| |
| |
| |
Engelse letteren
Werk van Angus Wilson
door Maurits Engelborghs
In The Craft of Letters in England, een recent symposium van ongelijke waarde, wordt door één van de medewerkers, Francis Wyndham, ééns te meer naar de jonge romanschrijvers geïnformeerd. Het is een vraag, die in de Engelse critiek van de laatste jaren herhaaldelijk gesteld werd, en niet zonder reden. Inderdaad, namen als L.P. Hartley, George Orwell, Charles Morgan, Joyce Cary, Graham Greene, Elizabeth Bowen, Henry Green, Philip Toynbee, Evelyn Waugh, en zovele andere zijn overbekend, maar die bekendheid hadden ze meestal reeds vóór of ten laatste tijdens de oorlog verworven. In de jaren onmiddellijk na de oorlog, tussen 1945 en 1950 is geen enkele nieuwe romanschrijver naar voren gekomen, die met één van de zoëven terloops geciteerde kan worden vergeleken. Het is pas sedert 1950, dat er nieuw leven begint te komen. Waarom eerst dàn, is een vraag die hier, of om 't even waar ten andere, moeilijk kan worden beantwoord. Na de diepgaande ommekeer, die de oorlog en de invoering van de ‘Welfare State’ in Engeland hadden teweeggebracht, waren wellicht enige jaren van stabilisatie van het sociaal en cultureel leven nodig, eer nieuwe romanschrijvers er zich voldoende thuis zouden in voelen om er waardevol scheppend werk te kunnen uit voortbrengen. Maar dit is klaarblijkelijk slechts één reden onder een massa andere en meer ingewikkelde. Eén ding staat vast: dat na 1950 enkele nieuwe romanciers van formaat zijn verschenen, die nieuw leven brengen in een genre dat op zijn lauweren dreigde te gaan rusten. Namen als deze van Angus Wilson, Nigel Dennis, Kingsley Amis, John Wain en Iris Murdoch hebben de laatste jaren in Engeland opgang gemaakt en verdienen ook bij ons wat beter te zijn gekend. Wij wensen in deze kroniek het werk van de eerstgenoemde te bespreken.
***
Angus Wilson is in 1914 geboren. Na zijn studies te Oxford werkte hij vanaf 1937 in de bibliotheek van het British Museum, maar in 1955 nam hij ontslag om zich geheel aan zijn literaire carrière te wijden. Zijn eerste twee boeken ‘short stories’, The Wrong Set (1949) en Such Darling Dodos (1950), werden dadelijk opgemerkt om hun ongewone intellectuele kracht,
| |
| |
hoewel enkele critici voorbehoud maakten voor de meedogenloze scherpte van de sociale satire. Hier interesseren ons echter meer bepaald zijn romans.
De eerste, Hemlock and After (1952), heeft in Engeland furore gemaakt, tenminste bij het publiek van een zekere intellectuele standing, want, zoals uit de verdere beschrijving blijken zal, is het geen boek om in de ruimste zin van het woord populair te worden. Als hoofdthema beschrijft het, in één leven althans, het failliet van een liberaal-humanistische levensbeschouwing. De hoofdpersoon is Bernard Sands, een beroemd romanschrijver van middelbare leeftijd. Hoewel hij getrouwd is en volwassen kinderen heeft, is hij de laatste tijd beginnen toe te geven aan zijn neiging tot homosexualiteit: hij is immers een man met zeer ruime, vooruitstrevende ideeën. ‘As to the choice of my life, Ella is a woman wholly without prejudice,’ zegt hij van zijn vrouw (p. 59), alsof zich verzetten tegen homosexualiteit zou overeenkomen met een zich overgeven aan vooroordelen! (‘Prejudice’ is een woordje dat, in Engeland vooral, regelmatig misbruikt wordt; wie niet denkt zoals de massa, wordt al te gemakkelijk voor ‘bevooroordeeld’ uitgescholden). Als promotor van Vardon Hall, een tehuis voor jonge schrijvers, komt hij echter o.a. in aanraking met de koppelaarster Mrs. Curry. En nu blijken zijn principes niet opgewassen tegen een even subtiele als onontkoombare confrontatie met het bijna zuivere kwaad, dat in een figuur als Mrs. Curry schuilt. Stilaan wordt hem ook het fundamenteel egoïsme dat aan zijn humanistische principes ten grondslag ligt geopenbaard, want het is klaar, dat in vele gevallen de mens, die de humanist op Gods troon plaatsen wil, slechts hijzelf is. Die zelfzucht is het dan ook, welke zijn dochter hem verwijt: ‘You've just done what you like really, and then turned it into a sort of best-selling problem novel.’ (p. 59, en ook 58.) Door een toeval, de aanhouding van een jonge man, die hem in Leicester Square had lastig gevallen, aanhouding die hij
