseerde, proberen we bij het aanbod van taalonderwijs complementair te zijn om overlap bij het aanleren van communicatieve vaardigheden te voorkomen en om onze ‘onderwijstijd’ zo efficiënt mogelijk te gebruiken.

Om u een voorbeeld te geven: bij de modules Engels bij de FEF zetten we veel sterker in op het overdragen van schriftelijke vaardigheden, brieven schrijven, rapporten samenstellen, terwijl bij de modules Nederlands meer nadruk ligt op mondelinge vaardigheden, zoals presenteren, verkoopgesprekken en intervisie.

 

In een presentatie over de UA mag informatie over onze studentenpopulatie natuurlijk niet ontbreken. U hebt de cijfers van Aruba al gehoord. Bij de UA is het percentage moedertaalsprekers in het Nederlands ongeveer even hoog als eilandbreed, maar wij zien een kleine oververtegenwoordiging van Spaanstalige moedertaalsprekers en we een groeiend aantal studenten met Kantonees of Tagalog als moedertaal.

 

U begrijpt het, met Nederlands en Engels als instructietaal, zijn onze studenten supervertalers, die over het algemeen veel beter scoren dan Google Translate.

Ik probeer weleens met hen te discussiëren over hoe ze Nederlandse taalboodschappen verwerken. Dat gaat via ‘hulptalen’: van Nederlands naar Papiamento via Spaans of

[pagina 95]
[p. 95]

Engels, afhankelijk van moedertaal, of via twee hulptalen, waarbij bekende idioomelementen uit de moedertaal helpen bij het begrijpen en produceren van taalboodschappen, maar soms ook als stoorzender optreden.

Een student mailde onlangs: ‘Ik worrie niet met dat, juf’. Op mijn vraag of hij zeker wist dat dit Nederlands was, gaf hij me gelijk en mailde dat het ‘Ik worrie me niet met dat’ moest zijn, volgens hem.

Wat me toch ook weer enigszins opluchtte, want er was iets blijven hangen van mijn college waarin ik de functie en plaats van het wederkerig voornaamwoord probeerde uit te leggen.

 

Soms gaat het ook al met zaken die ik als vrij gemakkelijk inschatte mis. Op de vraag: hoe gaat het met je? Antwoorden veel studenten ‘ongeveer’.

Soms ontbreken bekende idioomelementen om de juiste vertaling te maken, zoals het geval is bij het verschil tussen ‘als’ en ‘of’, waarvoor in het Papiamento hetzelfde woord (si) wordt gebruikt. Everdiene Geerling van Stichting NOB liet ons gisteren al prachtige voorbeelden zien van taalgebruik door meertaligen.

Ik heb tijdens de vorige CARAN-bijeenkomsten al mijn bewondering uitgesproken voor onze meertalige studentenpopulatie; als eentalig geboren en getogen type kan ik alleen maar zwijgen in bewondering over zoveel genialiteit. Het volgen van onderwijs op hbo/wo-niveau in een taal die niet je moedertaal is, is mijns inziens een krachttoer van formaat. Overigens laat dit onverlet dat dit een krachttoer is die overal op de wereld door grote groepen studenten wordt volbracht.

 

Inmiddels zijn er al vele pleidooien gepasseerd voor het versterken van moedertaalonderwijs en meertalig onderwijs. De tijdgeest is er rijp voor. In februari bezocht de Canadese taalkundige Thomas Ricento Aruba en hij refereerde aan eigen onderzoek onder oorspronkelijke bewoners van Canada, wier moedertaal sterk onder druk staat en aan een onderzoek naar de revitalisatie van Maori-talen in Nieuw-Zeeland en het positieve effect hiervan op de leerprestaties van kinderen van oorspronkelijke bewoners.

Ik refereer in dit verband ook graag aan onderzoek dat Mijts et. al. deed op St. Eustatius. Ik begreep gisteravond tijdens het diner dat de praktijk iets weerbarstiger is maar daar is ongewoon snel het politieke besluit genomen om het Nederlands als instructietaal in het basisonderwijs te vervangen door Engelstalig (moeder)taalonderwijs.

[pagina 96]
[p. 96]

Zelf verdwaalde ik tussen twee studies midden jaren tachtig bij het Centrum voor Dialectkunde in Nijmegen. Daar werd in die tijd nog met grote stelligheid geconstateerd in een tussentijdse rapportage van een longitudinale meting dat de moedertaal verstorend werkt op de succesvolle onderwijsdeelname van tweetalig opgevoede Friese kinderen. Nu zou de conclusie ongetwijfeld een tegengesteld karakter hebben: het te vroeg en eenzijdig aanbieden van een tweede taal - en zeker als die zich vermomt als eerste taal - werkt sterk verstorend op een succesvolle deelname aan het onderwijs in die tweede taal.

