H. Don Bosco, door het werk van de H. Kindsheid en door talloze missieposten, ver vooruitgeschoven tot de uiterste grenzen van de beschaving. En waarom zou zij thans, voor de eerste maal terugschrikken? Democratisatie van al wat goed is heeft voor haar reden van bestaan.
Doch wat is de eigenlijke betekenis van het woord democratisering? Is het alleen het toegankelijk maken voor een groter aantal jongemensen, laat zijn voor de massa? Of betekent dit daarenboven de opleiding van de massa in democratische richting: het opleiden van de meeste kinderen en jongelieden tot bewuste democraten? Als dit het doel is, dan is de moderne Staat voorzeker logisch en konsekwent, volledig in zijn rol, wanneer hij de democratisering van het onderwijs voorhoudt. Ongetwijfeld in de Sovjet-Unie. Ook de Angelsaksers, die onderwijs en opvoeding nimmer van mekaar scheiden, zelfs niet op het hogere niveau. Wellicht hebben op het Europees vasteland vele liberaalgezinden op dit gebied zich in de XIXe eeuw aan overdreven optimisme bezondigd en de morele, sexuele, familiale, sociale, vaderlandse, philosofische, godsdienstige opleiding van de universitairen stelselmatig in hun scholen verwaarloosd, in de veronderstelling dat ze reeds van te voren bestond en elders verzorgd werd. Als de (sociaal?) demokratische Staten de taak van opleiding en onderricht willen bevorderen en de weldaden ervan in de massa verspreiden, dan stellen zij, bewust of onbewust, wellicht onder Angelsaksische invloeden, een evidente waarheid en een eerbiedwaardige traditie terug in eer.
Door het hoger onderwijs te democratiseren wil men steeds meer jonge mensen, ook die van nederige herkomst en die van huize uit minder meekregen, niet alleen aan vermogen, doch ook aan kultuur, weetlust, opvoeding, relaties, onderrichten en opleiden in alle graden, afdelingen, klassen en vertakkingen van het schoolwezen, op zulke wijze en in zulke mate dat de maatschappij hun waarachtig toebedeelt in verhouding tot hun bekwaamheden, opdat zij, aldus eenmaal de plaats kunnen innemen waar zij zich zelf het beste zullen kunnen realiseren en tevens maximaal renderen ten voordele van de maatschappij. Wie zou tegen zulk ideaal en tegen de verwezenlijking ervan ernstig bezwaar kunnen hebben? Wie zou voor zijn eigen kinderen zich nog tevreden willen stellen met het verplichtend en zelfs verlengd lager onderwijs, laat zijn met een getuigschrift van humaniora, indien het anders kan? En wie is er nog niet van overtuigd dat wij deskundigen en geleerden nodig hebben, indien wij niet voor goed willen vervallen tot de rang van ‘a less developed country’?
Of nu alle waarborgen tot de vervulling van zo'n ideaal bestaan en of ze ooit zullen bestaan? ‘La perfection n'est pas de ce monde’. Toch menen wij dat de praktijk in ons land nog in meer dan een opzicht te wensen overlaat. Of zouden er niet te veel mensen komen op plaatsen waar zij niet moeten zijn, terwijl anderen - alleen door de gebreken van onze inrichting - niet kunnen geraken, waar ze wel zouden moeten komen om zich maximaal te realiseren, en om maximaal te renderen? Velen komen er nog dank zij vermogen, invloeden, vriendschappen, soms kuiperijen; het zijn niet uitsluitend