Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100
(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 484]
| |
Nederlandse letteren
| |
[pagina 485]
| |
't schrijven was beviel haar steeds het best. - Zij sprak haar teleurstelling uit bij de gever van het wondere geschenk en boos antwoordde die, dat zij zo niet over haar eerste gedichten diende te spreken, want zij was toen ‘de stem van het jonge Holland’. Die stem klonk in één der gedichten als volgt: Sint-Theunisbloem, bleek-gele, die 't niet waagt
Te openen uw kelk in 't zonnelicht,
Die slechts de zachte maan toont 't bloemenhart,
U heb ik lief, omdat ge zijt als ik.
Ook mijn hart waagt het niet z'n groot geluk,
Een gouden zon, t' ontvangen, sluit bevreesd
De bevend-bange blaadjes dicht en droomt
Zo, stil, van groot nog niet genoten heilGa naar voetnoot(1).
Reeds vroeger, van zeven jaar af, kende Annie Salomons de aesthetische ontroering om een bengelende klok over een stil Gelders landschapGa naar voetnoot(2). Als kind van acht jaar vertelde zij verhaaltjes aan zichzelf. Dat werd een gewoonte en aldra schreef zij die op in cahiers, die echter niet bewaard bleven. Ook later spon zij, in keuken, tuin of stad, in bad of bed van die verhaaltjes uit, die verhalen werden. En zodra er dan eentje goed in mekaar zat schreef zij het op zoals het onder haar pen voorkwam. Later las zij de tekst over en verbeterde hem zo het nodig bleek, dikwijls moest zij er niets of bijna niets aan veranderen. Meestal was het zo dat het verhaal in haar hoofd zo goed opgesteld was dat het van de eerste keer op papier zijn ongerepte uiting kreeg. In haar jeugd schreef ze meer gedichten dan proza. ‘Die vloeiden toen zo’, vertelt ze. Die ontbloeiden als bloem en blad in 't zonlicht. Wij kunnen, evenmin als zij, beweren dat het toen hoogstaande poëzie was, maar die gedichtjes getuigen van grote gemakkelijkheid in het vorm geven aan algemeen jeugdige amoureusheid en levensmoeheid, zoals in Bloedrode ribes. Nu nog, maar zelden en zoveel zuiverder vloeien er van die introvertiegedichten uit haar pen: vertelt ze. Die ontbloeiden als bloem en blad in 't zonlicht. Wij kunnen, evenmin als zij, beweren dat het toen hoogstaande poëzie was, maar die gedichtjes getuigen van grote gemakkelijkheid in het vorm geven aan algemeen jeugdige amoureusheid en levensmoeheid, zoals in Bloedrode ribes. Nu nog, maar zelden en zoveel zuiverder vloeien er van die introvertiegedichten uit haar pen: Dat ik na zoveel jaar nog eens zou dromen
Van snellen stap op 't gele klinkerpad,
Het driftig voetenvegen langs den schrapper
En dan je sleutel in het sleutelgat.
Je stem, die luide waar ik was zou roepen
En als de deur onstuimig openzwaait
Een vlaag van levenslust en blij begroeten
Zoals de lentewind naar binnen waait.
| |
[pagina 486]
| |
Na zoveel jaar... Ik vouw mijn oude handen
En kijk met dovend oog naar dunnend haar,
Laat niet de oude pijn opnieuw beginnen.
Laat mij berusting en het stil bezinnen
Op eeuwig weerzien in den hemel... Maar
Wie komt nog ooit zó blij mijn kamer binnen?
Hoe werd mijn hart zo week na zoveel jaar?
(Oct. 1952 - onuitgeg.)
