die werkt voor een slopersbedrijf, moet een sleepboot gaan halen te Le Hâvre en ronselt in de havenbuurt vlug een paar geïmproviseerde matrozen voor die job: Garcia, een oud-SS en vroegere Oostenrijkse berggids, die wat van motoren afweet; Robert, een gezakt student in de geneeskunde, die in havenkroegjes op rol is, en ten slotte Antonio, een half-Portugese, half-Algeriaanse geluk zoeker van laag allooi. Met zulke hoogst bedenkelijke bemanning zal Kapitein Janssens het wagen niet enkel de sleepboot maar bovendien nog een trawler tijdens één vaart naar Antwerpen te brengen. Gevaarlijke onderneming! Wie echter verwacht hier een avontuurlijk-heroïsch verhaal over de zeevaart te vinden, wordt slechts gedeeltelijk bevredigd. De eerste 100 bladzijden zijn gewijd aan de karaktertekening van deze waarlijk curieuze ‘types’ en aan hun belevenissen, meestal ruw en soms triviaal, alvorens zij te Le Hâvre van wal steken. Slechts de laatste twintig bladzijden - de beste - zijn gewijd aan de vaart.
Om zijn diverse personages te typeren maakt Carlier voortdurend gebruik van de hedendaags (al te) vaak aangewende ‘flash-back’ techniek. Plots onderbreekt hij het verhaal om ons de kapitein, Garcia, Antonio of Robert voor te stellen tijdens een vroegere periode in hun leven, waarin zij iets beleven waaraan zij op het moment van de romanbehandeling denken. Carlier komt er aldus toe ons enigermate met het verleden van zijn helden bekend te maken en hun karakter vollediger te typeren. Van technisch standpunt uit kan echter worden opgemerkt dat hij dit flash-back-procédé niet zeer gaaf toepast. Ten eerste wordt deze overschakeling naar een gebeurtenis uit het vroegere leven niet altijd gemotiveerd door een psychologisch moment in het heden, dat associatie met het verleden waarschijnlijk maakt, en lijkt de overschakeling dus uiterst willekeurig. Ten tweede hebben deze flash-backs meestal ook geen functie in het verloop van de handeling en dus geen organische plaats in het geheel van het boek. Het verhaal van Carlier munt niet uit door eenheid van constructie. Het is veeleer onsamenhangend.
Doch al valt het boek dan ook, zoals de oude picareske romans, in ‘schuifjes’ uiteen, toch is het als vertelling zeer boeiend en als karaktertypering zeer geslaagd. Het gebeuren heeft dynamische vaart, de dialogen zijn kort-gebonden en snel, de karakterbeelding is concreet en direkt; al deze eigenschappen laten vermoeden dat L.B. Carlier een goede leerling van de hedendaagse Amerikaanse epiek en van de film is geweest.
Zielkundige of ethische bespiegeling geeft dit elementaire doch levenskrachtige proza niet. Indien men er een morele kijk op het leven in zoeken wil, dan ligt hij achter de feiten verscholen. Hij behelst dan sympathie voor een mannelijke levenshouding, die op ruwe natuurlijkheid en eerlijke levensmoed gesteld is, die het gevaar niet schuwt en het zelfs gaarne trotseert. Heel wat natuurlijke deugden heeft Carlier geïncarneerd in het grove doch edele type van de kapitein, maar dit heeft hem niet belet de abjecte figuur van Antonio in alle objectiviteit daartegenover te stellen.
Artistiek gezien zijn de laatste twintig bladzijden van het boek, d.i. het