Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101 (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 101

(1956)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 509]
[p. 509]

De laatste ronde

Kerkhof der Vlaamse kunst

 
Op Bert Leysen
 
 
 
Die kist? Och dat is niets. Ik was op 't end
 
de veel te kleine studio's gewend.
 
 
 
Antoon van der Plaetse
 
 
 
Geen flaminganten, geen hoger streven!
 
Hoe moet ik hier openluchtspel geven?
 
 
 
Op Frans van Immerseel
 
 
 
Ik was getekend. Het bleef niet duren.
 
En ik mocht mijn kat niet sturen.
 
 
 
Op Albert Westerlinck
 
 
 
Hier ligt Westerlinck,
 
buiten westen
 
maar nog flink.
 
 
 
Op Bert Peleman
 
 
 
Vrienden, het is in kruiken en kannen:
 
Lucifer bakt nog alleen Pelemannen!
 
 
 
Op dezelfde
 
 
 
Die Styx
 
is niks.
 
Had ik nu maar
 
een Scheldebaar!
 
 
 
Op Valeer van Kerckhove
 
 
 
DIT moet gij u realizeren:
 
deze man kan zich niet verweren.
 
 
 
Op Hubert van Herreweghen
 
 
 
Ik ben van Herreweghen.
 
De dood? Ik ben er tegen!
 
 
 
Op Aster Berkhof
 
 
 
Ach, past er
 
Aster
 
Berkhof
 
een kerkhof?
 
 
 
Op een schrijver wiens naam
 
door weer en wind is uitgewist
 
 
 
Na jaren schrijft hij thans geen verzen meer.
 
Heer, wij leggen ons bij Uw Wijsheid neer.
 
 
 
Op een West-Vlaming
 
 
 
Rodenbach mee us!
 
(En Bachus!)
 
 
 
G. Durnez

Vijftig jaar

Als je vijftig bent, heb je de vijfzevenden van een normaal leven achter de rug. Ik heb echter de indruk dat ik nog niet de tweezevenden van mijn werk heb verricht. Je loopt achter de tijd aan met de geheime hoop, dat je nog de gelegenheid zult krijgen om de boeken te schrijven, waarvan de onderwerpen in je leven, maar de alledaagse verplichtingen verhinderen dat je er klaar mee komt. Je pent nu en dan enige bladzijden neer en het duurt zo lang voor je met het geheel gedaan kunt krijgen, dat het je niets meer zegt vóór het zo ver is. Dan leg je het onvoltooide werk opzij, om aan iets anders te beginnen. Toen de storm van enige dagen geleden over de streek uitgewoed was, lagen veel onvolwassen vruchten onder de appelen perebomen. Nu weet ik reeds dat er heelwat nooit tot volle wasdom zal kunnen komen.

Zelfs het werk dat af is, bevredigt niet als men het herleest. Proeven verbeteren is

[pagina 510]
[p. 510]

mij altijd een zware karwei geweest. Je onthoudt weinig van wat je geschreven hebt; dikwijls ben je verwonderd en gegeneerd, als iemand je een vroegere uitspraak in herinnering brengt. Je hebt dat gedacht, ongetwijfeld, want het staat nog in je hersens geprent, maar je wist niet meer dat je het ooit onder woorden had gebracht. Mijn verschenen boeken lees ik slechts, als er een herdruk van uitgegeven wordt. Dan zie ik in hoe onrijp en stuntelig ze zijn en ik begin ze opnieuw te schrijven. Ik durf ze anders niet uit mijn handen laten gaan. Zo bestaan er twee teksten van ‘Het Leven drijft’, ‘Mannen van de Straat’ en ‘Het heeft geen Belang’. Twee teksten zelfs van de jeugd-boeken ‘Ik wil een dappere Kerel zijn’ en ‘Alle Vreugd is eindeloos’.