Annie Salomons' moeder was katholiek, haar vader niet en zijzelf was het in haar jeugd, zoals zij het uitdrukt, ‘maar matig’. Ze kon de voorschriften van de H. Kerk vervelend vinden. Ze kon in opstand komen tegen de strenge opvoeding van haar vader en moederGa naar voetnoot(1). Ze zocht haar eerste leiding liefst bij H. Swarth, W. Kloos, L. van Deyssel. Ze bewonderde de naturalistische romans van Johan de Meester, hetgeen trouwens een scherpe reactie uitlokte van vader Salomons die duchtig de oren van de uitgever Van Dishoeck trok, omdat hij na het verschijnen van een der werken van J. de Meester, een presentexemplaar ervan naar zijn dochter had gezonden. Hij vergeleek dergelijke boeken bij het opstellen van een minderjarige voor het sleutelgat van een bordeelGa naar voetnoot(2). Annie Salomons was toen 18 jaar oud. Ze zat heel verveeld met de herrie, maar verzocht de uitgever een andere maal haar zulke boeken langs een ander adres te laten geworden. Toch kan Annie Salomons nu vertellen dat zij door God beschermd langs de gevaren van het leven is gegaan zonder er door beroerd te worden. Zij studeerde aan het Erasmiaans Gymnasium en legde daar haar eindexamen af in 1905. In datzelfde jaar kwam haar eerste bundel gedichten uit. Het Letterkundig Museum in Den Haag bewaart van haar een bladzijde met Griekse oefeningen aangevuld met... ‘dichtoefeningen’. Na het Gymnasium studeerde zij de Nederlandse Letteren te Leiden en te Utrecht. Gezien haar letterkundige aanleg moet zij daar geen slechte studente zijn geweest, alleszins indien men de examenuitslagen laat voor wat ze zijn, want zij heeft het nooit over het hart gekregen één examen af te leggen. Voor elk tentamen heeft ze zich vol schrik teruggetrokken. Nu kan zij daarom glimlachen, maar op 't ogenblik zelf is het niet zo aangenaam geweest. Wellicht kon zij daarom in 1913, ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘De Vrouw 1863-1913’, het zo goed stellen met Carry van Bruggen, bij wie zij toen op logies was, en die een universitair gediplomeerde zonder omwegen een ‘hoog-geleerd uilskuiken’ noemde. Waarheid is dat Annie Salomons, toen ze aan de universiteit studeerde, al veel van haar tijd moest besteden aan het verbeteren van drukproeven en het corresponderen met de uitgever, en dat het gemis van een universitair diploma haar opgang niet heeft gehinderd. Tot haar 39 jaar dichtte en schreef ze. Toen meende zij dat haar leven een | |
[pagina 487]
| |
andere richting zou uitgaan, ni. die van de zorgzame en voor haar gezin alleen levende huisvrouw. Zij huwde de zeven jaar jongere advokaat van Wageningen, die later Rechter zou worden in Den Haag. Hij was zo pas onder haar invloed tot het katholicisme overgegaan en wilde dat zijn bruid zich volledig vrij zou voelen om haar intellectueel en artistiek creatief werk voort te zetten. Dat was een dubbele meevaller en ook hier meent Annie Salomons Gods vinger te zien. Wat zij nu aan degelijk katholicisme heeft, zegt zij, kreeg ze van haar man: hij leerde haar de schoonheid en de rijkdom van de godsdienst inzien. Hij heeft haar de beleving en het onderhouden van de kerkelijke voorschriften vergemakkelijkt. Na hun huwelijk trok het paar naar Nederlands-Indië, waar Mr. van Wageningen zelfstandig een cabinet opende te Medan, maar Annie Salomons (zij behield haar meisjesnaam voor haar letterkundig werk) werd er ernstig ziek en in 1928 waren zij voorgoed in Nederland gevestigd. Nederlands-Indië heeft haar weinig prettige herinneringen gegeven, zij voelde zich een bannelingGa naar voetnoot(1), maar wel verzamelde zij er stof voor nieuwe verhalen. Zij schreef ter plaatse: Het huis in de hitteGa naar voetnoot(2). Stukje voor stukje kwam het tot stand. Intussen bleef zij medewerken aan het door haar gestichte maandblad