Gast’ (later ‘De Zonderlinge Gast’ betiteld) en werd het bitter, opzienbarend, werk gecreëerd te Amsterdam door ‘Het Schouwtoneel’ van Jan Musch die de rol van De Gast vertolkte. Terwijl de echo's van die gebeurtenis tot ons doordrongen las Anton Van de Velde te Brussel, door toedoen van de onvergetelijke animator van het katholieke liefhebberstoneel en oprichter van de ‘Toneelbibliotheek’, Z.E.H. Jan Bernaerts, de tekst van zijn ‘Christoffel’ en regisseerde het werk kort nadien.
In beide werken vinden wij ineens driekwart van het practisch programma van het moderne toneel: algemene of hoge begrippen in plaats van anecdotische personages, voortdurende synthese, verzen die de gebeurtenis op een lyrisch plan vertolken, maskers, rhythme, zinnebeeld. De Gast is de figuur met de zeis in zijn jas, de Dood, maar hij verschijnt ook in rok, de medespelers zijn De Man-der-Wet, de schoolmeester, de binders. De personages van ‘Christoffel’ zijn even doorzichtig en universeel: De Blinde Gekroonde, Monseigneur Tourniquet, hofmeester, Pizzicato, kapelmeester aan het Hof, Gummi, lakei, De Geharnaste, Specie, Bekkeneel, Bokspoot, de Schamele, enz. In beide werken heeft fantasia de hemel en de hel geopend voor de dramatiek, weer gebeurt zoals op de middeleeuwse houten tonelen het vertoonde in een ruimte die aarde, hemel en hel bevat en mensen, engelen, dieren, deugden en ondeugden, zintuigen en instincten worden personages. In beide werken grote thema's, met het wrange idealisme van de moderne strever verhaald: in ‘De Zonderlinge Gast’ een schaakspel dat de listen der mensen neerhaalt, een epos van de zeis die maait, heel streng, maar ook rechtvaardig. In ‘Christoffel’, de transcriptie van het oude heiligenverhaal, de reus Christoffel die in de wereld de grootste macht zoekt, de Blinde Koning dient, Bokspoot ontmoet onder noodklok en orgel, strijdt in de gelederen van De Geharnaste maar inziet hoe Bekkeneel machtiger is dan die wereld en hem volgt op vier passen afstand. Maar de hulpeloze is de machtigste, de arme vrouw met kreupel kind op reis naar de plaats waar het genezende Licht is. Christoffel, nu de kreupele in zijn armen, draagt zijn broeder, naast dezes moeder, gaat met hen de hoogte der stralende bergen op, draagt alle smart en alle geluk want hij heeft alle macht in God gevonden.
Zoals in ‘De Zonderlinge Gast’ zijn het verzen in ‘Christoffel’, spichtig, ronkend, vol rozen, anjelieren en distels, Italiaans van tonaliteit, met sterren en vuisten, een dwingende taal, moderne romantiek maar in elk geval dramatische taal. Als men het inventaris zal opmaken van de lyriek van Anton Van de Velde zal men ook een groot declamatiestuk moeten beschouwen, zwaarmoediger dan de opgesomde toneelwerken en als ik mij niet vergis vroeger geschreven, ‘De Vloek’.
Maar het belangrijkste was de bliksem in onze lauwe hemel, ‘Tijl’. Toen het Vlaamse Volkstoneel onder de artistieke leiding van Johan de Meester Vlaanderen deed daveren van wat nieuw, revolutionair en waarlijk grootnationaal was, deden wij onze dramaturgen de onvergankelijke thema's van ons volksleven herwerken. Wij wilden het beproeven, in een tijd van allerlei