Fleisch und Blut von Handeln und Erleiden aufgewogen’; vervolgens Im Dickicht des Pelion, terwijl met Reise Ohne Heimkehr (Claassen-Verlag, Hamburg) de Hellas-trilogie werd afgesloten. Hoofdpersonen ervan zijn van meet af aan de schrijver zelf en zijn vriend Clemens, een Oostenrijker, die al jarenlang de beschaving op het continent is ontvlucht en tussen de eilanden van de Archipelagos het beroep van visser uitoefent. In de eerste twee delen halen beide vrienden metterdaad en in gesprekken hun hart op aan een avontuurlijk, vrij leven onder de azuren hemel, - in het derde deel valt over hun romantisch bestaan de slagschaduw van de naderende Tweede Wereldoorlog en rijpt in de schrijver het inzicht dat hij met het najagen van zijn romantische idealen niet verder komt in het aangezicht van een zich atomiserende, steeds onmenselijker wordende wereld en dat hij de positieve daad van een huwelijk en het stichten van een gezin met de vrouw, die hij intussen heeft lief gekregen, daar tegenover moet stellen. Zowel voor Clemens, die door de oorlog naar Klein-Azië verjaagd wordt waar hij zijn ongebonden leven hoopt te kunnen voortzetten, als voor de Ik-figuur, die naar de bedreigde, bewoonde wereld terugkeert om er zijn hoogst menselijke taak te aanvaarden, wordt deze Hellas-reis dus een Reise ohne Heimkehr.
Afgezien van enkele andere publikaties in boekvorm, waarvan vooral de aandacht zij gevestigd op zijn herscheppingen van Japanse en Chinese poëzie, die hij resp. onder de titels Wortblätter im Winde en Die Grossen Klagen des Thu-Fu (Schünemann, Bremen) in het licht gaf en die zich van alle andere soortgelijke prestaties opvallend gunstig onderscheiden, behoren de Waldregenworte (Diederichs, Düsseldorf) tot Helwigs merkwaardigste en waardevolste literaire voortbrengselen. Het zijn regels uit het dagboek van een zwerver en vagebond, die de halve wereld bereisde, gezeefd uit een oogst van jaren; vele ervan heeft Rilke zelfs al ter goedkeuring onder ogen gehad. De meeste dezer Waldregenworte zijn veeleer aan de Japanse aforistische poëzie der haikais herinnerde spreuken dan gedichten en strophen in de gebruikelijke zin, waarin de auteur in het reine tracht te komen met eigen gedachten, gevoelens en waarnemingen in een formulering die zich dikwijls met de feilloze zekerheid van een slaapwandelaar aan de grenzen van het onuitsprekelijke waagt, anderzijds ook graag de virtuositeit of de humor om hunszelfs wil tentoonspreidt. Maar het geheel is ongemeen fascinerend, ofschoon niet altijd even gemakkelijk toegankelijk. Behalve de eigenlijke Waldregenworte, waaraan het boekje zijn titel ontleent, bevat het z.g. Grottensprüche, die dichter bij de ‘werkelijkheid’ en onze tijd staan en wellicht daardoor niet de harde poëtische kern kregen als de Waldregenworte, die vrijwel stuk voor stuk aandoen als nieuwsoortige, nog onbekende parels, gevist uit een geheimzinnige diepzee.
Helwigs jongste prozawerk, een roman, Das Steppenverhör, die zojuist bij Diederichs in Düsseldorf verscheen, sluit in zijn probleemstelling ten nauwste aan bij het laatste deel van zijn Hellas-trilogie. Romantische verte-drang, de zucht naar een vrij en ongebonden leven zoals de auteur het zelf jaren lang