Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101
(1956)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 93]
| |
M.A. Jacobs
| |
[pagina 94]
| |
een zeer uitbundig meisje, dat in haar flirtations vrij ver kon gaan en toch erg preuts was. Onmiddellijk kon zij geformaliseerd zijn wanneer het om sexuele of intieme dingen ging, en van dat complex is zij nooit helemaal losgekomen. Zowel als haar broer zegde zij te Amsterdam vaarwel aan haar Joodse godsdienstige praktijken en, zoals in die tijd meest alle onderwijzers, werden zij door de socialistische stroming meegevoerdGa naar voetnoot(1). Aan geen van beiden echter zou deze richting voldoening blijven geven: Carry bekommerde zich al vlug minder om de politiek dan om de algemene cultuur en Jacob-Israël werd weer vurig Joods, ja Zionist. Wie Carry in die tijd heeft gekend, herinnert zich haar als vrij modern meisje, die los en opgeruimd verkeerde in een groep vooruitstrevende jongeren, opgetogen kameraadschappelijk met het andere geslacht omging, en op haar kamer haar vrienden en kennissen vergastte op koffie, natuurlijk! - want die kon ze heerlijk zetten! - maar ook op de gedichten en prozawerken van de Tachtigers, welke ze met haar prettige donkere stem con amore voorlasGa naar voetnoot(2). In die kring leerde ze Kees van Bruggen kennen die ze, na een echt romantische scène, waarvan de Amstel te Amsterdam de naaste getuige was, in 1904 huwde. Men heeft die zg. zelfmoordpoging wel eens te hoog aangeslagen: vanwege Lien de Haan - men noemde ze toen meestal De Kra - komt ons deze daad grotendeels onbedacht voor en ook wel ietsje doelbewust, want zij wist heel wel, zo vertelde ze later aan haar zus, dat ze gered zou worden. Zij sprak een zeer keurige, zelfs literair aandoende taal, zodat haar man haar tot schrijven aanzette. Het lag inderdaad voor de hand, dat zij op die manier hun inkomen zou helpen opvoerenGa naar voetnoot(3). Na hun huwelijk verbleef het paar van Bruggen drie jaar in Nederlands-Indië, waar Kees van Bruggen enig redacteur was van de Deli-courant. Hij trad in functie op 1 juli 1904 en nam ontslag op 13 maart 1907. Carry verbeterde de drukproeven en zorgde voor de boekbesprekingen. Van het Weekblad voor Indië nam Deli-courant een feuilleton over waarmee Carry naar het schijnt, een prijs zou hebben behaaldGa naar voetnoot(4). Nog in Nederlands-Indië verblijvend werkte de schrijfster al mede aan Groot NederlandGa naar voetnoot(5). In 1907 verscheen haar eerste boekwerkGa naar voetnoot(6) en van dan af volgt regelmatig, tot 1927, gemiddeld een boek per jaar. Sporadisch hield zij voorlezingen en later gaf ze cursussen. Voor 't overige werkte zij mede aan een aantal tijdschriften en dagbladen. Naarmate zij publiceerde en voor haar werk plaats veroverde in tijdschriften met naam, zoals De Gids, werd Carry zelfbewuster. De vriendschapsbetrekkingen van beide van Bruggens volgden uiteenlopende wegen, | |
[pagina 95]
| |
zodat uiteindelijk hun huwelijk schipbreuk leed. Het moet geen spelletje zijn geweest met haar gehuwd te zijn. Haar uitgesproken en sterke persoonlijkheid en haar levendige en rijke geest hebben de verstandhouding voorzeker niet vergemakkelijkt. Wat er ook van zij, Carry groeide langzamerhand haar man boven het hoofd, voor wiens letterkundig werk zij niet al te veel eerbied koesterdeGa naar voetnoot(1). Ze wist zich meer begaafd dan hij en zij heeft dit in al haar oprechtheid, en met drang naar eer en roem, niet achter stoelen of banken gestoken. Welk huwelijk zou tegen zulke proef bestand zijn? Welke man heeft ooit geduld dat zijn vrouw in zijn eigen vak, vooral als het om geesteswerk gaat, hem de loef af zou steken? In het boek Een coquette vrouwGa naar voetnoot(2) vindt men de neerslag van Carry's belevenissen in die tijd tamelijk blak autobiografisch weer. Voordien had zij met haar Heleen een in de literatuur van die tijd ongekende richting ingeslagen en opzien