Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100
(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 474]
| |
[pagina 475]
| |
Na de geboorteIk zal u noemen
zodra ik ontwaak
uit het duister van hem
die mijn pijn regeert,
als ik mijn ogen open
en u bereken
naar uw licht en uw donker,
als ik u naar de tekens
van uw zintuigen duid.
Kind zal ik u noemen
en lachen om uw schreien
en schaterlachen om de pijn
die uw zon is.
Ik draag u over het water,
blindelings over het diepste water,
wetend dat gij veilig zult zijn
zolang ik u noem:
mijn kind,
zolang ik, in nood,
de kracht zal hebben
te bezweren:
mijn kind, mijn kind.
| |
[pagina 476]
| |
BachZo zou de regen zijn
als het regende op de zon,
uren lang als één seconde die duurt.
En mijn gelaat verregend
tot een luistervlak van licht.
Tranen, klaar als het vuur
in zijn uiterste hitte,
zuiver als pijn
boven alle schreien.
En daarom muziek
boven vlees en bloed,
boven onheil en genade.
| |
[pagina 477]
| |
Mijn binnenste gezichtDit bijt mijn ogen uit
tot op mijn binnenste gezicht.
Al moest ik, ik kan niet wenen
zolang het water zich
naar binnen richt
als een geheime regen.
Het licht foltert mijn oog
tot op de naakte zenuwwortel
met hagel en scherpe sneeuw der zon
en overheerst met pijn die zien is
mijn binnenste gezicht.
Is het Uw licht dat ik zie
of het weerlichte wit
van wat niet is?
En ben ik toch blind,
schitterende blinde diepzeevis?
|
|