tamelijk belachelijke houdingen worden voorgesteld: de Paus is een slaperige grijsaard, de Koning van Spanje en zijn gevolg bewegen zich op een schip waarvan de slingeringen hen bij iedere stap dreigen te doen vallen, enz...
Knoping en ontknoping van het drama geschieden volgens een providentieel plan, maar de Voorzienigheid volgt uiterst ingewikkelde en bizarre wegen, zij volgt de kronkellijn van talrijke en onvoorzienbare gebeurtenissen, die evengoed toevallige spelingen van het lot konden zijn, zodat ook de ongelovige zich helemaal thuis kan voelen in het universum van Claudel. Nochtans is dit een katholiek universum, waar alles, zelfs de zonden, ten goede keren voor wie God bemint en waar uit alle wanorden tenslotte de orde wordt geboren.
In ‘France-Observateur,’ een politiek-links orgaan, spant ook P.H. Touchard zich in om die waarden in het Claudeliaans toneel te belichten, welke voor de ongelovige vol betekenis zijn. Hij wijst vooral op de diepe eenvoud der personages, die door elementaire instincten worden bewogen, fataal zondigen en fataal worden gered, en die Claudel, in tegenstelling met de jansenistische Racine, nooit veroordeelt. Het is opvallend dat in dit overzicht van de oordelen, die over persoon en werk van Claudel werden uitgesproken, die over zijn persoon vaak strenger zijn dan die over zijn werk. Deze onvergelijkelijke schepper wordt meer dan eens voorgesteld als een verfoeielijk schepsel, vol heftigheid, onbegrip en hoogmoed.
Nochtans komt het ons voor dat men de mens van zijn werk niet kan scheiden en dat men de auteur best begrijpt wanneer men vertrekt van zijn personages omdat zij naar zijn gelijkenis zijn geschapen: wild, primitief, vleselijk, maar zich bewust van die gesteltenissen, en overtuigd dat hen vergiffenis zal worden geschonken omdat God goed is. Claudel is een man die uit landelijke bodem is gegroeid, een ‘terrien’: hij heeft het geloof van de landelijke mens, dat oerkrachtig en primair geloof van de boer, met ook diens praktische zin en doortrapte slimheid.
Dat zij die hem er een verwijt van maken dat hij zovele aandelen bezat in de maatschappij ‘Gnôme et Rhône’ zich tevens herinneren dat Voltaire zich een mooi fortuintje heeft vergaard door het uitbaten van een fabriek van zijden kousen en dat Victor Hugo, die in de lijkkoets van de armen naar het Panthéon werd gevoerd, een kapitaaltje heeft samengeschreven dat in hedendaagse munt tientallen miljoenen zou bedragen.
Claudel is heengegaan met de opperste eerbewijzen van een Republiek, wier fundamentele principes van laïciteit en tolerantie hij verachtte en die voorzeker binnen enkele jaren zijn werken zal inschrijven op het programma voor het baccalaureaat, naast die van Bossuet en Pascal.
Bij zijn begrafenis weerklonk niet het Dies-Irae, maar het Magnificat onder de gewelven van de Notre-Dame, ter herinnering aan de namiddag van Kerstmis 1886. Dit lied van dank en zegening was evenwel méér dan een herinnering, het was het heerlijk symbool van Claudels ziel, van zijn