Iemand vraagt mij van welk werk ik het meest houd. Ik heb geen voorkeur. Ik zie het allemaal als een geheel, als de eerste aan-rollende golf van een zee. Ieder boek, verhaal, gedicht of drama, zou op zichzelf vol-maakt moeten zijn. Het zou daarom verder van zijn schrijver af moeten staan en in zichzelf alles moeten bevatten, zoals een gave, goede vrucht, waarvan men genieten kan zonder aan een boom te denken.

Heb je iets onderhanden? Het vorig jaar heb ik vier bedrijven van een drama geschreven, waarin Tiberius Gracchus de hoofdrol speelt; het vijfde is niet tijdig klaar gekomen, om het handschrift in te zenden voor een prijsvraag die door de provincie West-Vlaanderen uitgeschreven werd. Ik heb enige hoofdstukken van een roman over de laatste oorlog en van een tweede over een arme jongen, niet veel verschillend van andere arme jongens uit Vlaanderen in de tijd toen ik een jongen was. Ik zou de geromanceerde geschiedenis van mijn voorgeslacht, waarvan ‘De Eer van ons Volk’ één deeltje was, verder willen schrijven. Tussenin maak ik soms een gedicht.

Wat ik het liefste doe? Ik ben zo ver gekomen dat ik graag werk, om het even waaraan. Dat is een teken van ouderdom, beweert men weleens. Ik lees iedere avond, als ik vrij ben, een paar uren; de zaterdagmiddag werk ik in mijn tuin en als ik er 's zondags een halve dag uitkan, rijd ik naar een bos. De zee zegt mij niet zoveel. Maar onder de oude, lieve bomen van mijn jeugd, waar de tijdeloze dingen zijn, voel ik mij in mijn natuurlijke omgeving. Daar zie ik ergens een bescheiden, witgekalkte woning staan, met stokrozen tegen de gevel en veel bloemen er omheen. Daar zou ik nog eens voldoende tijd willen krijgen, om te mijmeren en na te denken, voor het laatste zevende van dit aardse leven is verbruikt.

A.D.

Liber amicorum

Twee rozen
Voor Mevrouw C.B.

Het is november, maar ik heb twee rozen, ontroerend broze, in een bruinstenen kruik; nog botten zijn het, maar het groene luik gaat open onder druk van wat komt blozen. Het is november, maar ik heb twee rozen waarin ik al de weelden van de zomer ruik, saam met de hovenier, na aarzelen, gekozen, betoverd voor een kleine serrestruik, wijl buiten al wat bloeide lag bevrozen, de zomer zelf gevangen in een kruik. Het is november, maar ik heb twee rozen, twee kinderen, twee blonde, schuldeloze, twee botten, die gaan open als mijn rozen, ontroerend broze, in een bruinstenen kruik.

H.v.H.

Andre Demedts en de eenzaamheid

Toen ik, meer dan dertig jaar geleden, persoonlijk met André Demedts kennis maakte, na een lange briefwisseling waarin wij onze intiemste verwachtingen prijsgegeven hadden, toen wist ik reeds dat een duurzame vriendschap ons in dezelfde rangen zou plaatsen. Hij was mij komen afhalen aan een klein West-Vlaams station en beiden fietsten wij toen, door de rustige avond, naar Sint-Baafs-Vijve, het dorp waar hij geboren werd en waar hij op de afgelegen hoeve, aan de zijde van zijn vader, als jonge boer op het land werkte. Het kwam mij voor of deze hoeve aan het einde van de wereld lag, te midden van een bloeiende, maar nog ruwe natuur. Die avond spraken wij lang over onze verwachtingen en onze

[pagina 511]
[p. 511]

twijfels en soms was er een lange stilte tussen de vraag en het antwoord, want in deze stilte lag de ontroering die nooit uitgesproken wordt. En die nacht, in het vreemde bed, lag ik te luisteren naar het geklaag van een hond, die naar de sterren huilde. Zijn geklaag verbrak de bijna ondraaglijke stilte rond de afgelegen hoeve op de weidse vlakte: een eenzaamheid zonder einde, aan de verste grens van de wereld, te midden van de bloeiende, nog ruwe natuur. Het was diezelfde eenzaamheid die mij in de eerste verzen van Demedts zo diep getroffen had en die de grondtoon zou blijven vormen van heel zijn werk.