gewekt. In de zomer van 1914 ging zij met haar kinderen, Kees en Mopje, te Laren wonen. Toen begon een harde strijd voor de schrijfster en moeder, daar op haar alleen de zorg voor de huishouding rustte. Onder de oorlog werd zij verzocht lezingen te houden voor een aristocratisch publiek dat zich, wegens de internationale toestand niet naar het buitenland kon begeven en dus naar andere ‘vermaken’ zocht. Nu haar alzo de gelegenheid werd gegeven voor een vast publiek het woord te voeren, werd zij hierdoor gestimuleerd om haar kennis, o.a. op wijsgerig gebied uit te breiden en Fr. Coenen heeft haar daar voorzeker in aangemoedigd. Maar het was een grote opgave. Elke week werkte zij een nieuw onderwerp uit. Tevens moest zij elke maand en elke week copij gereed hebben voor de tijdschriften en dagbladenGa naar voetnoot(3). En toen zag men het schouwspel van een buiten alle conventie om zich kledende, bewegende en sprekende vrouw, enorm succes behalend bij een artistocratie à la Beaumarchais die bewonderde wat ze niet begrijpen kon. Noch inhoud noch vorm van die lezingen waren voor deze mensen bedacht, maar de kleine Joodse die men tot geen enkele stand en onder geen enkele categorie kon thuisbrengen, bereikte door haar buitengewoon innemende persoonlijkheid en door haar ongewone welsprekendheid wat anderen met meer wetenschap niet zouden hebben bereikt. En het curieust van al is dat zij haar publiek gedurende drie jaar in haar ban heeft gehouden. Dat Carry van Bruggen haar gehoor nooit woedend heeft gekregen is te wijten aan het feit dat die dames, spijt alle hoofdpijn-gevende voorlezingen, van de kern van de zaak niets hebben begrepen en dat zij door de buitengewone behendigheid en vaardigheid van de spreekster werden meegevoerd en meegesleept. | |
[pagina 96]
| |
Uit die voorlezingen is nadien PrometheusGa naar voetnoot(1) ontstaan, twee compacte volumen van, ten eerste, een zelfbedacht wijsgerig systeem, dat eigenlijk een tot verre einders doorgevoerd pantheïsme is en de pijlers vormt van C.V.B.'s individualisme, en, ten tweede, een geschiedenis van het individualisme in de letterkunde. Hier moet nu wel eerlijkheidshalve worden gezegd dat Dr. H.P.L. WiessingGa naar voetnoot(2) zich vergist indien hij werkelijk meent dat C.V.B.'s filosofie een in vlammende taal gegoten wijsbegeerte zou zijn van F. Coenen, Dr. Fischer of wie ook. C.V.B. is ongetwijfeld autodidact. Daarover zijn velen die haar van dichterbij hebben gekend het roerend eens. Zij heeft natuurlijk naar anderen geluisterd - dat doen wij allen - maar zij heeft klaarblijkelijk een eigen, persoonlijke visie over het wereldgebeuren gegeven, waarvan men wellicht elders elementen vindt, maar waarin men de warme polsslag van de levende Carry erkent. Zouden in tegenovergesteld geval de traditionele wijsgeren haar hebben afgekamd zoals zij het deden? En zouden zij haar steeds voor de voeten hebben geworpen dat zij geen bevoegdheid had? Zou dat systeem van haar zulke karakteristieken kunnen dragen? En waarom zou het dan fouten bevatten die noch Coenen noch Fischer ooit zouden hebben gemaakt? God, neen, C.V.B. is eerlijk geweest tot in haar vergissingen en men begrijpt dat de zeer geringe waardering, die zij ooit van universiteiten en universiteitsprofessoren heeft gekend, haar heeft verbitterd tegen al wat naar een universiteit kon rieken. Dr. Wiessing moet zich om een of andere reden blind hebben gestaard, want volgens onze bescheiden mening heeft hij in zijn artikel ook de persoonlijkheid van Coenen zowel als die van C.V.B. geforceerd. Carry schetst hij als een losbandig en oppervlakkig wezen, al te zeer de aandacht vestigend op het sexuele, en van Coenen geeft hij een beeld dat bepaald niet overeenkomt met wat men van hem in de letterkunde weet. Het is een feit dat C.V.B. zich vrijmoedig en libertijns kon voordoen, maar een feit is ook dat de vriendschap tussen beiden, alleszins in de tijd waarop