Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103 (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103

(1958)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 184]
[p. 184]

Boekbesprekingen

Spaanse poezie

Er zijn tijdperken in de Westerse letterkunde die men nooit vergeet als men ze grondig leert kennen, en waarheen men steeds met heimwee wil terugkeren. Zulk een tijdperk is voor mij de Spaanse Gouden Eeuw. Indien er één periode is waarin ik me gaarne, zo nodig, levenslang zou laten opsluiten met de zekerheid dat ik steeds hartstochtelijk geboeid zou blijven, dan wel deze (naast het Elisabethaans tijdperk in Engeland, dat mij even rijk toeschijnt). - Ik behoor tot degenen die er zich om verheugen dat tijdens de jongste jaren de kennis van de Spaanse letteren, vooral van de ‘klassieke’, in ons taalgebied uitbreiding nam door goede vertalingen. De kennis van het Spaans en van de Spaanse literatuur is echter in ons taalgebied op verre na nog niet verbreid genoeg in verhouding tot de uitzonderlijke rijkdom van deze letterkunde. Weer een belangrijke stap vooruit, voor hen die geen Spaans lezen, is de vertaling van Spaanse lyriek die Gerard Wijdeveld onlangs onder de titel Hoogvlakte (Uitg. Spectrum) publiceerde. Deze bundel bevat meer dan twintig vertalingen meestal van gedichten uit de gouden periode. Al zijn de gekozen gedichten niet alle stuk voor stuk meesterwerken, toch mag de keuze uitstekend genoemd. Het eerste is het overbekende religieuze sonnet ‘No me mueve, mi Dios’, anoniem, waaraan reeds zo vele Nederlandse vertalers hun krachten hebben besteed (Eug. Van Oye, G.J. Schoute, A. Helman o.m.) en dat Wijdeveld op zijn beurt knap overzet. De sterkste lyriek vindt men echter in de vertalingen van Luis de León en San Juan de la Cruz, de eerste met vier en de tweede met vijf gedichten vertegenwoordigd. Zij tonen ons de vertaalkunst van Wijdeveld op haar best. Mijn voorkeur gaat naar de vertalingen van Luis de Léon, die door hun zeer zacht-harmonische klank, hun vloeiend ritme, hun eenvoudige maar rijke zuiverheid, de onuitsprekelijke zielsmuziek van deze heerlijke dichter meesterlijk vertolken. Wie de haast onoverwinnelijke moeilijkheden bevroedt, waarmede de poëzie-vertaler te worstelen heeft, zal er zich niet over verwonderen dat ook in het vertaalwerk van een gevoelig dichter als Wijdeveld niet alles volmaakt is. Zo heeft b.v. de vertaling van Calderons beroemd sonnet ‘A las Flores’ (uit de ‘Principe Constante’), ondanks verdiensten waaraan ik graag hulde breng, mij eerder onbevredigd gelaten. De betekenis is in nuancen niet juist vertaald, en wij missen in het Nederlands te veel van de klankvolheid en de plastische kracht van het origineel. Doch ook detailcritiek links en rechts zou er slechts mogen toe bijdragen de vaardigheid en de ‘feeling’ van Wijdeveld te bewijzen. Deze kleine bundel biedt een kostbare verrijking voor de poëzielezers, die langs fijnzinnige vertaling om, enkele der waardevolste gedichten uit de wereldliteratuur willen leren kennen en smaken.

Pleidooi voor een non

Priesters en kloosterzusters zijn tegenwoordig belangrijke personages in de kunst, vooral in de roman, het toneel en de film. Eigenaardig verschijnsel, zó opvallend dat men het zonder overdrijving van ‘historische’ betekenis kan noemen. Het wijst op de belangstelling voor en de vitaliteit van het religieuze leven in deze tijd - zowel

