Jozef Muls
Een herinnering
De karmel van Antwerpen is gelegen aan de linkerzijde van de ‘Rosier’, een stille straat, zonder bedrijf en zonder verkeer, die met een zachte bocht van het Vleminckveld naar de Bredestraat loopt.
Toen het eerbiedwaardig klooster hier, in de aanvang van de XVIIe eeuw, werd gebouwd, lag dit stadsgedeelte nog binnen de Spaanse vesten (die in 1865 pas werden gesloopt) en niet ver van de Begijnenpoort, die toegang gaf tot het kasteelplein en de Citadel.
Van de Rosier kwam men, door de ‘Boogkeers’ tot aan de Gasthuisbeemden, thans begrensd door de huizengordel, waarachter het oud kerkje met het dorperig torentje van Sint-Elisabeth's-hospitaal nog steeds verscholen ligt. Een scherm van winkels strekt zich verder uit van de Gasthuisstraat over het Mechelse Plein naar de Sint-Joris-poortstraat en de tegenwoordige Leopold-straat. De Kruidtuin, daar, is nog het enig overblijfsel van die lager gelegen weilanden, die geleidelijk door de uitbreiding van het Gasthuis werden opgeslorpt.
Langs de ‘Bredestraat’ kwam men in de ‘Begijnenstraat’, waar nu de celgevangenis de plaats heeft ingenomen van het vroeger kartuizerklooster, dat met zijn voorgevel langs de St-Rochusstraat gelegen is. De oude barokkapel met het weelderige front en het lang uitgestrekt kloostergebouw zijn blijven bestaan. De Zusters kapucienersen zijn er thans gevestigd.
Door de ‘Sint-Jansstraat’ geraakte men, over het Sint-Andriesplein, tot in de Kloosterstraat waar tot in 1830 de hoffelijke Abdij van Sint-Michiel te zien was, met de praalvolle barokkerk en de wijdse hovingen, die tot boven de Scheldedijk uitrezen met hunne groene kruinen.
Mijne verste jeugdherinneringen zijn met de Karmel van Antwerpen verbonden. Het Vleminckveld, waar ons vaderhuis stond, lag te midden dezer kloosterbuurt, waar nog drie parochiekerken, - Sint-Joris, Sint-Andries en de Augustijnen -, dicht bij elkaar gelegen waren.
Wij kenken de klokkeklanken van elk konvent, van elke kerk. De ochtend-, de middag-, de avondgetijden, die ons dagelijks leven indeelden, verschilden lichtelijk van elkaar. Daar klonk het Gasthuisklokje, daar ging het Angelus der Trezen-Nonnen... Telkens vielen de bidgeluiden als uit de hemel, over de