Dr. Wiessing doelt, 1919, zuiver intellectueel was. In die tijd woonde Dr. A. PIT, Oud-Directeur van het Nederlands Museum voor Geschiedenis en Kunst, en vriend van F. Coenen, reeds enkele jaren te Laren, recht over Carry van Bruggens huis. In haar woning vond de fijne aristocratische kunsthistoricus verzorging. Deze toestand die door vrienden en kennissen volkomen geaccepteerd was scheen blijvend te zijn, toen Dr. Pit in 1920 ziek werd en er onverwacht iets gebeurde dat zowel in strijd leek met C.V.B.'s levensopvattingen als met de aard van Dr. Pit zelf, die, 60 jaar geworden, steeds zo had geleefd dat een huwelijk buiten zijn bekommernissen viel. C.V.B. werd Mevrouw A. Pit. Een echt huwelijk is dat wel niet geworden in de zin waarin men het over | |
[pagina 97]
| |
het algemeen begrijpt, en de oorzaak daarvan lag evenzeer in de vroege veroudering van Dr. Pit als in de mislukte sexuele opvoeding van C.V.B. Zij heeft wegens het in EvaGa naar voetnoot(1) onomwonden uitgebeeld misbegrip op dat gebied ook in haar eerste huwelijk niet gevonden wat zij ervan verhoopte. Hoe zij het dan wel wilde? Men leze Enkele bladen uit Heleen's dagboekGa naar voetnoot(2), dat werkje spreekt dienaangaande klare taal. Dr. Pit nu was niet de man om C.V.B. over haar moeilijkheden heen te brengen en haar boek Eva is daarvan, buiten haar bedoeling om, de beste getuige: het eindigt nl. op een wijze die al even onmogelijk is als het vinden van een oplossing voor C.V.B.'s eigen liefdeleven. Meer nog dan in de overwerking die zij zich heeft opgelegd, moet in deze moeilijkheden, èn in de zorgen om voor haar gezin in de oorlogsjaren bestaansmogelijkheden te verzekeren, de oorzaak worden gezocht van de zenuwzwakte die haar laatste jaren heeft verduisterd. Het moet echter gezegd dat C.V.B. met Dr. Pit een mooie tijd heeft gehad en dat hij op de geestesontwikkeling van zijn vrouw een niet geringe invloed heeft uitgeoefend. Over haar ziekte en dood heeft hij, uit eerbied voor haar persoonlijkheid, de sluier willen werpen. Dat is hem niet helemaal gelukt. Wellicht kan wat volgt het beeld van Carry van Bruggen in de geschiedenis der letterkunde aanzuiveren: zij heeft een zeer sterk slaapmiddel ingenomen, waarvan zij waarschijnlijk de kracht niet kende, en waarvan alleszins haar man niet wist hoe gevaarlijk het was. C.V.B. heeft toen nog acht dagen slapend geleefd en tijdens die slaap heeft zij longontsteking opgedaan. Aan die ziekte is zij gestorven. Met haar ging een veelzijdige, innemende en uitzonderlijke persoonlijkheid verloren. Zij had duizend facetten, zegt Annie SalomonsGa naar voetnoot(3) en het is niet gemakkelijk haar wezen bij benadering te bepalen. Haar werk is voorzeker ongelijk van gehalte; zuiver artistieke boeken liggen naast wijsgerige tractaten, hoogstaande literatuur naast klaarblijkelijk om den brode geschreven rommel, onverholen autobiografie naast zuivere, naar onpersoonlijkheid strevende impressionistische beschrijvingen. C.V.B. kende zelf de waarde van haar werk. Zij had bv. geen eerbied voor haar medewerking aan vrouwentijdschriften of bladzijden voor de vrouw in dagbladenGa naar voetnoot(4). Op de duur gebruikte zij een pseudoniem voor haar minder gave boeken en schetsenGa naar voetnoot(5), die wij kunnen groeperen onder de naam Justine-Abbing-reeks, met inbegrip van Een coquette vrouw. Die reeks staat inderdaad lager dan de Carry van Bruggen-reeks. Ze geven ook de minder mooie kanten van C.V.B.'s wezen weer: het kwaadaardige, het bittere, het verwrongene van haar ziel: zo gaat het in Een coquette vrouw om het einde van haar eerste huwelijk, in Uit het leven | |
[pagina 98]
| |
