en de verdere evolutie van hun onderlinge verhoudingen behoren tot de aangrijpendste bladzijden van de roman. Aanvankelijk wil Gratian zich vóór alles niet laten doorgronden. Hij wil een gemeenzaamheid delen waarvan hij alleen de diepere gronden kent. Langzamerhand echter heeft de jeugdige nieuwsgierigheid en de eerlijke onstuimigheid van zijn zoon hem zo ontroerd, dat hij hem het boek ter hand stelt waarin hij zijn leven heeft opgetekend. Volgt dan: een eigenaardige mengeling van mededogen, afkeer en bewondering, de herkenning en de geleidelijke toenadering. Beiden worden verliefd op het Griekse meisje Galene. Gratian staat haar bereidvol af en wordt zo gereinigd van schuld en vrees. Thans blijkt hoe zijn angst voor het vaderschap slechts de keerkant was van een gewettigde argwaan tegenover de ruwheid en de trots van zijn eigen hart. Dat ‘ergens ter wereld een hart klopt uit de kracht van het zijne’ kan hem nu pas met vreugde vervullen.
‘De man op Asteri’ is een ongewoon volwassen boek. Zowel de mediaal-klassieke stijl als de handige compositie zijn getekend door een vakkundige ernst en een diepzinnige levenswijsheid. Andres' psychologisch doordringings-vermogen is genuanceerd en verhelderend. Als weinige zijner tijdgenoten vertoont hij begrip voor het droomleven van zijn helden. Hij gelooft in de voorafbeeldende en revelatieve betekenis van de droom. Hij heeft de angst doorleefd voor zijn dreigende, symptomatische zin. De droom is hem een obsessie geworden. Misschien raken we hier meteen zijn zwak punt. Te vaak moeten droombelevenissen de bewuste activiteiten van de romanfiguren schragen en verbinden.
Echt modern is Andres' aandacht voor het ambivalente van de menselijke hartstochten. Hij wordt er door in staat gesteld het kindervrees- en het schuldmotief steeds opnieuw in te weven en de teweeggebrachte spanning tot de laatste regel levendig te houden. Wat niet belet, dat men zich kan afvragen of sommige bladzijden functioneel gezien niet overbodig zijn. Er moet echter worden toegegeven, dat dergelijke bladzijden meestal een zichzelf verantwoordende esthetische waarde hebben.
Het voornaamste bezwaar dat men zou kunnen inbrengen, is, dat hij de opduikende problemen teveel woordelijk aanduidt, liever dan ze door de naakte feiten te suggereren. Maar misschien is zo iets eerder een kwestie van temperament. De auteur schijnt er nu eenmaal op gesteld zijn wereldbeschouwing, zijn persoonlijke levensvragen, twijfels en verworvenheden merkbaar en soms zeer bewust in te lijven. Een dergelijke werkwijze biedt trouwens ook voordelen voor wie er zich met het nodige engagement toe bekent. Bij Andres beantwoordt ze aan een typisch germaans, wijsgerig en religieus streven naar een geheimzinnige harmonie tussen de stof en het bovenzinnelijke. Steeds zichzelf blijvend in de avonturen van zijn personages, confronteert hij zijn persoonlijke mythe met de dreigingen van het noodlot. Het monumentale resultaat van die confrontatie behoort ongetwijfeld tot het indrukwekkendste van wat tijdens de laatste twee decennia in Duitsland geschreven werd.