 

De invoering van het Fries heeft geleid tot een meetbare vermindering van de ‘leerachterstand’ onder Friestalige kinderen. Het leidde overigens ook tot een veelal in de openbaarheid gevoerde discussie over de wenselijkheid van moedertaalonderwijs. Gelukkig speelt deze discussie op ons eiland geen rol van betekenis. Ik zeg gelukkig, omdat het de invoering van moedertaalonderwijs vereenvoudigt.

 

Nu hoor ik u denken, maar hoe verhoudt zich de versterking van moedertaalonderwijs zich tot de wens tot internationalisering van wetenschap en mondialisering van iedere wereldburger?

 

Herbert Marshall McLuhan was degene die in 1967 het begrip global village introduceerde en hij heeft toen ongetwijfeld niet voorzien wat de gevolgen zouden zijn van een digitale samenleving voor die global village. Het woord digitaal moest volgens mij toentertijd nog uitgevonden worden en we spraken met ontzag over computer-mainframes van ettelijke zalen groot. Dezelfde computer zouden we nu eerder een ‘telraam’ noemen.

 

Maar de cultuurfilosoof McLuhan voorspelde ook al het onvermogen om het effect van de komst van nieuwe communicatiemiddelen te voorspellen. Alleen in retrospectief kan de mens begrijpen wat de message is die het medium brengt.

 

Dat brengt mij op een van de zaken die onderwijs zo ingewikkeld maken. We leiden op voor de toekomst, maar kunnen alleen in retrospectief naar die toekomst kijken. Met andere woorden: we gebruiken kennis uit het verleden om onze studenten op hun toekomst voor te bereiden. We zagen daar tijdens deze conferentie een mooi voorbeeld van tijdens de lezing Sjoerd Kuyper.

[pagina 97]
[p. 97]

En natuurlijk kunnen we dit niet los zien van de vraag: Waarvoor leiden we nu eigenlijk op? Die vraag is door deskundiger mensen dan ik al enige malen aan de orde gesteld tijdens deze conferentie, maar ik wil hier nog kort aanhalen dat we tegenwoordig bij het talenonderwijs opleiden voor zogenaamde integratieve vaardigheden. Deze zijn afgeleid en uitgebreid beschreven in het Europese Referentiekader (ERK), de Nederlandstalige interpretatie van het Common European Framework of Reference for Languages (CEFR) en wie bekend is met deze materie weet dat de diverse vaardigheden tot op zeer gedetailleerd niveau worden beschreven.

 

Dit staat nog los van de indicatoren voor het gewenste taalniveau. Waar de leek graag zekerheid ontleent aan termen als B1 en B2 (en wij het als taaldocenten onze collega's proberen makkelijk te maken door boterzachte indicatoren als vaststaande waarheden te presenteren), is het een heel ander verhaal om vast te stellen waar we nu precies op doelen met onze onderwijsinspanningen. Want wat toetsen we nu en op welk niveau? Het is een bijna niet te beantwoorden vraag, waar te veel details slechts voor een schijn-objectiviteit zorgen.

 

En wat te denken van de dalende belangstelling voor taligheid? Er is al vele malen over gesproken tijdens deze conferentie: onze samenleving lijkt steeds ‘visueler’ te worden. Hoewel de generatie voor mij ook klaagde over een dalende taalvaardigheid en sprak over ‘taalverruwing onder de jeugd van tegenwoordig’ - lijkt me dat er op dit moment toch echt sprake van een trendbreuk met het verleden is. Met dank aan de veelgeroemde digitalisering. Deze leent zich immers veel meer voor visuele boodschappen dan voor volledig talige boodschappen, hoewel het een natuurlijk niet zonder het ander kan. Een plaatje zegt nu eenmaal veel vaker meer dan woorden.

Zeker als de boodschap binnen het culturele paradigma van de ontvanger valt en dit respecteert. Cultureel paradigma is mijn vertaling van cultural bias. De correcte vertaling zou eigenlijk culturele vooringenomenheid moeten zijn, maar dat klinkt zo bevooroordeeld, dus ik houd het graag bij cultureel paradigma.