voor vrouwen, Leven en Werken (1916-1939) dat tussen alle vrouwenbladen een heel gelukkige uitzondering uitmaakt omwille van de degelijkheid, de culturele waarde en de medewerking van een aantal vooraanstaande letterkundigen. Aanvankelijk verzekerde zij het redactiewerk samen met Mej. Knappert, een sociale werkster - Annie Salomons is na haar eerste jeugd veel belang gaan tonen voor sociaal werkGa naar voetnoot(3) - maar later is de redactie breed uitgegroeid, evenals het tijdschrift trouwens. Onder anderen behoorde er Nico van Suchtelen toe met wie Annie Salomons nog eens heeft medegewerkt aan De stille lach. Wanneer men de een en twintig jaargangen in haar bibliotheek ziet staan kan men bevroeden welke invloed Annie Salomons op de vrouwen van haar tijd heeft gehad. Toch meent zij dat meer invloed nog is uitgegaan van haar Herinneringen van een onafhankelijke vrouwGa naar voetnoot(4), waarvan het eerste gedeelte reeds geschreven was vóór het Meisje-studente. Dit laatste verscheen bij van Dishoeck in 1907 - in volle studententijd dus - en pas in 1913 kwam het eerste uit onder de deknaam Ada Gerlo. Ondertussen was er na de eerste verzenbundel een tweede verschenen, in 1910, en in 1917 Nieuwe verzen in de Wereldbibliotheek. De Herinneringen van een onafhankelijke vrouw is een document van vrouwelijkheid, ook al vertelt het de geschiedenis van jonge meisjes die de man wilden evenaren in wat beschouwd werd als hun privé-domein: de studie. Men kan zulks begrijpen van de zachtmoedige, zeer fijne, zeer vrouwelijke Annie Salomons. In haar verstardde al evenmin als in de heldin van haar | |
[pagina 488]
| |
‘Herinneringen’ het specifiek vrouwelijke, ook al richtte zij haar activiteit naar het intellectuele, naar wat buiten de huiskring lag; zij bleef open voor de liefde en hield van huishouding. In tegenstelling tot vele anderen is zij er oprecht van overtuigd dat geesteswerk en huishouding elkaar niet tegenspreken, op voorwaarde dat men er van in zijn jeugd kan aan wennen. Dat de Herinneringen van een onafhankelijke vrouw geen autobiografie kan zijn is klaarblijkelijk. Toch ligt er heel wat van het studentenleven van de schrijfster in, maar ook een groot gedeelte van Annie Salomons' zuster die in Sanskriet promoveerde. In al haar boeken, zegt ze, steekt een klein beetje autobiografie. Het overige, en dat is veel, is verzinsel. Mevr. van Wageningen staat heel eenvoudig, zonder aanstellerigheid, tegenover haar werk. Zij praat er over zonder weerbarstigheid, maar ook zonder opgedreven interesse voor eigen persoon. Zij Iaat vrijmoedig blijken dat lof en waardering haar genoegen doen en vertelt over de genesis van haar boeken zoals een moeder over de groei van haar kinderen. Bijna aan elk boek is een verhaal verbonden. Van De oude schuldGa naar voetnoot(1) vertelt ze dat het door Frans Coenen afgekamd werd, en toen schreef zij hem: Als ge eens wist hoe moeilijk het is zelfs een slecht boek te schrijven! Naar het schijnt was toen de cynische Coenen die toch (of dus) een zeer gevoelig man was, helemaal vertederd. Met datzelfde boek had ze al eer gesukkeld. Toen zij er drie hoofdstukken van klaar had wilde het niet meer vlotten. Het leek wel mislukt. Ze liet het liggen en toen ze na maanden het weer opnam en herlas vond ze dat alleen de laatste zin van het derde hoofdstuk fout was. Zij verbeterde die en 't verhaal, dat al zo lang in haar hoofd bestond en uitgewerkt was, ging weer aan 't vloeien, zonder meer onderbrekingen. Haar samenwerking met Nico van Suchtelen aan De stille lach, heeft een andere geschiedenis. Van Suchtelen hield veel van dat boek, zij vindt het niet zo bijzonder. Zij hadden samen het plan opgevat en de rollen verdeeld. Van Suchtelen zou de eerste brief schrijven en zij zou antwoorden, want het zou een roman