met een sadistisch genot laat gebeuren, ontdekt hij verder in zijn ‘onschuldige’ neiging tot homosexualiteit een verontrustende trek van lage wreedheid en tenslotte krijgt zijn grootmoedig liberalisme een ernstige deuk, als hij merkt, dat hij voor de zwakheden van anderen heelwat minder verdraagzaam is dan voor zichzelf. Zo ziet hij zich dan uiteindelijk als ‘the coward who had refused to face the dual nature of all human action, whose resplendent, excentric cloak of broadminded, humane, individual conduct had fallen to pieces in one moment under the glaring neon searchlight of that single sordid test of his humanity in Leicester Square. He had failed the test and must take the consequences’ (p. 149). Na zoveel jaren begint hij nu eerst zichzelf te ontdekken en hij vindt er zoveel schijnheiligheid, dat hij aan de zin van zijn heel leven begint te twijfelen. Zijn opmerkelijke rede bij de officiële opening van Vardon Hall geeft dan ook blijk van een beklemmende en toch nog luciede levensmoeheid: ‘The needs of the arts in an age poised between private patron and state, the difficulties of housing, of leisure, of solitude in England to-day, the gulf between scholarship and creation, the absence of a meeting ground for writers, the dangers of coterie art, the hopes for a new
| |
| |
humanism, all these seemed so clear, and yet, and yet... Motives were so difficult, so double, so much hypocrisy might spring from guilt, so much benevolence from fear to use power, so much kindness overlay cruelty, so much that was done didn't matter. If the scheme failed, if the young writers ceased to write, it was of small account in time; better failure than deception, better defeat than a victory where the motive was wrong.’ (p. 153). Is het dan te verwonderen, dat hij steeds aarzelt gebruik te maken van de macht die zijn eminente literaire positie hem schenkt, dat hij bang is om te handelen? En toch komt een ogenblik. Hij verneemt op een dag, dat zijn vriend Hubert Rose van plan is met de hulp van de sinistere Mrs. Curry een minderjarig meisje te verleiden. Bernard is daardoor zo geschokt, dat hij besluit tussenbeide te komen, niet zozeer om zijn vriend te doen straffen, als om het meisje te redden. Hij sterft echter eer hij de kans krijgt alle implicaties van zijn streven naar absolute oprechtheid volledig uit te werken. Me dunkt, dat Angus Wilson die dood precies op dàt moment laat voorvallen, omdat hij op een aantal problemen, die door Bernard Sands' leven worden opgeworpen, geen te bepaald antwoord wil geven. Er blijft op het einde een gewilde, maar verlammende vaagte rond het boek hangen en alleen de houding van Ella Sands, de weduwe, geeft een zekere aanduiding van zijn verdere strekking. Zij voert als het ware het spiritueel testament van haar man uit. De ommekeer na de dood van Bernard in haar door zenuwziekte geteisterd leven, haar onverschrokken bevestiging van de hoogste morele idealen, haar vastberaden houding tegenover de wereld, haar grootmenselijkheid, kunnen niets anders dan bewondering wekken. Door haar zien we, dat het voorbeeld van Bernard Sands in enkele levens rond hem toch een weldoende invloed moet gehad hebben. Wanneer zijn dochter Elizabeth van hem zegt: ‘It seems strange that his books will have
such influence when in his life he got so little done’, antwoordt Ella zeer gevat: ‘doing doesn't last, even if one knows what one's doing, which one usually doesn't. But Bernard was something to people - lots of people - me, for example - and that has its effect in the end, I think’. (p. 246.)