[pagina 185]
[p. 185]

in Europa als in Amerika -, alsmede op de belangrijke wijzigingen in de godsdienstige sensibiliteit van onze tijd, ook in de Katholieke Kerk. Dergelijke wijzigingen wijzen op groeikracht. In Pleidooi voor een Non (Desclée de Brouwer) vertelt Bernard Verhoeven het leven van een merkwaardige vrouw, Alessandra di Rudini, geboren uit een schatrijk markiezengeslacht, die reeds als jong meisje blijk gaf van laaiend temperament, koppige zelfstandigheidszin en - niet te vergeten - verregaande excentriciteit. Talrijke jonge edelen dingen naar haar hand, ze huwt ten slotte met een markies die echter spoedig sterft. Dan leidt zij een luxueus en wulps leven met talrijke avonturen, waaronder haar minnarij met de dichter d'Annunzio de meest befaamde is. Vier jaar duurt dat dwaze spel. Dan valt ze ziek en d'Annunzio laat haar vallen, zoals ieder van deze bedenkelijke sinjeur verwachten zal. Ontgoocheld en vereenzaamd oriënteert ze zich naar godsdienstig leven en bekeert zich in 1910 te Lourdes tot het Katholicisme. In 1912 wordt ze karmelietes en treedt als novice in het klooster te Paray-le-Monial. Als Mère Marie de Jésus vindt ze in het kloosterleven het zwaarste lijden, doch in de pijnlijkste beproevingen geeft ze blijk van ontembare wilskracht en verbluffende activiteit. Ze stierf in de nacht van 1 op 2 januari te Genève.

Indien men de religieuze sensibiliteit van onze tijd onderzoekt in de spiegel van de kunst en de hagiografie, moet men wel besluiten dat er een sterke voorkeur bestaat voor het religieuze leven dat zich dynamisch afspeelt, in sterke spanningen, liefst nog tussen extremen. Er is tegenwoordig in de religieuze verbeelding geringe belangstelling voor het leven dat in onopvallend evenwicht verloopt, weinig waardering voor het ‘in medio virtus’. Deze voorliefde heeft onze tijd gemeen met de Barok. Als levensverhaal waarin de pathetische hartstocht en de voorliefde tot extremen overheerst, is het boek van Verhoeven zeer actueel. Ook in een ander opzicht, nl. een sterke ingenomenheid met het mysterie van het kwaad, is het boek zeer modern. Het is nu eenmaal een ongeschreven apriori van vele hedendaagse katholieke verbeeldingswerken dat de weg naar God doorheen de meest stinkende moerassen van de zonde loopt. Ook de heldin van Verhoeven bereikt God doorheen haar temperament, doorheen het grenzeloze uitleven van haar hartstocht.

Bernard Verhoeven heeft zich niet beperkt tot een zakelijk levensrelaas op stevige historische basis, hij heeft van dit leven tevens een gevoelig-indringende studie gemaakt door psychologische ontleding en critische reflexie. Het boek is, naar Verhoevens bekende stijl, met temperament en pathos geschreven. Ik had de stijl wel wat soberder gewild, minder bloemrijk en emfatisch, maar gaarne onderga ik de bekoring van Verhoevens rijke taal en zijn meeslepend pathos.

Nieuw werk van Coole

Sinds aan Vlaamse letterkundigen kans wordt geboden een artistieke studiereis in onze kolonie te maken (kans, die helaas nog in te geringe mate wordt verleend!), groeit in onze letterkunde de belangstelling voor kongolese stof. Die kongolese thematiek is in ons literair leven nog zeer bescheiden, maar zij groeit. Prozaïsten als Walschap en Van Hemeldonck wijdden proza aan Kongo. Van P.G. Buckinx publiceerde ons tijdschrift een indrukwekkende reeks Kongo-gedichten en thans verschijnt ook van Marcel Coole een bundel gedichten door zijn Kongoreis geïnspireerd, Kaluwa (Uitg. Ontwikkeling, Antwerpen).