 

Om u een recent voorbeeld te geven: onlangs oefenden de eerstejaars wiskunde een luistertaak van het examen CNaVT met als thema energiebesparing thuis door de gemeente Gendt in Vlaanderen. Dat de ‘Gemeente Gendt’ niet direct landde, is begrijpelijk, maar onze studenten moeten ook iets langer

[pagina 98]
[p. 98]

nadenken over het minder verwarmen van je huis (want waarom doet men dat ook weer) en over het aantrekken van een wollen trui (wol? Trui?). Toen kwam de isolatie van de zolder ter sprake (waar zit dat in een huis?), en dat je de kelder kunt gebruiken om etenswaren koel te houden. En de studenten hoorden dat ze 20 euro konden besparen op de waterrekening als ze korter of samen gingen douchen. U begrijpt het: hilariteit, maar vooral onbegrip alom.

 

Het is eveneens al aangehaald tijdens deze conferentie: We groeien zo langzamerhand naar een meerderheid NT2- en NVT-sprekers binnen het Nederlands. Wordt het misschien eens tijd om enkele vereenvoudigingen door te voeren in de taal om het deze groepen iets gemakkelijker te maken?

Dus nu ik u toch spreek, meneer Bennis, ik heb ik nog wat verzoekjes van onze studenten. Met een grote meerderheid van stemmen hebben mijn studenten me gevraagd u te verzoeken om het onzijdig lidwoord te schrappen, want waarom is het ‘het bedrijf’ en ‘de onderneming’, terwijl het toch dezelfde dingen zijn? En waarom is het de opdracht en het rapport, terwijl ‘dit opdracht’ net zo goed klinkt als ‘dit rapport’?

En wat te denken van die apostrof bij meervoudsvorming van zelfstandig naamwoorden, eindigend op een klinker? Logisch, totdat die klinker een Y is. Dan moet je ook kijken naar de letter die ervoor staat. Als dat een medeklinker is, zoals bij baby, dan wordt het baby's. Maar als het een klinker is, zoals in essay, dan wordt het essays, zonder apostrof.

En als u dan toch bezig bent, kan dan ook die verwarrende regel over de toevoeging van een ‘e’ aan het bijvoeglijk naamwoord veranderd worden? Want wat is er nou logisch aan een mooi huis, als het anders altijd het mooie huis is, het groene gras en de logische taalopbouw? Dat is eigenlijk ook een verzoekje van mij, meneer Bennis, want ik krijg het mijn studenten nauwelijks uitgelegd.

 

Ik wacht ondertussen op de komst van een chip waarmee we de in onze onderarm ingebouwde pc kunnen programmeren in welke taal we denken en/of spreken...

Die, als we een ‘anderstalige’ ontmoeten ons niet alleen in staat stelt om elkaars taal te spreken maar die ons ook in staat stelt om ons daadwerkelijk te verplaatsen in de ander. Om zijn culturele paradigma tijdelijk te kopiëren en zo werkelijke communicatie tot stand te brengen. Met twee tikjes achter ons linkeroor wordt onze cortex en frontaalkwab tijdelijk ‘gereset’ naar de taal en

[pagina 99]
[p. 99]

cultuur van onze gesprekspartner en met een klein klapje achter ons rechteroor keren we terug naar moedertaal en ‘moedercultuur’.

 

Mocht de mensheid zich voor die tijd niet opgeblazen hebben, dan voorzie ik wereldvrede en tot die tijd dank ik u hartelijk voor uw aandacht.

Bronnen:

Albury, Nathan John. Defining Maori language revitalization; a project in folk linguistics. Journal of Sociolinguistics, v20, 3, juni 2016, 287-311.
 
McLuhan H. Marshall. The making of the typographic man. University of Toronto Press (1962).
 
McLuhan H. Marshall. The medium is the massage: an inventory of effects. Bantam Books NY (1967).
 
McLuhan H. Marshall. War and peace in the global village. Bantam Books NY (1968).
 
Ricento, Th. (red). Language policy and political economy; English in a global context. Oxford University Press 2015.
 
Van der Silk, F, Driessen, G. & De Bot, K. Thuistaal en taalvaardigheid in het basisonderwijs. Gramma TTT, Tijdschrift voor Taalwetenschap, vol. 8, nr. 2, 119-144. Nijmegen University Press, 2000.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • over Caribisch deel van het Nederlandse Koninkrijk

  • over Aruba

  • over Suriname


datums

  • 22 november 2017

  • 23 november 2017

  • 24 november 2017


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Kitty Groothuijse