Heel deze uiteenzetting kan echter slechts een flauw idee geven van de diepe indruk, die deze roman maakt. Want Bernard Sands is wel hoofdkarakter, maar tenslotte toch slechts één personage onder een massa andere, die elk hun eigen leven en problemen hebben en die haast alle even overtuigend getekend zijn, zodat een hele wereld opgeroepen wordt. Een hechte eenheid bezit het boek niet. Eerder worden in een serie briljante vignetten groepjes mensen voorgesteld, die door vriendschaps-, of familiebanden bij elkaar horen. Tevens gaat de handeling vooruit - voor zover er is, want ze dient hoofdzakelijk ter illustratie van de karakters - en de verschillende groepjes komen met elkaar in contact door één of meer van hun leden. Maar de grote, meesterlijke climaxscène is de opening van Vardon Hall waarin alle personages in een overladen, onheilspellende atmosfeer bij elkaar gebracht worden. Door de scherpte waarmee de verschillende vignetten en vooral deze scène
| |
| |
getekend zijn, krijgen we een zeer volledig, hoewel door satirische overdrijving verwrongen, beeld van een maatschappij. Ook bij de meest oppervlakkige lezing blijven de verschillende taferelen vast in het geheugen gegrift. De stijl is nochtans volledig pretentieloos: informatief, maar ingewikkeld, echt-moeilijk op plaatsen, en zonder uiterlijke bekoring. Hij bezit geen enkele van de conventioneel-literaire kwaliteiten: geen meeslepende periodes, geen prachtige beschrijvingen, geen verrassende woordenkeus. Maar achteraf beschouwd, baart het toch niet weinig verbazing en bewondering dat hij zo uitstekend ‘zijn dienst doet’. Door zijn geduldige, impressionistische opbouw van karakteristieke details, krijgt het totaalbeeld dat hij schept een onvergetelijke luminositeit.
Hemlock and After is een roman met een verontrustend doorzicht. Het is klaar, dat in de gewone, dagelijkse omgang een groot deel conventionele, soms goedbedoelde onoprechtheid (die in het laatste geval voor ‘takt’ kan doorgaan) sluipt. Is ze wenselijk of niet? Vergiftigt ze de menselijke relaties of zou haar afwezigheid het leven ondraaglijk maken? Daarover valt te discussiëren, maar het is duidelijk, dat Wilson er geen geduld mee heeft. Hij is de aartsvijand van alle onoprechtheid. Achter elk gebaar, achter elk woord ziet of zoekt hij de echte beweegreden, achter elk voorgewend gevoelen ontdekt hij het echte. Hij bezit de gave om tot de kern van zijn mensen door te dringen. Hij ziet telkens weer doorheen heel de façade van min of meer onoprechte of conventionele gebaren en gezegden, die de meeste mensen vóór hun echte, diepste wezen opbouwen. Zijn grootste plezier schijnt te zijn reputatieballons te doorprikken. Is het dan te verwonderen, dat hij zo onmeedogend elke vorm van schijnheiligheid aanvalt? Wilson is een man, voor wiens omgang men wel bang zou kunnen zijn en om dezelfde reden is ook deze roman verontrustend. Het oneindig ingewikkeld, onvoorzienbaar, ambivalent karakter van elke menselijke daad, wordt in dit boek sterk beklemtoond. Beweegredenen worden dikwijls slechts voorgewend, de echte verdoezeld, opzettelijk of omdat men er zich niet van bewust is. En ook de draagwijdte van een daad kan nooit helemaal worden voorzien. Een behandeling bewerkt zo dikwijls zo veel meer, of minder, dan wat men ermee bedoelt (bv. p. 235).