Zuiver introspectieve sensaties en beschouwingen hebben steeds in Coole's poëzie een ondergeschikte plaats gehad. Zijn lyrisme had steeds een sterk epische inslag. In deze bundel blijft hij zich zelf trouw. Zijn Kaluwa is opgebouwd uit objectieve ervaringen, hij geeft zijn gemoed en geweten prijs in zoverre zij zich spiegelen in wat zich rond hem afspeelt: de duizendvoudig gevarieerde wereld van de kongolese natuur en mensheid. Een eerste reeks gedichten is gewijd aan het ‘Land’ en tovert ons in beeldmomenten, die in klare en harde woorden zijn geëtst, de wondere en vreemde wereld van de tropische natuur voor de ogen. Een tweede reeks, gewijd aan de ‘Mensen’ bevat scherp getekende ontmoetingen; een derde reeks over de ‘Dieren’ behelst weer scherp uitgedrukte momentopnamen van de

[pagina 186]
[p. 186]

kongolese fauna, en in de laatste reeks, ‘Elk speelt zijn rol’ worden diverse mensen in de negersamenleving met hard realisme en menselijke meewarigheid geportretteerd. Heel het werk van Coole wordt door felle werkelijkheidsliefde gedragen, en ook in deze bundel heeft hij heel zijn scherpe waarnemingszin en heel zijn edel hart aan de werkelijkheid geschonken. Ik geloof dat het moeilijk zal zijn in dit opzicht Coole op poëtisch plan te evenaren.

De waarde van deze bundel ligt, zoals vaak in Coole's ander werk, vooral in het beeld. In geringe mate taalmelodist, is hij vooral beeldscheppend kunstenaar die zijn innerlijke visie op het leven visuele gestalte geeft met bondige, plastische en suggestieve trekken. Nooit echter is Coole's beeldende poëzie fotografisch gevoelloos, ze is steeds met diep gevoel én vaak met bewogen geweten beladen. Het hele levensbeeld van Coole is dynamisch, emotioneel gespannen en verantwoordelijk, energiek, ontvankelijk voor dramatiek en zelfs voor felle spanningen. Ook in deze bundel hebben én de geweldige natuur van de tropenwereld én de menselijke, vooral sociale toestanden onder de negers hem aangegrepen. In menig gedicht vertolkt hij met mannelijk dynamisme en beheerst gevoel zijn aangegrepen-zijn door de terreur van de oernatuur en het tragisch-wrede in het mensenlot. Kortom, een bundel waarin de sympathieke menselijkheid en het eerlijk talent van Marcel Coole, door een belangrijke ervaring verrijkt, zich op boeiende wijze bevestigen.

Noordse epiek

Een der voorname werken van de IJslandse Nobelprijswinnaar Halldor Kiljan Laxness, IJslands Klok, verscheen als derde deel van de Pantheonreeks der Nobelprijswinnaars die wordt uitgegeven door de firma Heideland te Hasselt. Deze drieledige roman is een der grote verwezenlijkingen van de Skandinaafse epiek, die doorgaans gekenmerkt wordt door epische bewogenheid, monumentale grootheidsdrang en nationale bezieling. Al kan dit boek niet in strikte zin een historische roman worden genoemd, toch vindt het zijn stof in het verleden, nl. het einde van de 17e eeuw, toen IJsland door de Denen werd gekoloniseerd en uitgebuit, en wil het de volksziel in haar epische strijd voor vrijheid verheerlijken. Door een boeiende vermenging van motieven en toonaarden worden hier de machteloosheid, de moed en de vrijheidsdromen van het IJslandse volk uitgebeeld. Zo heeft dit boek van Laxness ongetwijfeld een nationale betekenis. Doch door zijn uitbeelding van sociale ellende, strijd en hoop, verwerft het meteen de betekenis van een sociale roman met universele draagwijdte. De hoofdfiguur Jón Hreggvidsson, de arme en ten onrechte veroordeelde boer, is een symbool van IJslands verdrukking maar nog meer van de geproletariseerde, verontrechte boerenstand. Naast deze sympathieke en levendige figuur heeft Laxness twee andere hoofdpersonages geschapen. Vooreerst het meisje Snaefridur Eydalin, die de edele uitstraling van het ‘Ewig Weibliche’ vertolkt maar dan met iets van de trots van een Walküre en de heidense vrijheidszin die naar de mening van Laxness bij de oeroude Noordse volksziel past. Rond haar figuur is het tweede deel van deze roman opgebouwd. Daarnaast schiep Laxness op historische grondslag het karakter van de geleerde handschriftenverzamelaar Arnas Arnaeus, die in het derde deel een hoofdrol speelt. De lotgevallen van deze drie personages worden verstrengeld en met een menigte van andere figuren aangevuld. Als geheel is de compositie van deze lijvige roman merkwaardig. In tegenstelling met heel wat andere meesterwerken van de Noordse epiek, die zich wel eens bezondigen aan eentonigheid en traagheid, is IJslands Klok boeiend door verscheidenheid van toonaarden, afwisseling in de verhaaltrant en variatie in de stijl. Meer nog dan door zijn epische ruwheid en bezielde bodemverbondenheid - elementen die men in de epiek van het Noorden voortdurend vindt en die wel eens gaan vervelen -, treft deze roman mij door zijn geschakeerdheid in karaktertekening en stijl. Een werk van betekenis, dunkt mij, dat ten volle vertaling verdiende. De uitgave van N.V. Heideland is uiterst keurig verzorgd.

