Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 103
(1958)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 627]
| |
Wat eenmaal burcht en boeman was
in wankele toren en puin.
Hoe sterk is een hart? Het wordt verrast
bij een scheepsfluit die door de nevel tast
of een vogel die trilt in een kruin.
De aken leggen een grillig spoor
in de stilte als van glas,
en het licht dat naar de middag wast
wordt van honing en ivoor.
Het kind dat langs de oever liep
draagt zijn lied naar een heuveltop.
Alleen de tunnels zijn zwart en diep
en eten de treinen op.
| |
VerkennenZie, wij ontwaken:
oliezon op het raam;
gij vindt een nieuwe naam
voor het licht dat wast aan de daken.
Ik tast naar de morgen,
bemin uw besterd gelaat
dat op de drempel staat
van spel en zorgen.
Doch de vierkante uren
staan hard aan de bedderand;
verdrietig verlies ik uw hand:
gij weet wat de dag kan duren.
Een landschap breekt open,
't dorp wordt weer clownerie
van gisteren. Ik lach, want ik zie
uw angst uit de kamer lopen.
|
|