Deze onzekerheid, die elke menselijke daad omringt, bestáát ongetwijfeld, maar er te zeer op steunen, kan niets anders dan een verlammende uitwerking hebben op alles wat een mens onderneemt. Zo overtuigend-scherp is de aanval op alles wat onoprecht is, zo dikwijls wordt de fundering van menselijke handelingen in twijfel getrokken, dat àlles dreigt te gaan wankelen. Maar men zou de schrijver deze aanstekelijke neiging tot pessimisme misschien toch kwalijker nemen, indien men terzelfdertijd ook niet getroffen werd door de morele ernst waarmee het boek geschreven is. ‘I'm a great moralist’, verklaarde hij zelf in een belangwekkend programma dat door de Europese Dienst van de BBC aan hem gewijd werd (28 jan. 1957). Sommige situaties kunnen wel eens zeer licht lijken, maar lichtzinnig worden ze nooit. Steeds wordt toch gevoeld, dat de ondergrond ernstig is, dat het Wilson erom te doen is een ernstig,
| |
| |
verantwoord beeld te geven van enkele noden van de moderne mens. Dit blijkt ten andere ook uit de onomwonden en toch delikate, waardige manier, waarop hier het netelige thema van de homosexualiteit behandeld wordt. Het boek is niet alléén een aanval op alles wat slechts façade is, maar ook een subtiele affirmatie van enkele fundamentele waarden in het menselijke bestaan. Medelijden, oprechtheid, caritas blijven tenslotte ook voor Wilson hun volle betekenis behouden.
En ondanks al zijn hoedanigheden, kan aan deze roman toch geen overgrote populariteit worden voorspeld. Ondanks het opmerkelijk succes dat hij bij zijn verschijning in Engeland genoot, zal hij nooit een internationale bestseller worden. Hij hangt zozeer samen met detailaspecten van de Engelse maatschappij, dat hij buiten Engeland fataal minder relevantie heeft. De fundamentele waarde is er natuurlijk niet kleiner om, maar het is voor een vreemdeling veel moeilijker ze eruit te vissen of erin op te gaan. Het blijft voor ons bijvoorbeeld een vreemde wereld, omdat de aanknopingspunten met onze maatschappij zo weinig talrijk zijn. Zijn draagwijdte blijft niet alleen tot Engeland beperkt, maar ook in Engeland. Ook daar is de bijval eerder critisch dan populair geweest. Hemlock and After is een coterieroman, waarvan de fundamentele waarden universeel zijn, maar waarvan de concrete situaties slechts door een beperkt intellectueel publiek ten volle kunnen worden gewaardeerd. Het is wellicht een onrechtstreekse aanduiding voor de uitzonderlijke waarde van Wilsons werk, dat er, ondanks dit alles, vertalingen van verschenen zijn in een vijftal verschillende talen.
En een laatste reden, waarom deze roman van Wilson met moeite populair kan worden, is het feit, dat hij het leven niet vereenvoudigt. Vele lezers grijpen, onbewust misschien, naar een roman, omdat hij een min of meer logische orde brengt in de chaos van de hen omringende levensbrokken. Een roman brengt dikwijls klaarte in een aantal levenssituaties, omdat hij koppig vasthoudt aan de ontwikkeling van een bepaald thema en bijkomstigheden verdoezelt. Hij laat ons een karakter en zijn handelwijze beter begrijpen, omdat hij zich aan het essentiële of het vanzelfsprekende houdt, de motivering van zijn daden ongenadig vereenvoudigt. Maar Wilson doet juist het tegenovergestelde, hij legt de nadruk op de complexiteit van het leven. Bij hem, zoals in de werkelijkheid tenslotte, is de motivering van elke menselijke daad zo complex, dat elke menselijke gerechtigheid van nature uit onvolmaakt schijnen moet. Beweegredenen zijn zo talrijk, zo verwikkeld onder elkaar en in het onderbewuste, dat het voor een mens zeer dikwijls moeilijk is de eigenlijke determinerende bedoeling te achterhalen voor de daden, die hij zelf stelt. En hoeveel moeilijker is het dan te weten te komen, wat een ànder mens dan eigenlijk tot handelen drijft? Dat is een belangrijk besluit, dat uit deze roman te trekken is, maar dat het werk tevens voor een groot aantal lezers minder toegankelijk moet maken.