[pagina 187]
[p. 187]

Van de Woestijne - Van Ostayen

De uitgever A. Manteau N.V. geeft in opdracht van het Ministerie van Openbaar Onderwijs een reeks ‘Monografieën over Vlaamse Letterkunde’ uit. De eerste twee boekjes daarvan zijn aan Van de Woestijne en Van Ostayen gewijd. Een gelukkige keuze, die belangstelling kan wekken voor de nieuwe reeks. Teirlinck schrijft een inleiding over persoon en werk van Karel Van de Woestijne, waarna een kleine bloemlezing volgt uit diens werk. De beschouwingen van Teirlinck over zijn leeftijdgenoot, die hij zijn ‘grotere broer’ noemt, ontlenen hun belang aan het feit dat hij persoonlijke herinneringen neerschrijft. Hij memoreert de relatie die hij als debutant met Van de Woestijne heeft aangeknoopt, hun latere verhouding als ‘benjamins’ in de Van Nu en Straks-groep (dit biedt hem gelegenheid om een minder hartelijke verhouding tot Vermeylen en een ontroerde bewondering voor Van Langendonck te demonstreren) en ten slotte schenkt Teirlinck vooral een gedetailleerd relaas over zijn samenwerking met Van de Woestijne aan De Lemen Torens. Van iemand als Teirlinck moet men geen critisch beeld dat naar objectiviteit streeft verwachten; zijn inleiding is een subjectief getuigenis maar dit heeft ongetwijfeld de waarde van een belangrijk document. Het doet goed aan het hart vast te stellen dat iemand als Teirlinck, wiens artistieke wereld zó zeer van die van K. Van de Woestijne verschilt, met zulke piëteitsvolle bewondering over hem kan schrijven, ik bedoel niet over de woordkunstenaar, maar over de edele geestelijke figuur.

Gaston Burssens schreef de inleiding over Paul Van Ostayen en stelde de bloemlezing samen uit diens werk. Wie de vorige publicaties van Burssens over zijn jeugdvriend kent, zal in deze inleiding geen nieuws ontdekken. Maar andermaal getuigt zij van veel begrip voor de poëtische sensibiliteit, de opvatting over de poëzie, de ontwikkelingsgang en ook het menselijk karakter van de belangrijke revolutionair onzer moderne dichtkunst. Ook de biografische schets is interessant en de bloemlezing is representatief. Kortom, een uitstekende ‘inleiding’ voor wie Van Ostayen wil leren kennen.

