Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 100(1955)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 513] [p. 513] Reninca Liggend beeld De nacht valt en de dauw valt en zij vallen samen onmerkbaar als verzwegen licht; dalende schaduw, dwalende kristallen vloeien ineen op mijn verkoeld gezicht. 'k Wacht in de weke lucht en wacht en alle bewogenheid gaat aan mijn blik teloor; d'uren als onverhoorde zuchten vallen verloren naast mijn onverstoorbaar oor. Leven is niets dan tot het niet vervallen, even slechts zwijm'len in een zweem van glans. Ook ik lig stil, als aan mijzelf ontvallen eens toen ik danste midden in mijn dans. En in de meinacht sluimeren de dagen, de vlug verzadigde, terwijl ik staar vaster dan het gesternte, zonder vragen terwijl ik waak en wacht zonder misbaar. Soms dralen druppels in mijn marm'ren lokken, diep in de plooien van mijn roerloos kleed; soms zal de nachtegaal in 't lover jokken dat wat ik weet van 't niet ik 't niet meer weet. [pagina 514] [p. 514] 'k Raad hoe wel duizend vleugelen zich strekken, vanzelf in 't ronde spat het eerst' gezang. Mijn leden zullen zich niet eenmaal rekken, niet eens verraden of ik ooit verlang. Gij die voorbijgaat, ga. 't Wezen is henen, uw ogen strelen slechts een schuchter beeld. Daal met het land tot aan de zacht-beschenen schijn-zachte zee. Daar heeft mijn ziel gespeeld. Eens toen zij danste in deez' aardse kringen, spelenderwijze kring na kring verbrak, kon haar de zwaartekracht niet meer bedwingen en vlood zij, vlood... En ik lag wit en strak. In lichte nachten dringt een god'lijk ruisen als haar stem zelf tot mijn voltooidheid door. En ik verstrak nog wijl haar zachte kuise mond als de kosmos weeklaagt aan mijn oor. Vorige Volgende