die ook in The End of the Affair voorkwam, wordt hier verder uitgewerkt (p. 197-8, 211-2). Greene's eigen oordeel over de versobering die zijn werk sedert The End of the Affair kenmerkt (p. 51; cf. mijn artikel over deze roman in Kultuurleven, mei 1952, p. 318-25), is uiterst interessant. Volgens de schrijver was die versobering niet gewild en hij ziet er zelfs een zekere verarming in, maar Matthews is het met hem niet eens. De mening dat het hoofddoel van de romanschrijver is: het opwekken van sympathie bij de lezer, werd in Why Do I Write? verkondigd, maar ze krijgt hier een betekenisvolle verdieping, wanneer de discussies met Greene Matthews tot het inzicht brengen ‘dat het grote medelijden, waarin Graham sinds Stamboul Train al zijn personages ziet, niet zomaar een gave was die hij eens en voor altijd gekregen had. Hij moest er, iedere keer opnieuw weer om vechten.’ (p. 208) Dit alles zijn nog maar aanvullingen of bevestigingen van vroegere ideeën. In de meeste gevallen zijn de gegevens, die over het werk van Greene worden verschaft, echter helemaal nieuw, in de zin dat ze elders nooit verschenen zijn. Ronald Matthews brengt van alle markante romans die Greene schreef niet alleen een persoonlijke analyse, hij geeft ook de discussies weer, die hij met Greene over die romans heeft gehad. Zo zijn er belangwekkende inlichtingen over de ommekeer in zijn werk na een ongunstige recensie van Rumour at Nightfall, door Frank Swinnerton (p. 164-6), over het thema van de verschillende ‘katholieke’ romans (p. 252-3), de oorspronkelijke en later opgegeven conceptie van Brighton Rock, The Heart of the Matter en The Quiet American als zuivere ontspanningsromans (p. 220, 281), de correcte interpretatie van Scobie in The Heart of the Matter als een slachtoffer van het
medelijden (p. 283-4), het thema en de techniek van The End of the Affair (p. 290-93), enz. enz. Het moet zelfs in deze enkele voorbeelden al opvallen, dat in al de ophelderingen, die door Greene zelf verschaft zijn, de nadruk ligt op de technische aspecten van zijn werk. De interessantste en oorspronkelijke gegevens die we in dit boek vinden betreffen eerder de vorm dan de inhoud van zijn romans. De grootste verdienste van Matthews is dan ook, dat hij ons in het werkatelier van Graham Greene heeft binnengevoerd en dit is meteen een aanduiding van zijn ernstigste beperking: over Greenes persoonlijkheid in of buiten zijn werk brengt hij weinig nieuws en niets sensationeels.
Tenslotte blijft dit boek dan te beschouwen qua vertaling. Eerst en vooral wint het in dit opzicht heel wat aan interesse, omdat naar ik meen een andere maatstaf mag worden aangelegd, dan wanneer het uitsluitend voor een Engels publiek bestemd was. Waar het boek als bijdrage tot de absolute Greenecritiek slechts van beperkt belang is, zoals ik trachtte aan te tonen, wint het dadelijk aan waarde in zo ver het voor een niet-gespecialiseerd publiek bestemd is. Het kan derhalve voor vele mensen, die tot hiertoe gewetensvol en omdat hun intellectuele reputatie het nu eenmaal vereist The Power and the Glory, The Heart of the Matter of The End of the Affair hebben doorgewerkt, een echte revelatie zijn.
De vertaling zelf leest behoorlijk, maar zelden toch slaagt Valeer van Kerk-