Al getuigde zijn eerste bundel ‘Jasmijnen’ dat Demedts aanvankelijk sterk de invloed onderging van het romantisch expressionisme, in zijn tweede bundel ‘Geploegde aarde’ zocht hij opnieuw aansluiting bij de traditie. Hierdoor won zijn poëzie aan verdieping en verruiming, de vorm werd vaster, soberder en strakker en ook zijn stem ging mannelijker en krachtiger klinken. Van zijn romantische vlucht naar het land van de sterren, keerde hij terug naar deze wereld, waarin de mens zijn eeuwige strijd te strijden heeft. Maar al wil hij het leven aanvaarden, al pantsert hij zich tegen het leed, al verlangt hij er naar te sterven als een held, de droefheid om al het vergankelijke stijgt als een water in hem omhoog. Daarom zoekt hij de eenzaamheid en het zich moederziel alleen gevoelen, om er de laatste, de diepste gronden van het leven te onderkennen. Deze gekwetste weemoed is in zijn laatste bundel ‘Vaarwel’ een donker smachten geworden naar de dood, een smartelijke worsteling tussen droom en werkelijkheid, tussen stof en geest.

Diezelfde motieven vormen ook de ondertoon van de romans en de novellen waarin André Demedts gestreefd heeft naar de ontraadseling van het tragisch lot van de mens in deze eenzame wereld. Zij zijn het spiegelbeeld van een door de eenzaamheid gefolterd mens, die er zich echter, in het licht van onze bestemming, telkens weer opnieuw van bewust wordt dat in deze eenzaamheid het geluk, de adel en de grootheid van de mens verborgen liggen.

 

P.G.B.

Intellectueel en volksmens

Mijn vriend, de schrijver, beklaagt er zich over dat zijn werk niet voldoende gewaardeerd wordt en dat hij, nadat hij een ganse morgen heeft geschreven, van zijn vrouw moet horen: Wanneer gaat ge nu ook eens iets doen? Toen mijn vriend vorige week het tuinpad opharkte, stak zijn buurman het hoofd boven de haag en riep hem toe: Aan 't werk vandaag? Nu ziet ge goed wat ge doet... Die aanmoediging krijgt mijn vriend nooit als hij mijmerend over de tuinpaden loopt of op de bank een boek zit te lezen. Menigeen koestert een zeker wantrouwen tegenover de intellectueel en tegenover het abstracte theoretiseren waarvan het resultaat niet gemakkelijk te meten valt. Voor velen is de intellectueel te gecompliceerd, men meent dat hij poseert en dat hij dingen vertelt waaraan hij zelf niet gelooft. Dat de seizoenen elkaar opvolgen, dat de vruchten groeien en dat de dieren en de mensen zich vermenigvuldigen, zijn integendeel oeroude, vaststaande en vertrouwde waarheden. Maar ook de intellectueel schuwt vaak zijn eigen kaste. Als men met hen wil samenwerken, ondervindt men pas hoe ze elkaar wantrouwen, oordeelt Denis de Rougemont. Toen Emmanuel Mounier, de stichter van ESPRIT, die zovele zwaarwichtige studiën heeft gepubliceerd en wiens vrienden en bekenden bijna allen tot de intellectuele stand behoorden, gemobiliseerd werd, schreef hij over de soldaten van zijn compagnie in een van zijn brieven aan zijn vrouw: De braves types dans l'ensemble; pas un intellectuel: ça soulage... Het zelfportret dat hij in ‘Mounier et sa Génération’ van de intellectueel ontwerpt, getuigt ook van een zekere zelfkritiek:

‘Ik ben een intellectueel. Dit brengt een aantal tics en misvormingen met zich. Ik zal er me wel voor wachten te menen dat ik daarvan bevrijd ben. Doch vaak gedenk ik dankbaar mijn vier grootouders uit de boerenstand; alle vier waren zij echte boeren wie de aarde aan de schoenen kleefde, die om drie uur opstonden en een stuk worst tussen de vingers hadden. Ik gevoel mij, wat mijn inwendig leven betreft, vreemd tegenover mijn GENS, als GENS, maar als ik mijn heil zoek in valse lieftalligheden of als ik mijn toevlucht neem tot een hoogdra-

[pagina 512]
[p. 512]

vende stijl en mij tot allerlei zwenkingen leen of als ik in het onderwijs een verschrikkelijke “esprit de sérieux” vertoon, voel ik hoe een grootvader in mij reageert, hoe zijn kracht in mijn aderen stroomt, hoe de lucht van zijn velden mijn longen zuivert en een grote dankbaarheid welt in mij op.’.

Ook Antoine de Saint-Exupéry vertoefde gaarne onder de eenvoudigen. Hij leerde meer bij hen dan in de grote salons waar de literatoren over hun artificiële problemen kwamen praten. In zijn ‘Lettres de Jeunesse’ schrijft hij: ‘De mensen uit de hoge kringen zeggen: we hebben grote problemen besproken. Ik houd daar niet van. Maar ik houd van mensen die dicht bij het leven staan omdat ze voor zichzelf en voor hun kinderen moeten zorgen en omdat zij moeite hebben om de twee eindjes aan elkaar te knopen. Zij weten zeer veel. Gisteren heb ik op de tram een vrouw met vijf kinderen ontmoet. Zij leerde die kinderen veel en ook ik haalde nut uit haar lessen. Maar de mensen uit de hoge wereld hebben mij nooit iets geleerd.’

En hoe heeft de Saint-Exupéry in zijn ‘Pilote de Guerre’ de vriendschap en de solidariteit met de eenvoudige wapenmakkers van zijn eskader niet verheerlijkt!

Waaraan moet men bij de intellectueel dit verlangen om met eenvoudige mensen contact te zoeken eigenlijk toeschrijven? Voelt hij misschien dat hun wijsheid hem de nodige ‘sens cummun’ moet schenken of hem moet behoeden in gevaarlijke extremen te vallen? Niet alle intellectuelen kennen dit verlangen... Toen ik vorige zomer in het Engadin rondzwierf, kwam ik in Sils-Maria, een klein dorpje bij de Silser-See. Omdat Nietzsche daar verbleven had, kreeg de hele omgeving voor mij een andere betekenis: dit brede water, de grootse bergen daarrond en het zonlicht dat door de zware wolken kwam priemen, alles droeg ertoe bij om in de omgeving die ‘heroïsche idylle’, dit ‘metaphysisch landschap’ te ontdekken, die Nietzsche er sinds lang in gezien had. Toen ik evenwel in het dorp rondkuierde, deed ik een ontmoeting die nog lang in mijn herinnering zal blijven. Ik ontmoette een oude, verweerde man die vroeger nog berggids was geweest en die de enige inwoner van het dorp was die Nietzsche nog gekend had toen hij tussen 1881-1888 in Sils verbleven had. ‘Ja Nietzsche’ zei de man ‘ik kan hem mij nog goed voorstellen. Het was een grote zonderling. Bij goed of slecht weder: steeds liep hij rond met een grote, roze regenscherm. Hij leefde zeer teruggetrokken en sprak vrijwel met niemand in het dorp. Dus toch... Maar hij is waanzinnig gestorven...’

F.C.

 

Aan deze Laatste Ronde werkten mede: Gaston Durnez, André Demedts, Hubert van Herreweghen, P.G. Buckinx, Frans Claessens.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gaston Durnez

  • André Demedts

  • Hubert van Herreweghen

  • Pieter G. Buckinx

  • Frans Claessens