Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 321] [p. 321] Gery Helderenberg D.O.M. Op oude zerken, onder paars van mos waar ijs en roest aan vreet, worm en water - en men vergeet de eigen naam, de klank onaards over de grenzen van de dood - getrokken met passer en lijn leest men dit raadsel van latijn, de drie majuskels, breed en groot. Gebeente ligt hier, nietigheid bij de wilg aan de kerkhofmuur, lichaam dat heeft gebrand in 't vuur der passie, plots dan stierf van spijt, bedolven onder zwaar arduin; eeuwen voorbij waar is 't verlies? de westerstorm stak op en blies de leegheid door van deze tuin. Slaapt er een grijsaard, is 't een kind dat argloos door de boomgaard liep, de knaap die op de merel riep, de vrouw die naderen zag, ontzind de helledans van Jeroen Bosch, de jonge man langs heg en kant die speurend naar de goudfazant hem opjoeg door het bruine bos? [pagina 322] [p. 322] Ligt hier de heer, de rentenier uit 't witte landhuis op de hei, het meisje geurig als de mei, de edeldame in hupse sier?... Men gaat voorbij, de naam is uit, de staatsierok, de waaierpluim, pruiken, juwelen, zand en schuim werden voor 't graf bezit en buit. Ach! onder 't zwarte letterschrift is het de priester die er rust? Hartstochtelijk heeft hij gekust het kruis in 't altaarblad gegrift. Gekleed in zuivere tuniek ligt hier misschien 't heilig skelet nog schoon zoals 't werd bijgezet met oude rustige kerkmuziek. Zie! de drie letters in die tijd gebeiteld in de grauwe steen, de titelprent, elk graf gemeen, zij geven zin en wezenheid aan 't aardse feest van vuur en brood, aan dit bestel van ziel en lijf aan de eenzaamheid van dit verblijf en aan de droefheid van de dood. Vorige Volgende