Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 102(1957)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 513] [p. 513] Gery Helderenberg De kluizenaarster De metselaar bouwde een halfrond beluik diep onder de kathedraal van deze stad, de cel met bedkoets, kast en kruik en aarden gerei op geschuurd tafelblad. De plebaan kende van de jonge vrouw wezen noch naam. Was ze 't adellijk slot ontvlucht? Zij droeg keurs en rok grauw en effen. Zij koos zichzelf dit eenzaam lot. Van de domklok hoorde zij vaag geluid, maar geen vechtende mus in de goot, niets van windvlagen en 't zeil van de schuit, niets van de jongen die op zijn meisje floot. Haar stem alleen hoorde zij en herkende ze niet toen ze uit 't psalter de completen bad luidop en soms een scherpe gil uitstiet als ze wist hoe ze gevangen zat. Er stond verlaten op 't houten schab een blauwe vaas, maar de anjer was lang verdord. Nooit zag ze de notelaar nog vol sap en ze gaarde geen margrieten meer in haar schort. Ze kweekte, dacht ze, een bloem onder glas, een zeldzame orchidee of een waterroos, maar nooit sprak ze uit wie de minnaar was voor wie ze de nacht dezer kluis verkoos. [pagina 514] [p. 514] Vóór dageraad stond zij bij 't nauwe hok waar de parochiepaap haar de Hostie bracht. Dan smolt in haar mond als een sneeuwen vlok 't Brood dat God haar had toebedacht. Dan knielde zij voor een vlietend licht dat over de vloer verschoof met poedergoud. Er hing geen Spiegel, maar haar aangezicht had door een smal raam de glorie beschouwd. 't Lichaam werd sinds jaren hier ingebouwd en zij keek zich blind op de wand en zonder kalender was ze, wie weet, hoe oud! Maar soms schoot zij zelf in laaiende brand. Dan zegende zij dit verdoken beluik. Men vergat ze in de woelige buurt. Ze leefde met klok en kruis, kast en kruik, met hemelse wijn die nooit verzuurt. [pagina 515] [p. 515] De milde geneesheren Omdat zij physica studeren de kracht van wortel en plant en behendig diagnostiseren kwaal van huid en ingewand, omdat zij bast en sap van kruiden brouwen tot medicijn en oordelen wat stenen beduiden die zij rapen in de woestijn en omdat zij zich vóór de keizer kruisen in de naam der Allerheiligste Drie 's avonds als de fonteinen ruisen aanbidden op de rechterknie, omdat zij gebroers hun bloed vergieten (lijk men zegt) onder Diocletiaan en men ze op blauwe mozaïeken altijd naast elkaar ziet staan: om deze redenen noem ik ze beide Cosmas en Damiaan in de canon der mis als wij samen de Artsenij bereiden die voor de hemel is. Ja! zo hoog worden zij verheven niet om perkament en doktoraat en er zijn geen dissertaties gebleven waaronder hun handtekening staat. Maar zij verzorgen u geleerd en geduldig, en wat gij niet vermoedt, gij blijft hun geen ereloon schuldig: dat houden zij God tegoed! Vorige Volgende