Provinciale bloemlezing

In Gods Spoor luidt de titel van een bloemlezing van godsdienstige poëzie, samengesteld uit het werk van Oost-Vlaamse dichters. Dit betekent dichters die afkomstig zijn uit deze provincie of zich sinds geruime tijd daar hebben gevestigd. Het initiatief gaat uit van een vereniging van katholieke kunstenaars uit die provincie. De bloemlezing wordt ingeleid door Mgr. Callewaert, bisschop van Gent, die de godsdienstige getuigeniswaarde van de bundel prijst, en tevens door een uitvoerig essay van Pater Marcel Brauns S.J. over ‘Religieuze dichtkunst’. Dit is een zeer verheven theologisch betoog, even rijk aan geestdriftige pathos als aan godgeleerde en zelfs mystische beschouwingen. De samengelezen gedichten zijn niet uitsluitend katholiek geïnspireerd; met prijzenswaardig ruime zin hebben de samenstellers ook stukken opgenomen die door een andere religieuze inspiratie werden ingegeven, gedichten van Boens, Mussche, Minne, Daisne, Rogghé, e.a. De waarde van de gedichten is ongelijk. Een bloemlezing op provinciaal plan laat allicht vermoeden dat ook de minder begaafden die in de streek woonachtig zijn hun woordje moeten meespreken. De critische normen liggen in een provinciale sfeer gewoonlijk niet hoog. Ook hier is dit het geval. Deze bloemlezing bevat naast zeer mooie gedichten, heel wat andere. Naar mijn mening wordt op literair plan en ten overstaan van een gecultiveerd lezerspubliek de godsdienst niet gediend door het verlagen en laks verruimen van de critisch-esthetische norm, doch ik begrijp anderzijds dat het om allerlei sociale redenen onvermijdelijk is ook de weinig begaafden in een collectief initiatief te betrekken. Laten wij daarom aan de gunstige aspecten van deze bloemlezing denken en onze sympathie betuigen aan enkele van de hier vertegenwoordigde dichters, die de religieuze kunst - in een tijd, die een religieus getuigenis zo nodig heeft - luister bijzetten door de zuivere en hoge kunstwaarde van hun werk.

[pagina 188]
[p. 188]

Hedendaagse wijsbegeerte

Wijsbegeerte van onze tijd, een overzicht van de Westeuropese wijsbegeerte van af ca. 1890 door de Hollandse hoogleraar Prof. Sassen, beleefde reeds in 1943 zijn derde druk (Uitg. Standaard-Boekhandel). Samen met het overzicht van H.J. De Vleeschauwer Stromingen in de hedendaagse wijsbegeerte, gold dit werk in het Vlaamse land als het beste Nederlandstalige overzicht van de hedendaagse filosofie. Beide boeken zijn sinds jaren uitgeput. Dr. B. Delfgaauw, privaat-docent te Amsterdam, heeft de opdracht aanvaard om van het boek van Prof. Sassen een nieuwe uitgave te bezorgen. In de inleiding wordt dit een ‘bewerking’ genoemd, maar in feite is het een belangrijke omwerking geworden vooral door een grondig aanvullend overzicht van het wijsgerig leven in de jongste 15 jaar. Dit boek mag in belangrijke mate persoonlijk werk van Dr. Delfgaauw worden genoemd.

Omdat het werk zo evenwichtig is opgebouwd en in zulke klare taal de nieuwe stromingen en belangrijke figuren in de hedendaagse wijsbegeerte uittekent, verdient het de ruimste verspreiding, die het niet enkel onder de studenten in de wijsbegeerte maar ook bij het grote lekenpubliek moge vinden. De samenvattingen van stelsels en de karakteriseringen van figuren zijn zeer helder, bondig en solied. Om op een paar bezwaren slechts te wijzen: ik vind het jammer dat de behandeling van het wijsgerig leven in Italië, Spanje, Oost-Europa en Amerika niet vollediger en overzichtelijk is. Slechts een paar auteurs uit deze cultuurgebieden worden behandeld en dit laat natuurlijk niet toe te oordelen over de geestelijke tendensen in die landen. Ook zou ik een zelfstandige behandeling van het marxistische denken, dat toch in het Westen enkele degelijke vertegenwoordigers heeft, wenselijk hebben geacht. Doch wij laten alle detailcritiek opzij bij het beoordelen van een werk, dat van zoveel accurate eruditie getuigt. Naar inhoud en vorm verdient dit boek de meeste lof.