***
| |
| |
Een gelijkaardig thema als in Hemlock and After heeft Angus Wilson sedertdien nog uitgewerkt in een toneelstuk, The Mulberry Bush (1956), dat in een zeer levendige en levensechte dialoog eveneens de mislukking van een bepaalde levensbeschouwing beschrijft. De Padley's zijn een familie van rationalisten, liberalen, vrijdenkers. Ze menen dat alle problemen altijd door boeken, discussie en commissies kunnen worden opgelost. Op het gebied van de sexuele liefde zijn ze bv. zeer vooruitstrevend en Robert Paley, de zoon, heeft zijn beste krachten gewijd aan de verspreiding van de contraceptie. Heel die levenshouding wordt door Wilson met zijn gewone scherpte aan de kaak gesteld. Zo laat hij de maîtresse van Robert Paley met ongenadig inzicht van die ‘weldoener’ zeggen: ‘so much of Robert's work for men and women seemed to come out of books - complexes and I.Q.'s and statistics for this and that. All to turn them into people who wouldn't grow up - to save them the responsibility of being fathers and mothers, to tell them they could do what they liked without any consequences’ (p. 48). In passages als deze is de morele verontwaardiging, die eraan ten grondslag ligt, zo oprecht en diepgevoeld, dat ze geen ogenblik aan goedkope moralisatie doen denken. Het is vooral de generatie kleinkinderen, die met de familieidealen geen genoegen meer kan nemen. ‘Do you think I don't know’, roept de kleinzoon Simon verbitterd uit, ‘that a hundred years of Padleyism, a hundred years of cherishing every damned thing that man possesses except his immortal soul, has brought us to this dunghill? Only, God help me, I don't believe in the immortal soul. I had a nice free-thinking Nanny’ (p. 57). Sterker en uitdrukkelijker dan in Hemlock and After wordt hier op de essentiële rol van de godsdienst gewezen.
The Mulberry Bush is een geslaagd toneelstuk, geschreven met een technisch meesterschap, dat merkwaardig is in een eersteling. Zoals de besproken roman is het echter ook een tikje te cerebraal en me dunkt dat in een toneelstuk de fout nog storender is. Er is geen tekort aan levendige handeling, maar de emoties worden te zeer gerationaliseerd, over liefde wordt te veel en te koel gesproken, opdat het gemoed van de toeschouwer er sterk zou worden door aangegrepen.
***
Anglo-Saxon Attitudes (1956) is tot hiertoe de tweede roman die Wilson schreef. Zoals in Hemlock and After vormt een gewetensontwaking, die geleidelijk tot handelen drijft, er de kern van, maar de toon van de jongste roman is hoopvoller, omdat het hoofdkarakter hier de gelegenheid krijgt om zijn overtuiging vollediger uit te werken.
In het begin van het boek, in een passage die het citeren waard is, resumeert Gerard Middleton, emeritus professor in de geschiedenis, zijn leven en zichzelf als: ‘A man with large enough private means to scorn complaints against taxation as vulgar and irresponsible; a family man who had had neither the
| |
| |
courage to walk out of the marriage he hated, nor the resolution to sustain the rôle of father decently. An ex-professor of medieval history who had not even fulfilled the scholarly promise of studies whose general value he now doubted. A sensualist who had never had the courage of his desires; an aesthete who could not even add to his collection of drawings without pangs of conscience about his money or his neglected historical studies. A sixty-year-old failure, in fact, and of that most boring kind, a failure with a conscience’ (p. 5). De gelijkenis met de houding van Bernard Sands is opvallend, met dit verschil echter, dat ze in Hemlock and After bijna het einde van het boek vormt en dat ze hier slechts het begin is.