van een denkende vrouwGa naar voetnoot(1) om haar verbittering tegen degenen die een autodidactisch gevormde, wijsgerige vrouw noch een plaats gunnen in de maatschappij noch een erkenning op wetenschappelijk gebied. In Het verspeelde levenGa naar voetnoot(2) neemt zij eenvoudig wraak over de verpleegsters die Dr. Pit gedurende zijn ziekte in den Haag hebben verzorgd. In Een kunstenaar Ga naar voetnoot(3) keert zij zich tegen de polygamische natuur van de man en de aan zijn kunst alles offerende kunstenaar. Heel anders, en letterkundig veel zuiverder zijn Heleen en Eva, de tragische weergave van haar eigen gespleten zieleleven dat, spijt al haar blijmoedigheid en meeslepende geestdrift, spijt al haar oosterse spontaneïteit en uitbundigheid in de uiting van haar oplaaiende gevoelens, toch tragisch bleek te zijn en dat ook tragisch is geëindigd. Deze werken slaan dieper in dan de wel zeer fijne en artistiek mooie verhalen over kinderen zoals Het huisje aan de slootGa naar voetnoot(4) en AvontuurtjesGa naar voetnoot(5). Prometheus, de Grondgedachten van PrometheusGa naar voetnoot(6) en Hedendaags fetischismeGa naar voetnoot(7) gaan een andere weg op, die van de wetenschappelijk denkende en uit eigen weten opbouwende geest. Dat deze boeken critiek oogstten is begrijpelijk, het tegengestelde zou verwondering wekken en voor C.V.B. wellicht een nederlaag hebben betekend, want eervoller was het voor haar dat kwaad werd gesproken dan dat zou worden gezwegen. Wat vroeger en tussenin verscheen is kleiner van formaat, ook al bevat het duizend mooie bladzijden. Zelfs het zo druk gelezen De verlateneGa naar voetnoot(8) behoort niet tot C.V.B.'s beste werk; omdat het nog enigszins een toegeving betekent aan de smaak van de tijd en niet zuiver is ontbloeid aan het wezen zelf van de schrijfster. Geheel apart staat echter Enkele bladen uit Heleen's dagboek, een in lyrisch proza gegoten gemoedstoestand van zuivere vrouwelijkheid. Ook de brochure Vaderlandsliefde, Menschenliefde en OpvoedingGa naar voetnoot(9) verdient de aandacht, omdat zij de welsprekendheid van C.V.B. laat blijken op een algemeen menselijk terrein. Over die welsprekendheid worden wonderen verteld. Zegde Frans Coenen niet dat men zoiets maar eens in zijn leven de kans kreeg te horenGa naar voetnoot(10) en Mej. Mr. M.-A. TellegenGa naar voetnoot(11) drukt nu nog haar verbazing uit over de lenigheid waarmede C.V.B. haar zinnen met tussen- en | |
[pagina 99]
| |
nevenzinnen steeds tot een goed einde bracht. In deze brochure leren wij meteen C.V.B. als theoretiserende opvoedkundige kennen, en tevens als godsdienstig gerichte ziel die - wie zou het verwachten - een hoge opvatting had van de Christus-figuur, en die in het Christianisme de beginselen zocht voor de morele handelingen van de mens. Wij kunnen met haar beginselen op maatschappelijk gebied niet instemmen, maar wij moeten de zuivere opvatting bewonderen die zij heeft van een aantal christelijke deugden als de nederigheid, de liefdadigheid, de offerzin, enz. Het is waar dat haar Joodse opvoeding een substratum vormt voor dergelijke beschouwingen. Dat ‘Jood-zijn’ is nochtans een van de elementen geweest die haar leven hebben verbitterd. Niet dat haar ras haar alleen lijden zou hebben gegeven. Zo eenvoudig is het niet. Tegenover de niet-Joden voelde zij er zich door vernederd; tegenover haar rasgenoten echter voelde zij zich aan hun lot verbonden. Zij heeft op aandoenlijke wijze over hun feesten en godsdienstige ceremoniën geschreven, maar ook ontmoet men talloze malen in haar werken de vernederde, de onrechtvaardig behandelde en de tegen het religieus formalisme opstandige Jood. Op een schrijnende wijze kan zij hun leed weergeven en men vraagt zich af of haar bittere uitlatingen de goede manier zijn om het lijden van en het medelijden met het volk, dat zij nochtans op gebied van godsdienst heeft verlaten, af te reageren. Het komt ons inderdaad voor dat C.V.B. steeds de verkeerde middelen gebruikte om haar ziel te bevrijden. Haar wraak tegen de verpleegsters, haar uitdagingen tegen de universitair gediplomeerden, het pijnlijk onderzoek van eigen ziel in zake liefdeleven, al zoveel pogingen tot zelfbevrijding die geen