Hoogstaande journalistiek

Anton Van Duinkerken heeft in zijn journalistieke loopbaan als redacteur van De Tijd talrijke artikelen gewijd aan dichters uit het verleden n.a.v. herdenkingsdagen en boekbesprekingen. Deze artikelen waren steeds lezenswaard en vaak vond men er zelfs een of andere originele visie in op de behandelde figuur. Hij heeft uit deze journalistiek een boek samengesteld Beeldenspel van Nederlandse Dichters (Uitg. Spectrum). In de inleiding, waarin de schrijver zich wel wat onnodig-uitvoerig verontschuldigt om het vulgariserende gehalte van deze literatuurbeschouwingen, wordt met nadruk gezegd dat dit boekje niet voor vakkundigen is bestemd. En toch! Al is de zelfstandige betekenis van deze opstellen voor de studie inderdaad tamelijk gering en hoofdzakelijk van aanvullende aard, toch hebben zij voor de deskundigbelangstellende hun bekoring en af en toe hun nut. Niet enkel zijn deze bespiegelingen over meer dan dertig dichters van af Veldeke tot Rodenbach prettig geschreven en getuigen zij van frisse voorstellingskracht, ook treffen zij af en toe door scherpe opmerkingsgave die een typerend detail te voorschijn haalt en elders wel eens door een synthetische kijk. Men moet het ook Van Duinkerken als verdienste toerekenen dat hij aandacht vraagt voor minder gekende figuren als Mechtildis van Lom, Cath. Questiers, P. Nieuwland e.v.a. Kortom, dit is een boekje waarin niet enkel de leek maar ook de vakkundige wat leren kan, en waarin ieder lezer, die zich met de Nederlandse letterkunde inlaat, boeiende en aangename lectuur zal vinden.

Brieven over griekenland

Jos De Haes, die in zijn jongelingsjaren met gunstig gevolg de klassieke letteren studeerde aan de universiteit, heeft reeds menigmaal in zijn werk blijk gegeven van liefde en bewondering voor de Griekse literatuur. In zijn gedichten heeft hij sommige thema's van de Griekse oudheid persoonlijk bewerkt, en ook in zijn mooie vertalingen - o.m. van Pindaros - heeft hij zijn knappe en smaakvolle vertrouwdheid met de helleense lyriek overtuigend getoond. Sinds lang ‘das Land der Griechen mit der Seele suchend’, heeft hij eindelijk het ge-

[pagina 189]
[p. 189]

luk gekend in dit zalige land voet aan wal te zetten en het gelukkige resultaat van deze artistieke studiereis zijn de Reisbrieven uit Griekenland (Uitg. B.N.R.O., Brussel). Zij zijn een pittig geschreven verslag van zijn zwerftochten langs de meest bekende, oude én hedendaagse bezienswaardigheden van Athene, Delphi, Korinthe, enz., kortom de meest ‘klassieke’ plaatsen van het Griekse vasteland en de eilanden. Wie Jos De Haes kent weet genoeg dat men van hem geen duikeling in brede stromen van gevoelslyrisme moet verwachten. Hij vertelt rustig en zakelijk zijn belevingen met scherpe opmerkingszin voor de eigenaardigheden van volk en natuur. Ook waar hij staat voor kunstwerken en natuurtaferelen, die anderen kreten van ontroering zouden ontlokken, blijft zijn beheerste ontvankelijkheid zeer rustig. Nergens een orgeltoon, geen uitroepen en geen pedante uitweidingen, doch overal achter het rustige woord de waakzaamheid van scherpe opmerkingsgave en de innigheid van écht gevoel. Wie ooit Griekenland zag, zal in dit boek de vreugden der herinnering honderdmaal smaken, en wie nog steeds naar die paradijselijke aarde en hemel verlangt, zal door De Haes in zijn ‘Sehnsucht’ worden verhevigd.

A.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Albert Westerlinck

  • over Marcel Coole

  • over Karel van de Woestijne

  • over Paul van Ostaijen

  • over Anton van Duinkerken

  • over Jos de Haes


landen

  • over Spanje

  • over Griekenland