Het eerste deel van Anglo-Saxon Attitudes beschrijft de verdieping van dit bewustzijn van mislukking, de verscherping van de gewetenswroeging, tot Gerard besluit te handelen. Als jonge man is hij getuige geweest van een belangrijke archeologische ontdekking. Hij heeft later onrechtstreeks vernomen dat de ontdekking misschien gedeeltelijk vervalst werd, maar nooit heeft hij enige poging gedaan om klaarte te krijgen in deze zaak. Zijn huwelijk is op een jammerlijke mislukking uitgelopen, gedurende jaren had hij een maîtresse, maar nooit heeft hij de moed gehad om de zaken te zien en te zeggen zoals ze waren. Zoals in Hemlock and After is het een dochter, die het verwijt toestuurt: ‘Oh really, Daddy... isn't that typical of you? Why on earth didn't you say something at the time? But no! let everything get in a mess and then say, “Well, I never liked it but I didn't dare to say so!” No wonder we've never been able to regard you as the proper head of the family’ (p. 264). Nooit heeft hij de moed gehad om oprecht genoeg te zijn. Hij vermoedt, dat de archeologische ontdekking vervalst werd, hij vermoedt, dat zijn vrouw schuld had aan een ongeluk, dat hun dochtertje overkwam. Heel zijn leven heeft hij op deze vermoedens laten berusten en ze hebben zijn leven ondermijnd. Wanneer hij dàt inziet, en ook dat hij, als historicus, tegenover de waarheid een bijzondere schuld te vereffenen heeft, besluit hij te handelen. Er komt een ogenblik, waarop het gevoelen van mislukking, het bewustzijn van de tekortkomingen in zijn vroeger leven ondraaglijk worden en hij wil er één en ander van goed maken, terwijl hij nog de kans heeft.
Dat is dus het eerste deel van het boek. Het tweede deel beschrijft zijn pogingen om zijn vermoedens in zekerheden om te zetten. Het is een spannende ontdekkingstocht naar waarheid, buiten maar ook binnen hemzelf. Hoe scherper het bewustzijn van zijn mislukking wordt, hoe sterker hij zich bij zijn zoeken alleen begint te voelen, maar moedig gaat hij verder tot hij zijn doel, de ontmaskering van de historische vervalsing bereikt heeft.
Grotendeels bevestigt Anglo-Saxon Attitudes wat Hemlock and After al geboden had, de zeer solide kwaliteiten, zowel als de tekortkomingen. Weer ligt de nadruk eerder op de karakters dan op de intrige en weer is de karakterstudie meesterlijk doorgevoerd. Menige romanschrijver mag zich gelukkig achten, als hij een overtuigend beeld heeft geschapen van één of ander type: een dokter, een werkman, een minister, of wat ook. Maar Wilson durft het
| |
| |
aan een hele groep geleerden, i.c. historici, bij elkaar te brengen, en elk van hen is, in zijn geleerdheid, haarfijn gedifferentieerd van de anderen: de bruuske, lompe Clun, de maniak Rose Lorimer, de oude, sluwe Sir Edgar Iffley, de taktloze Pforzheim, de weifelende Gerard Middleton zelf. Ook de karakterevolutie, die te dikwijls verwaarloosd wordt, is goed volgehouden, vooral bij de vrouwen, bv. Dollie Stokesay, de maîtresse, en Inge Middleton, de echtgenote. Daarnaast wordt het boek nog aangevuld met een klein dertigtal andere personages, en toch krijgt men zelden de indruk, dat het overladen is, want elk karakter is zo goed geïndividualiseerd, speelt zo overtuigend zijn rol, is zo intrinsiek interessant, dat het niet schijnt te kunnen gemist worden. Briljant is het enige woord voor een zonder uitzondering zo merkwaardige galerij.
