facto worden sterkere hartstocht voor Hermine en tevens angst in hem wakker. Een tweede peripetie volgt spoedig, wanneer de boekhouder bij de geboorte van zijn derde kind onwillekeurig zijn secretaresse een kus geeft. Deze kus roept in beiden fellere hartstocht wakker, die hen opjaagt, verontrust, beschaamt, verwart. Tervaete voelt zich uit zijn strenge bestaansorde wegglijden naar een verbeeldingswereld van genot en angst; ook Hermine ontwaakt tot hartstocht en vrijheidsdrang. Spoedig zal een derde peripetie het innerlijk gebeuren naar het dramatische hoogtepunt der beslissing opjagen, wanneer mijnheer Armand Tervaete meedeelt dat hij hem naar een bureau te Antwerpen zal verplaatsen. Nu moet de boekhouder kiezen voor zijn liefde of ze verzaken. Doch hij kan niet kiezen. Enerzijds wil hij zich volledig uitleven met deze vrouw, anderzijds kan hij niet leven buiten de orde van de christelijke en streng burgerlijke moraal.
Zijn verplichting tot kiezen is des te dramatischer daar hij de genegenheid voor dat meisje aanvoelt als een inbreuk op een volstrekte orde, die hij nodig heeft om te leven, en als een zonde die Gods verschrikkelijke straf afdwingt. Tervaete is immers, zoals andere figuren van Duribreux, een hartstochtelijk man doch een angstmens, die nood heeft aan absolute zekerheden om te leven, en die ook op religieus gebied de idee van een meedoogloos straffende God nodig heeft om zich te verdedigen tegen eigen twijfel, angst, onmacht, wanhoop en levenswalg. Er is voor hem geen andere mogelijkheid dan keuze tussen volstrektheid of wanhoop, ijzeren strengheid of bederf. Duribreux gebruikt, na de derde peripetie, zeer handig een gesprek tussen Tervaete en diens jeugdvriend-priester om ons die ‘dwingende wezensgesteldheid’ (122) van zijn held duidelijk te maken. Daarnal zal Tervaete, ten prooi aan het innerlijk drama van zijn onontwijkbare keuze, op een avond naar zee vluchten en er de hele nacht langs het nachtelijk strand wandelen om zijn stormig zieleleven met de donkere en eindeloze zee te confronteren. Aan lezers van Duribreux zijn zulke gekwelde biechten en monologen van de mens die dwaalt langs het zeestrand niet onbekend. Magistraal - het woord is niet overdreven - evokeert hij hier eens te meer zijn beeld van de nachtelijke zee, een beeld van harde, koele, majestatische, meedogenloze grootheid, dat de ziel boven zichzelf verheft en haar loutering schenkt. Groots orakel, zonder mildheid!
De trefkracht van dit boek schuilt grotendeels in de beslissing waartoe Duribreux zijn personages leidt. Hij laat ze niet de weg van Phèdre kiezen, die tot zelfuitleving en zelfvernietiging leidt, en evenmin die van Titus en Bérénice die samen het glansrijke poëem van het volmaakte verzaken zingen, maar een onverwachte tussenweg: in gemeenschappelijk overleg zullen zij een paar dagen hun liefde uitleven en ze daarna vrijwillig vernietigen. Tervaete zal aldus een korte tijd volledig zichzelf zijn geweest en dan bewust Gods verschrikkelijke wraak op zich laden.
Reeds vóór hij die twee liefdedagen te Koksijde beleeft, maakt de angst zich van hem meester. Hij schijnt ook die liefdestonden niet te beleven als volledig mens maar als een soort schim die hij overbewust bekijkt, terwijl