in briefvorm worden. Na de derde brief was zij er van overtuigd dat dergelijke samenwerking haar niet lag, ze zegde het werk op en stuurde aan van Suchtelen de stof die ze al verzameld had. Hij schreef alleen verder en toen het boek van de pers kwam kende het een goed succes. Hij voelde echter dat hij Annie Salomons misdeelde door alleen zijn naam onder het werk te zetten, maar zij meende dat haar medewerking te gering was geweest en weigerde haar toelating om haar naam te gebruiken. Doch na aandringen van de partner beloofde zij dat in de tiende uitgave haar naam naast die van van Suchtelen zou mogen prijken. Zij dacht eigenlijk dat die tiende uitgave nooit zou komen. Maar ze kwam en Van Suchtelen bracht haar een exemplaar dat in de inleiding de ware toedracht der zaak kenbaar maakte. Uiteindelijk heeft dat Annie Salomons toch wel genoegen gedaan. Van meetaf scheen het onmogelijk geworden voor beide schrijvers hun aandeel in het werk te herkennen. Nico van Suchtelen kon soms delen van | |
[pagina 489]
| |
het boek herlezen en in bewondering geraken. Eens las hij Annie Salomons er een brief uit voor en vroeg haar of zij ook niet vond dat het een meesterwerk was. ‘Maar, zo voegde hij erbij, ik geloof dat het er een van jou is’. Zijzelf heeft in een tentoonstelling van letterkundige curiosa eens schriftvergelijking moeten aanwenden om te weten of een bladzijde uit het handschrift van De stille lach wel degelijk van haar was. En Annie Salomons vertelt voort pretentieloos en; lief. Na haar huwelijk gaf ze nog uit: Liederen van droom en dervenGa naar voetnoot(1), Ballingen, Verhalen uit het verre OostenGa naar voetnoot(2) waarvan ze heel veel houdt, het reeds vermelde Huis in de hitte, Van vrijen tot schreienGa naar voetnoot(3), Een meisje en een jongetjeGa naar voetnoot(4). Ze vertaalde Van het Westelijk front geen nieuws van E. Remarque, schreef een paar biografieën, nl. Eva Lavallière en Elisabeth en Félix Leseur, beide uitgegeven door het Geert Grootegenootschap. Ze werkte mede aan Nederland, Eigen haard, Groot Nederland, De Gids (iets waarover ze terecht fier gaat), de Nieuwe Groene en de Nieuwe Rotterdamse Courant. Buiten haar schrijfsterswerk heeft ze een aantal lezingen en cursussen aan volksuniversiteiten en elders op haar actief, zowel over sociale als over letterkundige onderwerpen. Ook in Vlaanderen is zij vele malen opgetreden en August van Cauwelaert droeg er zorg voor dat zij dan, wat de rol van de vrouw in onze letterkunde betrof, de Vlaamse dames niet zou vergeten, o.a. Mej. Belpaire en L. Duyckers. Zij bekent dat zij die dames niet kende en er niets kan over vertellen wat August van Cauwelaert haar niet eerst had gezegd. Toen Rechter van Wageningen in 1941 stierf liet hij een moedeloze en tot werken onbekwame echtgenote achter. Niets groots meer is nadien verschenen. In 1950 zag een bloemlezing het licht: De ongerepte droomGa naar voetnoot(5). Nu heeft Annie Salomons nog één plan: het neerpennen van herinneringen, omdat men haar dat heeft gevraagd. Ze verschijnen in Maatstaf en zullen hopelijk gebundeld worden. Ze werkt nog alleen ‘op bestelling’. Het werk van Annie Salomons beoordelen komt toe aan hem of haar die het eens in zijn geheel zal bestuderen, gezien in het kader van de literaire en sociale geschiedenis. Zijzelf houdt meest van haar korte verhalen. ‘Ik heb geen lange adem’, meent ze, en als zij haar proza moet karakteriseren, zegt ze, dat het lyrische journalistiek is. Wij willen het daarbij laten, krediet gevend aan de tijd die uitmaken zal of kritiek en lof aan Annie Salomons naar verdienste werden verdeeld. Wij kunnen alleen maar bewonderend staan voor een schrijfster die zo liefderijk beoordeelt wat van anderen is en eenvoudig, zonder pretentie, praat over al wat van haar is. |
|