Anglo-Saxon Attitudes is een lang boek: 412 bladzijden! Daardoor, en door het groot aantal karakters, bood de compositie meer moeilijkheden dan in de eerste roman, en Wilson blijkt er niet altijd tegen opgewassen. De intrige, die het hele boek tamelijk vaag blijft, dreigt af en toe te bezwijken onder de massa karakters, elk met hun eigen problemen, die met de eigenlijke intrige niet altijd in nauw verband staan. De rol, die het toeval spelen moet in het bij elkaar brengen van verschillende personages, is soms zo groot, dat zij onwaarschijnlijk wordt en de verschillende ‘flashbacks’ op het einde van het eerste deel doen erg onnatuurlijk aan. Te zeer voelt men ze aan als ‘constructievondsten’, maar ik moet er dadelijk bijvoegen, dat, hoewel de methode van de ‘flashback’ onhandig is aangewend, elke episode in se merkwaardig is en het totaalbeeld, dat we er tenslotte door krijgen, draagt heel wat bij tot de verdieping van ons inzicht in Professor Middletons leven.
Na Anglo-Saxon Attitudes bestaat er dan ook geen twijfel meer, dat Angus Wilson tot één van de belangrijke, echt-grote Engelse romanciers van het ogenblik behoort. Op een klaar-omlijnde problematiek wordt in zijn werk nooit de nadruk gelegd, de thema's zijn enigszins vervaagd, maar het gebeurt toch zelden, dat een auteur ons zo dicht bij het leven brengt, niet uitsluitend het uiterlijke, maar hoofdzakelijk het innerlijke leven, die hele wereld, die meestal onder de oppervlakte ligt, maar die even echt en even werkelijk is als de façade, waarmee we in ons dagelijks leven in aanraking komen.
Alleen het diepgewortelde pessimisme van Angus Wilson is verontrustend. Er gaat van deze twee romans, en vooral van de eerste, een subtiele, maar daarom niet minder gevaarlijke, deprimerende kracht uit. Meer dan ééns stelt men zich onwillekeurig de vraag: maar hoe is het toch mogelijk dat die mensen allemaal zo hatelijk tegenover elkaar zijn? Waar ironie of sarcasme voorkomen is het steeds ten koste van de karakters, mensen tenslotte, met wie de auteur ons heeft leren meeleven. Een treffend voorbeeld is deze passage, waarin ik de massa woorden met negatief karakter opzettelijk cursiveer: ‘As Mrs. Middleton's mood of distrust melted back into her usual flow of whimsy, her children's rally to placate her dissolved and their natural antipathies came to the surface again. Gerald noticed the change and wel- | |
| |
corned it. Apart from his unreturned affection for Kay, he could find no interest in their lives, but their united efforts to assuage their mother's illhumour had depressed him. It recalled too vividly the whole pattern of his family life: a world of indulgent sweetness and syrupy intimacy. He had done nothing to reform it all these years; he could do nothing now. Nevertheless, the failure of his family life added to his preoccupation with his professional death and closed him round in a dense fog of self-disgust. It seemed to him that his whole life had grown pale and futile because it was rooted in evasion.’ (Anglo-Saxon Attitudes, p. 108.) Ligt hier de donkere kleur er niet een tikje té dik op? Levensinzicht, mensenkennis, oprechtheid, ernst, verantwoordelijk-heidszin, dat zijn alle belangrijke kwaliteiten van een romanschrijver en
Wilson bezit ze in hoge mate. Maar me dunkt, dat hij gebrek heeft aan een essentiële hoedanigheid, namelijk sympathie. Omdat hij de fouten van zijn mensen met zoveel onmeedogend doorzicht beschrijft, doet zijn houding wel eens aan cynisme denken. In Anglo-Saxon Attitudes toont hij meer begrip en toegevendheid voor de hoofdpersoon, maar voor vele andere karakters heeft hij weinig meer over dan misprijzen. Meer warmte zou deze romans geen kwaad hebben gedaan.
|
|