uitkomst gaven. C.V.B. heeft tot het einde geworsteld tegen het minderwaardigheidscomplex van het meisje dat uit een arm gezin stamde, en uit een Joodse familie dan nog wel, en van de vrouw die in een tijd waarin de diploma's voor de vrouwen een nooit gekende aantrekkingskracht bezaten, met haar stoer verstand toch maar een onderwijzerstitel behaalde. Deze zijn drie bekers met gal gevuld: arm zijn, Jood zijn, en, spijt alle inspanningen, op intellectueel gebied door de gevestigde wetenschap niet worden erkend. Voegt daarbij de moeilijkheden op sexueel gebied, en U heeft het stramien van C.V.B.'s zieleleven. Aan dat stramien werd na de Prometheus niet verder meer geweven en het borduurwerk dat het vullen moest, volgde een patroon dat zich in honderd verschillende vormen eeuwig herhaalde. C.V.B. heeft zich in enkele jaren breed en bewonderenswaardig vlug ontwikkeld. Nadien is zij niet meer gegroeid en heeft zij zich in de op eigen krachten gevonden opvattingen ingegraven. Eigenaardig is wel dat een paar groepen van werken in haar oeuvre groeiende series vormen, zoals van Enkele bladen uit het dagboek van Heleen, over Heleen, naar Prometheus; van Van een kindGa naar voetnoot(1) over Het huisje aan de sloot, naar Avontuurtjes. | |
[pagina 100]
| |
Maar Heleen, het eerste hoogtepunt, wordt door Eva, het laatste hoogtepunt, wel geëvenaard, niet voorbijgestreefd, en dàt is tekenend voor C.V.B.'s wezen. Zij was een ‘Streberin’ die het hoogste heeft bereikt van wat zij, gezien de omstandigheden, kon benaderen. Zij heeft niet alleen haar eigen leven naar de hoogte gevoerd, maar ook aan anderen de weg gewezen, hetgeen niet aan iedereen wordt gegeven. Het is nutteloos te vragen wat zij zou zijn geworden indien zij aan een universiteit zou hebben gestudeerd. Zou zij die algemene èn gespecialiseerde vorming ten einde hebben gebracht zonder in de specialisatie te versmachten, een specialisatie die heel waarschijnlijk alleen van haar sympathie of antipathie voor de professor zou hebben afgehangen? Het is nutteloos te vragen wat C.V.B. zou zijn geworden indien zij niet uit een arm gezin was geboren, of indien zij niet Jood was geweest. Zou haar angst voor de toekomst van haar kinderen, zou haar onmaatschappelijke houding tegenover vaderland, overheid en godsdienst andere paden hebben gevolgd? Zou ze minder bitterheid hebben gekend? Zou ze rustiger zijn geweest? Zou haar gespletenheid tot eenheid zijn geworden? Wel krijgt men lust om te vragen wat C.V.B. zou zijn geworden, indien ze man en niet vrouw ware geweest. Het feminisme hield haar belangstelling niet gaande, omdat zij een sterke persoonlijkheid bezat, die zichzelf kon zijn, zonder steun van anderen, van een beweging en dies meer. Zij was een bewuste vrouw zoals men er niet zo heel veel vond, alleszins niet in haar tijd, en vóór haar nog minder, toen middelbaar en hoger onderwijs voor de vrouwen nog vrijwel gesloten tuinen waren. Al is C.V.B. niet feministe, toch komt zij uit voor de rechten van de vrouw, en voorzeker zou zij dat hebben gedaan ook indien zijzelf niet een vrouw ware geweest. Heeft zij niet de beginselen van het socialisme verdedigd zonder tot de partij te behoren? Heeft zij niet een christelijk getinte ethiek gepredikt zonder christen te zijn? Haar belangstelling ging uit naar algemene cultuur en geestesontwikkeling, en zij verloor daardoor haar vrouwelijkheid niet. Het wil ons voorkomen dat zij, zo zij man ware geweest, zou hebben gedaan als haar broeder J.I. de Haan, die na zijn onderwijzersdiploma te hebben behaald de Rechten heeft gestudeerd en een puik specialist is geworden in de rechtskundige significa. Zij zou gemakkelijker haar arme Joodse afkomst hebben kunnen overwinnen en zij zou aanvaard zijn geworden, ja zelfs met fouten en vergissingen in haar systeem, door al degenen, en ze zijn talrijk, die de persoonlijkheid bij de man waarderen, maar ze in de vrouw niet lijden kunnen. |
|